ECLI:NL:RBROT:2022:7341

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 augustus 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
CIV-642207_11082022
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van minderjarigen met benoeming bijzondere curator

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 11 augustus 2022, wordt een verzoek behandeld van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht inzake de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De kinderen zijn onder toezicht gesteld vanwege ernstige zorgen over hun ontwikkeling en veiligheid, waarbij huiselijk geweld en seksueel overschrijdend gedrag door een meerderjarige broer een belangrijke rol spelen. De ouders zijn niet in staat gebleken om de nodige veiligheid en zorg te bieden, wat heeft geleid tot de beslissing om de kinderen uit huis te plaatsen.

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] tot aan haar meerderjarigheid en van [naam kind 2] voor de duur van twaalf maanden, evenals een machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van zes maanden. Tijdens de zitting is gebleken dat de ouders de situatie begrijpen, maar dat er nog veel onduidelijkheid is over de veiligheid in de thuissituatie. De kinderrechter heeft besloten om de kinderen onder toezicht te stellen en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, met de nadruk op het belang van de kinderen en hun ontwikkeling.

De kinderrechter heeft ook een bijzondere curator benoemd om de belangen van de kinderen te behartigen, gezien de tegenstrijdige belangen tussen de ouders en de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een evaluatiemoment gepland om de situatie na drie maanden opnieuw te beoordelen. De kinderrechter heeft benadrukt dat de ouders hulp moeten zoeken voor hun eigen problematiek en dat er stappen gezet moeten worden om de veiligheid en het welzijn van de kinderen te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/642207 / JE RK 22-1776
Datum uitspraak: 11 augustus 2022
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind 1],

geboren op [geboortedatum kind 1] 2005 te [geboorteplaats kind 1], hierna te noemen: [naam kind 1],

[naam kind 2],

geboren op [geboortedatum kind 2] 2008 te [geboorteplaats kind 2], hierna te noemen: [naam kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader],

[naam curator],

hierna te noemen: de bijzondere curator, kantoorhoudende te [plaatsnaam].

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 27 juli 2022, ingekomen bij de griffie
op diezelfde datum;
- het rapport van de Raad van 21 juli 2022, ingekomen bij de griffie op 4 augustus 2022;
- de briefrapportage van de bijzondere curator van 10 augustus 2022, ingekomen bij de
griffie op diezelfde datum.
Op 11 augustus 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de ouders;
- de bijzondere curator;
- [naam 1] namens de Raad;
- [naam 2] namens de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam
Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI.
[naam kind 1] en [naam kind 2] zijn voorafgaand aan de zitting, ieder afzonderlijk van elkaar, telefonisch gehoord.
Aangezien de vader de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Arabische (Marokkaanse) taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam 3], tolk in de Arabische (Marokkaanse) taal.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgevoerd door de ouders.
[naam kind 1] en [naam kind 2] verblijven in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder op een geheime locatie.
Bij beschikking van 1 juni 2022 zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] voorlopig onder toezicht gesteld tot
1 september 2022. Ook is bij die beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend, met ingang van
1 juni 2022 voor de duur van vier weken.
Bij beschikking van 8 juni 2022 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 1 september 2022.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] tot aan de datum waarop [naam kind 1] meerderjarig wordt - dus tot [geboortedatum kind 1] 2023 - en de ondertoezichtstelling van [naam kind 2] voor de duur van twaalf maanden. Tevens wordt de uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] verzocht voor de duur van zes maanden in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Ter zitting heeft de Raad zijn verzoek gewijzigd, in die zin dat de Raad thans verzoekt om de machtiging uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] voor vier of vijf maanden toe te wijzen en het overig verzochte af te wijzen.
[naam kind 1] en [naam kind 2] worden nog ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. Er zijn zorgen over de opvoedingssituatie, waarin huiselijk geweld en seksueel overschrijdend gedrag heeft plaatsgehad door hun meerderjarige broer [naam 4]. De ouders zijn onmachtig om goede keuzes voor hun dochters te maken. Zowel [naam kind 1] als [naam kind 2] hebben het gevoel dat er niet naar hen wordt geluisterd. Uit de briefrapportage van de bijzondere curator blijkt dat [naam kind 1] en [naam kind 2] op 19 augustus 2022 in de regio Rotterdam geplaatst kunnen worden. De Raad was hier niet eerder van op de hoogte. In de afgelopen periode zijn wel degelijk stappen in de goede richting gezet. De Raad is echter van mening dat een plaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] bij de ouders op dit moment nog niet haalbaar is. Om het perspectief te bepalen en de veiligheid te waarborgen, acht de Raad een uithuisplaatsing van minstens drie maanden noodzakelijk. [naam kind 1] en [naam kind 2] hebben bovendien tijd nodig om te wennen aan de andere opvang en de nieuwe school. Vanuit de opvang is systeemtherapie opgestart. In de komende periode wordt bekeken wie bij het gezinssysteem wordt betrokken. Zo is het vanwege conflicten in de familie niet duidelijk of er een rol voor de tante van moederszijde is weggelegd. Een toetsmoment in de vorm van een zitting vindt de Raad niet zinvol. Dit geeft alleen maar verwachtingen die niet waargemaakt kunnen worden. De Raad stelt voor om na drie maanden een groot overleg met alle betrokkenen in te plannen, waarbij een evaluatie plaats zal vinden. Wel kan in de tussenliggende periode worden onderzocht of [naam kind 1] en [naam kind 2] met verlof naar huis kunnen gaan.

Het standpunt van de GI

De GI heeft kenbaar gemaakt dat zij zich grotendeels aansluit bij het verzoek van de Raad. De GI heeft de sterke voorkeur om de duur van de uithuisplaatsing niet te verkorten en de machtiging op zes maanden te houden. Dit betekent echter niet dat nu al vast staat dat [naam kind 1] en [naam kind 2] de komende zes maanden in de opvang moeten verblijven. Na drie maanden kan een evaluatiemoment worden gepland, waar [naam kind 1] en [naam kind 2] bij aanwezig kunnen zijn.
Vanuit de GI is er geen vaste contactpersoon. Er is een open team dat zaken in gang kan zetten. Er wordt veel van het gezinssysteem gevraagd. De GI heeft tijd nodig om te onderzoeken wat nodig is om - met een geleidelijke overgang - een eventuele thuisplaatsing of een plaatsing bij de tante mogelijk te maken. Zolang [naam 4] niet langdurig het huis uit gaat, kunnen [naam kind 1] en [naam kind 2] niet thuis geplaatst worden. Ook kunnen zij niet bij de tante wonen zolang de ruzie tussen de moeder en de tante voortduurt. Daarnaast kan de GI de moeder niet dwingen om behandeling te volgen voor haar eigen problematiek. Het is goed als de moeder hierin op eigen initiatief stappen kan zetten.

Het standpunt van de ouders

De ouders begrijpen het verzoek van de Raad en menen dat [naam kind 1] en [naam kind 2] nu nog niet naar huis kunnen. De moeder heeft kenbaar gemaakt dat het Crisisinterventieteam (CIT) de ouders voorlopig heeft afgeraden om zelf met [naam 4] in gesprek te gaan. [naam 4] stond destijds niet open voor gesprekken met Veilig Thuis, maar hij is bereid om systeemgesprekken te voeren. Ook maakt hij plannen om het huis uit te gaan. De moeder richt zich nu voornamelijk op haar kinderen. Zij is bereid om met de tante in gesprek te gaan, maar dan pas aan het einde van het traject. De moeder gaat op korte termijn op zoek naar een therapeut voor haar eigen problematiek. De vader helpt de moeder waar nodig bij de opvoeding van de kinderen.

Het standpunt van de bijzondere curator

De bijzondere curator heeft ingestemd met het verzoek tot ondertoezichtstelling. Wel verzoekt de bijzondere curator de duur van de machtiging uithuisplaatsing te beperken tot drie maanden. Het overig verzochte kan dan worden aangehouden tot een nadere zitting.
Vooral [naam kind 2] heeft het erg moeilijk in de opvang. Zij was in tranen. Een zitting zou [naam kind 1] en [naam kind 2] het gevoel geven dat er naar hen wordt geluisterd, terwijl een evaluatiemoment hen niet zoveel zegt. Volgens de bijzondere curator is een plaatsing op een neutrale plek, in de regio, voor dit moment het meest passend. Van hieruit kan het perspectief worden bepaald. [naam kind 1] heeft de voorkeur voor begeleid wonen of een kamertraining. Daarnaast kan worden bekeken of er omgang en verlof, bij de ouders en de tante, plaats kan vinden. Er dient in ieder geval een veiligheidsplan opgemaakt te worden voor verlof bij de ouders. Ook dient er onderzoek naar de achtergrond van de tante plaats te vinden.
Het is fijn dat het open team van de GI allerlei zaken kan regelen. Dit zegt [naam kind 1] en [naam kind 2] echter niet zo veel. Voor praktische zaken zoeken zij contact met de bijzondere curator. Het is daarom belangrijk dat de bijzondere curator als vertrouwenspersoon bij [naam kind 1] en [naam kind 2] betrokken blijft, voor zover zij hier behoefte aan hebben.

De beoordeling

Op grond van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [naam kind 1] en [naam kind 2] nog ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Er zijn zorgen over de emotionele ontwikkeling en over de fysieke veiligheid in de thuissituatie. [naam kind 1] en [naam kind 2] zijn blootgesteld aan huiselijk geweld en seksueel overschrijdend gedrag door hun meerderjarige broer [naam 4]. Hoewel beide ouders betrokken zijn, waren zij niet in staat om [naam kind 1] en [naam kind 2] de veiligheid te bieden die zij nodig hebben. De moeder lijkt er in de dagelijkse zorg en opvoeding van de kinderen alleen voor te staan. Daarnaast kampt de moeder met persoonlijke problematiek en draagt zij de zorg voor haar eigen moeder. Bovendien is er binnen de familie sprake van veel onenigheid en onderlinge ruzies.
[naam kind 1] en [naam kind 2] voelen zich niet gehoord en gesteund door hun ouders. Door wat zij allemaal hebben meegemaakt, is hun vertrouwen in de ouders geschaad. Uiteindelijk is de situatie dusdanig geëscaleerd dat [naam kind 1] en [naam kind 2] uit huis zijn geplaatst. Het is begrijpelijk dat de ouders hun zoon niet volledig willen afvallen. Dit maakt de situatie voor [naam kind 1] en [naam kind 2] echter lastig. Daarbij komt dat [naam kind 1] en [naam kind 2] een goede relatie met hun tante hebben, maar zij van hun ouders niet met haar mogen omgaan.
Gelet op dit alles is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De ouders weerspreken dit ook niet. Het is positief dat de ouders op een lijn zitten voor wat de opvoeding en verzorging betreft en dat de vader zegt de moeder te ondersteunen. De ouders willen zich inzetten voor [naam kind 1] en [naam kind 2] en lijken open te staan voor hulpverlening.
Het is van belang dat er in de komende tijd meer zicht komt op de situatie binnen het gezin en - vervolgens - in de familie, om de onderlinge verhoudingen in kaart te brengen. De GI voert de regie en zal monitoren of de ingezette hulpverlening, in de vorm van systeemtherapie, toereikend is. De moeder dient hulpverlening voor haar eigen problematiek op te starten. Niet alleen voor eigen welbevinden, maar ook om haar draagkracht te vergroten, zodat zij aan de (emotionele) behoeften van [naam kind 1] en [naam kind 2] kan voldoen. Van de vader wordt verwacht dat hij de moeder hierin ondersteunt en dat hij bijdraagt aan het creëren van een veilige opvoedomgeving.
Om de hulpverlening te waarborgen, zal de kinderrechter [naam kind 1] onder toezicht stellen tot aan de datum waarop zij meerderjarig wordt - dus tot [geboortedatum kind 1] 2023 - en [naam kind 2] voor de duur van twaalf maanden.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW. Nu er nog veel onduidelijk is over de veiligheid in de thuissituatie is de kinderrechter van oordeel dat een thuisplaatsing op dit moment nog niet haalbaar is. In de komende periode, namelijk de periode van drie maanden, dient het perspectief van [naam kind 1] en [naam kind 2] worden bepaald. Bij een thuisplaatsing dienen duidelijke voorwaarden en een veiligheidsplan opgesteld te worden. Ook kan het netwerk, zoals eventueel ook de tante, worden betrokken. Van de moeder wordt verwacht dat zij - in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] - het gesprek aangaat met de tante ([naam 5]) en de ruzie probeert bij te leggen, eventueel onder begeleiding van een onafhankelijke derde.
Een nieuwe zitting over drie maanden maakt naar alle waarschijnlijkheid de verwachtingen van [naam kind 1] en [naam kind 2] niet waar en kan alleen maar tot teleurstelling leiden. De kinderrechter dringt er bij de GI op aan dat zij, zoals besproken, over drie maanden een evaluatiegesprek organiseert, waarbij alle betrokkenen, ook [naam kind 1] en [naam kind 2], aanwezig kunnen zijn. Dan kan worden bepaald wat het toekomstperspectief is en welke vervolgstappen in dat kader genomen moeten worden.
Beide kinderen verhuizen op 19 augustus 2022 naar de regio Rotterdam. Zij zullen in deze regio vervolgens ook weer naar school gaan. In de komende periode kunnen mogelijkheden voor omgang en verlof bij de ouders en de tante worden onderzocht. Gelet op dit alles acht de kinderrechter een machtiging uithuisplaatsing voor de duur van vijf maanden noodzakelijk. Het overig verzochte zal worden afgewezen.
lngevolge artikel 1 :250 BW kan de kinderrechter, wanneer in
aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige de belangen van de met het gezag belaste ouder of een van hen in strijd zijn met die van de minderjarige, ambtshalve een bijzondere curator benoemen om de minderjarige ter zake zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen, indien dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk wordt geacht.
Naar het oordeel van de kinderrechter bestaat er nog steeds een situatie van tegenstrijdige belangen tussen [naam kind 1] en [naam kind 2] en de ouders. De kinderrechter ziet daarom aanleiding om opnieuw - ambtshalve - [naam curator] als bijzondere curator te benoemen, met als opdracht:
- de belangen van [naam kind 1] en [naam kind 2] te behartigen op het gebied van hun verzorging en opvoeding en hen daarbij in en buiten rechte te vertegenwoordigen;
- daarbij al het nodige te doen wat verder in het belang is van [naam kind 1] en [naam kind 2], waaronder het zo veel mogelijk optreden als contactpersoon en zich - binnen de mogelijkheden en de grenzen van de rol van de bijzondere curator - inzetten voor het (laten) regelen van praktische zaken voor [naam kind 1] en [naam kind 2].
Mr. Van Pelt heeft zich ter zitting bereid verklaard om opnieuw de benoeming tot bijzondere curator te aanvaarden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind 1] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 11 augustus 2022 tot 1 augustus 2023;
stelt [naam kind 2] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 11 augustus 2022 tot 11 augustus 2023;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 11 augustus 2022 tot 11 januari 2023;
benoemt
opnieuwtot bijzondere curator teneinde [naam kind 1] en [naam kind 2] in en buiten rechte te vertegenwoordigen:
[naam curator], kantoorhoudende te [adres];
verzoekt de bijzondere curator daarnaast al datgene te doen en kenbaar te maken wat zij in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] nodig acht;
bepaalt dat de benoeming tot bijzondere curator geldt tot en met de einddatum van de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2];
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2022 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.A. den Hartog, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 19 augustus 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.