In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 14 juni 2022 een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van zes maanden, alsook een verzoek tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening voor drie maanden. De aanleiding voor deze verzoeken was de zorg om het welzijn van [naam kind] en de moeder, die sinds 2 mei 2022 vermist waren en in een zorgwekkende situatie waren aangetroffen. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder niet aanwezig was.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [naam kind] door de moeder wordt uitgeoefend en dat [naam kind] bij haar woont. De Raad heeft zorgen geuit over de situatie van de moeder en [naam kind], vooral gezien het feit dat zij in een auto zonder kinderstoel en met een sterke wietlucht zijn aangetroffen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er voldoende redenen zijn om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing te rechtvaardigen, gezien de onduidelijkheid over de verblijfplaats van de moeder en de zorgen over het welzijn van [naam kind].
De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De ondertoezichtstelling is vastgesteld voor de duur van zes maanden en de machtiging tot uithuisplaatsing voor drie maanden. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.