In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 juli 2022 een beschikking gegeven tot ondertoezichtstelling van drie minderjarige kinderen, [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3], voor de duur van twaalf maanden. De ondertoezichtstelling is aangevraagd door de Raad voor de Kinderbescherming vanwege zorgen over een instabiele en onveilige opvoedsituatie. De moeder van de kinderen, die bij haar wonen, heeft in het verleden problemen gehad met de opvoeding en is in april 2022 aangehouden op Schiphol wegens drugssmokkel. Dit heeft geleid tot ernstige zorgen over haar vermogen om voor de kinderen te zorgen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder niet altijd de juiste keuzes heeft gemaakt in het belang van haar kinderen en dat er een risico bestaat dat zij, door mogelijke detentie, niet in staat zal zijn om voor hen te zorgen. De Raad heeft aangegeven dat de kinderen een achterstand vertonen in hun ontwikkeling en dat er zorgen zijn over hun cognitieve vaardigheden en schoolverzuim. De moeder heeft weliswaar hulpverlening ontvangen en is actief bezig met het verbeteren van haar situatie, maar de kinderrechter oordeelt dat er een onafhankelijke derde nodig is om de belangen van de kinderen te waarborgen.
De kinderrechter heeft op basis van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek geoordeeld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van de kinderen te beschermen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoekers of andere belanghebbenden.