ECLI:NL:RBROT:2022:7407
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in verplichtingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 juli 2022 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares. De rechtbank oordeelde dat de schuldenares, ondanks verschillende kansen, niet heeft voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). De bewindvoerder had de rechter-commissaris verzocht om de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen, omdat de schuldenares tekort was geschoten in de nakoming van zowel de sollicitatieverplichting als de informatieverplichting. Tijdens de zittingen op 28 april en 7 juli 2022 werd duidelijk dat de schuldenares niet voldoende had gesolliciteerd en dat er nieuwe schulden waren ontstaan, waaronder een schuld aan het Zilveren Kruis.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares in de periode van oktober 2021 tot mei 2022 niet aan de sollicitatieverplichting heeft voldaan, wat resulteerde in een tekortkoming van zes maanden. Ondanks dat de schuldenares aangaf dat zij zich beter zou inspannen, bleek uit de stukken dat zij niet de vereiste sollicitaties had aangeleverd. De rechtbank concludeerde dat de schuldenares niet in staat was om aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling te voldoen zonder hulp, en dat haar houding niet saneringsgezind was. De rechtbank heeft daarom besloten de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid, onder c en e, van de Faillissementswet.
De rechtbank heeft tevens het salaris van de bewindvoerder vastgesteld, maar er bleek geen baten beschikbaar te zijn om vorderingen te voldoen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.