ECLI:NL:RBROT:2022:7407

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
20/939
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in verplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 juli 2022 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares. De rechtbank oordeelde dat de schuldenares, ondanks verschillende kansen, niet heeft voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). De bewindvoerder had de rechter-commissaris verzocht om de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen, omdat de schuldenares tekort was geschoten in de nakoming van zowel de sollicitatieverplichting als de informatieverplichting. Tijdens de zittingen op 28 april en 7 juli 2022 werd duidelijk dat de schuldenares niet voldoende had gesolliciteerd en dat er nieuwe schulden waren ontstaan, waaronder een schuld aan het Zilveren Kruis.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares in de periode van oktober 2021 tot mei 2022 niet aan de sollicitatieverplichting heeft voldaan, wat resulteerde in een tekortkoming van zes maanden. Ondanks dat de schuldenares aangaf dat zij zich beter zou inspannen, bleek uit de stukken dat zij niet de vereiste sollicitaties had aangeleverd. De rechtbank concludeerde dat de schuldenares niet in staat was om aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling te voldoen zonder hulp, en dat haar houding niet saneringsgezind was. De rechtbank heeft daarom besloten de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid, onder c en e, van de Faillissementswet.

De rechtbank heeft tevens het salaris van de bewindvoerder vastgesteld, maar er bleek geen baten beschikbaar te zijn om vorderingen te voldoen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 14 juli 2022
Bij vonnis van deze rechtbank van 19 augustus 2020 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenares],
[adres]
[postcode] [woonplaats] ,
schuldenares,
bewindvoerder: R.I. de Jong.

1..De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 21 maart 2022 met dit verzoek ingestemd.
De bewindvoerder, schuldenares en haar advocaat, mw. mr. I.B. Jansen, zijn gehoord ter terechtzitting van 28 april 2022. De zitting is aangehouden.
De rechtbank heeft partijen op 28 april 2022 een brief doen toekomen met daarin de ter zitting gemaakte afspraken.
De bewindvoerder heeft op 23 en 25 mei 2022 een stand van zaken aan de rechtbank doen toekomen.
De advocaat van schuldenares heeft op 8 juni 2022 gereageerd op de stand van zaken van de bewindvoerder van 23 mei 2022.
De rechtbank heeft de voortgang van de zitting bepaald op 7 juli 2022.
De bewindvoerder, schuldenares en haar advocaat zijn gehoord ter terechtzitting van 7 juli 2022.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..De standpunten

Als grond voor de voordracht heeft de bewindvoerder aangevoerd dat schuldenares tekort is geschoten in de nakoming van de sollicitatieverplichting en de informatieverplichting. Daarnaast heeft schuldenares een nieuwe schuld bij het Zilveren Kruis laten ontstaan van
€ 188,98 inzake de premie- en zorgkosten over de periode mei t/m juni 2021.
Ter zitting van 28 april 2022 is afgesproken dat schuldenares de ontbrekende stukken aanlevert, waaronder de sollicitaties vanaf oktober 2021 en gegevens met betrekking tot de huidige medische situatie. Als schuldenares van mening is dat zij arbeidsongeschikt is, moet zij dit met stukken onderbouwen. Daarnaast moet schuldenares informatie aanleveren over de nieuwe schuld aan het Zilveren Kruis.
Uit de stand van zaken van de bewindvoerder van 23 mei 2022 blijkt dat schuldenares inmiddels de ontbrekende stukken heeft aangeleverd, waardoor zij thans haar informatieverplichting nakomt. De schuld aan het Zilveren Kruis is echter opgelopen tot een bedrag van € 335,77. Zij zal dit kunnen voldoen met een terugbetaling van Ziggo van
€ 315,63. Daarnaast voldoet schuldenares niet aan haar sollicitatieverplichting. Schuldenares solliciteert immers niet volgens de regels van de wettelijke schuldsaneringsregeling Over de periode 21 oktober 2021 tot en met mei 2022 is daarom een tekortkoming van 6 maanden ontstaan. Schuldenares stuurt slechts de vacaturenaam/functienaam en een ontvangstbevestiging. De bewindvoerder mist de vacature tekst en een gemotiveerde sollicitatiebrief. Daarnaast heeft de bewindvoerder op 25 mei 2022 een e-mail van schuldenares aan de rechtbank doen toekomen, waarin zij zegt dat zij nooit heeft verklaard arbeidsongeschikt te zijn en dat zij hier dus ook geen bewijzen van kan overleggen.
De advocaat van schuldenares geeft in haar reactie van 8 juni 2022 aan dat schuldenares beseft dat zij verplicht was en is om viermaal per maand te solliciteren en daarvan bewijs te overleggen. Schuldenares beseft dat zij dit onvoldoende en onvoldoende aantoonbaar heeft gedaan. Schuldenares heeft vanaf maart 2022 weer vier sollicitaties per maand verricht. Schuldenares is nu goed op de hoogte van wat er van haar verwacht wordt om de sollicitatieverplichting na te komen en zij zal zich hier in het vervolg aan houden. Daarnaast heeft schuldenares de nieuwe schuld aan het Zilveren Kruis nog niet voldaan, omdat Ziggo de teruggave in mindering wilde brengen op toekomstige facturen. Schuldenares heeft haar abonnement bij Ziggo beëindigd en Ziggo heeft toegezegd de teruggave zo spoedig mogelijk aan haar over te zullen maken. Zodra dit is gebeurd zal schuldenares direct de schuld aan Zilveren Kruis aflossen.
Ter zitting van 7 juli 2022 heeft de bewindvoerder verklaard dat schuldenares in de maanden april en juni 2022 wederom niet voldoende heeft gesolliciteerd. De bewindvoerder heeft voorts verklaard dat schuldenares gedurende de gehele regeling een niet saneringsgezinde houding heeft gehad, ook bij de vorige bewindvoerder niet. Op herhaaldelijke verzoeken tot overleggen van sollicitatiebewijzen werd al na een half jaar als commentaar op het tweede verslag door verzoekster gegeven dat er zonder juiste vooropleiding geen baan kon worden gevonden en daarom ook geen geld voor de schuldeisers kon worden gegenereerd. Bij het verhoor van 24 juni 2021 is een keuring gelast. Het heeft maanden geduurd voordat schuldenares op de keuring verscheen. Ondanks de beoordeling van arbeidsgeschiktheid met beperkingen heeft schuldenares niet, althans onvoldoende gesolliciteerd. De bewindvoerder verwijst ook naar het emailbericht van schuldenares die de bewindvoerder op 25 juni 2022 aan de rechtbank heeft doorgestuurd. Daaruit blijkt niet van een saneringsgezinde houding, aldus de bewindvoerder.
De bewindvoerder handhaaft zijn standpunt tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder schone lei.
Schuldenares heeft ter zitting verklaard dat zij het moeilijk vindt om zich aan de regels van de schuldsanering te houden, omdat zij van mening is dat haar schuldenlast onterecht is. Schuldenares heeft wel verklaard dat zij de schuldsaneringsregeling wenst voort te zetten en dat zij een gesprek heeft met haar werkconsulent. Schuldenares gaat er vanuit dat de nakoming van haar sollicitatieplicht met behulp van de werkconsulent wel moet lukken. Haar advocaat heeft namens schuldenares verklaard dat schuldenares wel saneringsgezind is, maar een zogenaamde ‘niet-kunner’ is. Schuldenares vraagt wel hulp, maar halverwege blokkeert ze omdat ze haar schuldenlast als onterecht beschouwt.

3..De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 31.407,50 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen bovenmatige nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen.
De rechtbank oordeelt dat schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen en overweegt daartoe als volgt.
Schuldenares is tekortgeschoten in de nakoming van de sollicitatieverplichting. Er is sprake van een tekortkoming van 6 maanden. Ook na de zitting van 28 april 2022 heeft schuldenares onvoldoende gesolliciteerd, terwijl schuldenares wederom een kans is geboden en in uitdrukkelijke overweging is gegeven om hulp te zoeken. Zo heeft schuldenares over de maand juni 2022 slechts één sollicitatie aangeleverd. Deze sollicitatie is bovendien onvoldoende gemotiveerd. Het betreft slechts een ongedateerde screenshot zonder motivatie of vacaturetekst. Bovendien heeft schuldenares de nieuwe schuld aan Zilveren Kruis van
€ 335,77 nog niet voldaan.
Schuldenares heeft ter zitting verklaard dat zij het moeilijk vindt de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen, omdat zij van mening is dat haar schuldenlast onterecht is. De rechtbank acht het van belang dat schuldenares hulp zoekt onder meer bij de psychische belemmeringen die zij ervaart bij het doorlopen van de regeling. De bejeging van de bewindvoerder door schuldenares in haar emailbericht dat op 25 juni 2022 aan de rechtbank is doorgestuurd geeft blijk van een niet saneringsgezinde houding of een onvermogen om zich aan de regeling te houden en de positie van de bewindvoerder te begrijpen. Uit het verloop van de regeling en hetgeen schuldenares ter zitting verklaard heeft, acht de rechtbank het onaannemelijk dat schuldenares in staat is om zonder hulp aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling te voldoen. De rechtbank neemt ten aanzien hiervan mee dat de rechter-commissaris tijdens het verhoor van 24 juni 2021 heeft geadviseerd om medische en financiële hulp in te schakelen, bijvoorbeeld door middel van beschermingsbewind. Schuldenares heeft destijds aangegeven dat zij geen beschermingsbewind wil. Schuldenares heeft wel een advocaat ingeschakeld voor de zitting van 28 april 2022, hetgeen de rechtbank aanvankelijk opvatte als een stap in de goede richting en schuldenares nog een kans heeft geboden. Deze kans heeft schuldenares niet benut.
Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenares niet te verwijten zijn, is onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat schuldenares, in elk geval na het verhoor door de rechter-commissaris op 24 juni 2021, van de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling goed op de hoogte moet zijn geweest.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c en e, Faillissementswet (hierna: Fw).
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt vast dat er geen baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom geen sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.

4..De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 2.765,15;
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.