ECLI:NL:RBROT:2022:7421
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in informatie- en sollicitatieplicht
Op 14 juli 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/889, waarbij de toepassing van de schuldsaneringsregeling voor de schuldenares, [schuldenares], werd beëindigd. De bewindvoerder, S.A.M. Koppelman, had de rechter-commissaris verzocht om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, omdat de schuldenares zich niet aan haar verplichtingen had gehouden. Tijdens de zitting op 7 juli 2022 was de schuldenares niet verschenen, ondanks dat zij daartoe was opgeroepen. De bewindvoerder meldde dat de schuldenares niet de benodigde informatie had aangeleverd en dat er minimaal 36 sollicitatiebewijzen ontbraken, wat haar verplichtingen onder de regeling in gevaar bracht.
De rechtbank oordeelde dat de schuldenares toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van haar informatie- en sollicitatieverplichtingen. De rechtbank benadrukte dat de schuldsaneringsregeling bedoeld is om schuldenaren de kans te geven om na drie jaar een schone lei te verkrijgen, maar dat hieraan strikte verplichtingen zijn verbonden. De schuldenares had aangegeven dat zij de regeling te stressvol vond en niet langer aan de verplichtingen wilde voldoen. Dit werd bevestigd door haar afwezigheid bij de zittingen en haar verzoek om de regeling te beëindigen.
De rechtbank besloot de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid, onder c, e en g, van de Faillissementswet. Tevens werd het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 2.038,96, inclusief onkosten en omzetbelasting. De rechtbank concludeerde dat er geen baten beschikbaar waren om vorderingen te voldoen, waardoor er geen sprake was van een faillissement van rechtswege. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, in aanwezigheid van mr. N.A. Masrom, griffier.