ECLI:NL:RBROT:2022:7449

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 september 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
10-113225-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van eendaadse samenloop van poging tot doodslag en voorhanden hebben van een mes

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 2 september 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag en het voorhanden hebben van een mes. De verdachte heeft op 5 mei 2022 in een metrowagon te Capelle aan den IJssel het slachtoffer met een mes aangevallen, waarbij het slachtoffer verwondingen aan de hals en handen opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door zijn handelen de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard, wat heeft geleid tot de bewezenverklaring van poging tot doodslag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook een maatregel tot beperking van de vrijheid opgelegd voor de duur van 3 jaar, met dadelijke uitvoerbaarheid. De zaak heeft grote impact gehad op het slachtoffer en heeft geleid tot gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-113225-22
Datum uitspraak: 2 september 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
Penitentiaire Inrichting [adres],
raadsman mr. V.S.J. Chorus, advocaat te Nuth.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 augustus 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. D. van Zetten, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 (impliciet) primair ten laste gelegde (poging doodslag) en het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar met als bijzondere voorwaarden de verplichting zich bij de reclassering te melden, een behandel- en begeleidingsverplichting, begeleid wonen, een alcohol- en drugsverbod en een locatie- en contactverbod;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, voor de duur van 3 jaar, inhoudende een contactverbod met de aangeefster [naam aangeefster] (geboren op [geboortedatum aangeefster] te [geboorteplaats aangeefster]) en een locatieverbod voor de gehele provincie Zuid-Holland, met toepassing van (telkens) 1 week hechtenis bij overtreding van dat verbod met een maximum van 6 maanden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 2
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde poging tot doodslag wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe heeft hij – kort gezegd – het volgende aangevoerd.
De verklaringen die zich in het dossier bevinden zijn onbetrouwbaar, waaronder de verklaring van de aangeefster [naam aangeefster] (hierna: de aangeefster). Volgens de verklaring die zij in een andere strafzaak tegen de verdachte bij de rechter-commissaris heeft afgelegd, heeft zij in die zaak bij de politie een onjuiste verklaring afgelegd. Niet kan worden uitgesloten dat de aangeefster ook in de deze strafzaak een onjuiste verklaring heeft afgelegd of zaken heeft aangedikt.
Ook de verklaringen van getuige [naam getuige] en getuige nummer [nummer] komen niet overeen met de camerabeelden. Het slaan is niet te zien, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Op de camerabeelden die zich in het dossier bevinden is evenmin te zien dat de verdachte in de nek of hals van de aangeefster steekt of snijdt. Het is onduidelijk hoe de wond in haar nek is veroorzaakt. Uit de medische stukken kan ook niet worden afgeleid dat de verwonding in de nek van de aangeefster een steek- of snijwond betreft. Een zogenaamde laceratie betekent een scheuring van het weefsel, hetgeen ook op een schaafwond of een wond veroorzaakt door een nagel of ander voorwerp kan duiden. Ook van het steken in de nek of hals moet de verdachte worden vrijgesproken.
Wel is op de camerabeelden te zien dat de aangeefster naar het mes grijpt en deze probeert af te pakken. Hierdoor heeft zij de snijwonden aan haar handen opgelopen. Ook is op de camerabeelden te zien dat de verdachte meermaals in de gelegenheid was de aangeefster neer te steken. Het is veelzeggend dat de aangeefster geen duidelijke steekwonden in haar lichaam heeft opgelopen. De verdachte had geen (voorwaardelijk) opzet op de dood van de aangeefster. Ten aanzien van de snijwonden aan de handen geldt dat dit geen vitale lichaamsdelen zijn en niet kan worden vastgesteld dat de verdachte met kracht heeft gesneden of gestoken in de handen. Ten aanzien van de verwonding aan de hals geldt subsidiair dat – indien al wordt uitgegaan van een snij- of steekwond – evenmin dat met zodanige kracht is gesneden of gestoken dat sprake is geweest van de aanmerkelijke kans op de dood.
4.2.2.
Beoordeling
Vaststaat dat de verdachte op 5 mei 2022 omstreeks 21:00 uur in een metrowagon ter hoogte van metrostation Slotlaan in Capelle aan den IJssel een mondelinge en fysieke ruzie heeft gehad met de aangeefster en dat daarbij een mes in het spel is geweest. Het lemmet van dat mes had een lengte van ruim vijftien centimeter.
De aangeefster heeft over het incident verklaard dat zij en de verdachte tijdens een worsteling op de grond terecht zijn gekomen en dat zij heeft gezien en gevoeld dat de verdachte haar met het mes probeerde te steken. Zij heeft dat gevoeld, doordat hij met het mes tegen haar keel kwam en daar probeerde te snijden. Zij heeft op die plaats een wond zitten, aldus de aangeefster. Ook heeft de aangeefster verklaard dat zij verschillende snijwonden op haar handen heeft, omdat zij zich tegen het mes heeft verweerd.
Uit de FARR-rapportage van 18 augustus 2022 blijkt dat de aangeefster aan de voorzijde van de hals, net onder het strottenhoofd, een winkelhaakvormige verwonding van circa één centimeter groot heeft opgelopen, waarbij het onderhuidse vetweefsel zichtbaar was, en dat zij daarnaast meerdere verwondingen heeft opgelopen aan haar handen.
Op camerabeelden in de metro is te zien dat de verdachte en het slachtoffer samen ten val komen, dat de verdachte een zwart, op een mes gelijkend voorwerp, in zijn rechterhand heeft en dat hij deze hand diverse malen in de richting van het hoofd en de nek van de aangeefster probeert te krijgen.
Hiertegenover staat de verklaring van de verdachte inhoudende dat hij de aangeefster niet met een mes heeft gestoken.
De verklaring van de aangeefster wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier, namelijk het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden worden beschreven en de medische verklaring inzake de verwondingen van de aangeefster. De rechtbank heeft gelet daarop geen reden om aan de betrouwbaarheid van haar verklaring te twijfelen, terwijl de verklaring van de verdachte geen steun vindt in het strafdossier. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de verdachte met een mes meermaals in de richting van het hoofd, de nek en de hals van de aangeefster heeft gestoken dan wel in haar hals heeft gesneden. Uiteindelijk heeft de verdachte daadwerkelijk in de hals gestoken dan wel gesneden en haar handen geraakt terwijl zij zich afweerde.
Het steken dan wel snijden in de hals is naar het oordeel van de rechtbank naar zijn aard gericht op en geschikt tot het toebrengen van dodelijk letsel. De hals betreft immers een kwetsbaar en vitaal lichaamsdeel waarin zich onder meer de luchtpijp en slagaderen bevinden. In tegenstelling tot wat de verdediging heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat door zo te handelen de verdachte (op zijn minst) bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij de aangeefster dodelijk letsel zou toebrengen en zich heeft schuldig gemaakt aan poging tot doodslag.
4.2.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de inhoud van het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 (impliciet) primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
primair
hij op 5 mei 2022 te Capelle aan den IJssel
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam aangeefster]
opzettelijk van het leven te beroven, - met een mes in de hals heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 5 mei 2022 te Capelle aan den IJssel
een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie,
te weten een (lemmet van een) mes zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen
dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de eendaadse samenloop van
feit 1, (impliciet) primair:
poging tot doodslag
en
feit 2:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en de maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door het slachtoffer met een mes aan te vallen. Hierbij heeft het slachtoffer verwondingen opgelopen in haar hals en aan haar handen. Door zijn handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Uit het schadeonderbouwingsformulier blijkt dat het feit een grote impact heeft gehad op het leven van het slachtoffer. Het incident heeft bovendien plaatsgevonden in de metro, waar een aantal personen – onder wie kinderen – getuige van was. Dit veroorzaakt onrust en gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 juli 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Het strafblad werkt dus niet strafverhogend.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
10 augustus 2022. Dit rapport houdt het volgende in.
De asielstatus van de verdachte maakt dat hij geen huisvesting, inkomsten of passende dagbesteding heeft. Het lijkt hem te ontbreken aan een positief sociaal netwerk en/of sterke familiebanden die hem kunnen ondersteunen hierbij, waardoor zijn focus ook met betrekking tot de praktische zaken zich blijft richten op de ondersteuning vanuit het slachtoffer. Het slachtoffer zegt angst te hebben voor de verdachte en heeft stappen genomen om het contact tussen beiden uit de weg te gaan, maar heeft in het verleden inconsistent gedrag laten zien betreffende haar relatie met de verdachte.
De reclassering maakt zich zorgen over het volgende.
De verdachte heeft een negatieve houding ten opzichte van het slachtoffer en houdt haar verantwoordelijk voor zijn problemen. De verdachte heeft vermoedelijk wraakgerelateerde gevoelens, die mogelijk verband houden met een gekrenkt ego waarbij ook culturele verwachtingspatronen een rol gespeeld kunnen hebben. De verdachte heeft een ontkennende houding, niet alleen met betrekking tot het delict maar ook met betrekking tot zijn middelengebruik en het verband daartussen. Hij neemt geen verantwoordelijkheid voor het delict en de problemen die hij ervaart. Hiermee hangt samen dat het probleembesef ontbreekt. Verder heeft de verdachte vermoedelijk een gebrek aan inlevingsvermogen en zou hij zeer ernstige uitspraken hebben gedaan omtrent het zichzelf en het slachtoffer willen beroven van het leven. Tot slot schatten ketenpartners in dat de verdachte onvoorspelbaar is en op ieder willekeurig moment voor de deur van het slachtoffer kan staan.
Er heeft geen diagnostisch onderzoek plaatsgevonden, waardoor de reclassering geen inzicht heeft in eventuele onderliggende psychiatrische problematiek. De reclassering ziet, gezien het bovengenoemde, wel aanleiding voor nader diagnostisch onderzoek. Omdat de verdachte vluchteling is, sluit de reclassering niet uit dat er ook mogelijk sprake kan zijn van traumatische gebeurtenissen in het leven van de verdachte die eveneens effect kunnen hebben op zijn psychosociaal functioneren. De reclassering vraagt zich echter af of
– nog losstaand van de taalbarrière die therapie bemoeilijkt en voor de meeste van de ketenpartners een contra-indicatie is voor behandeling – na diagnostisch onderzoek de daaruit voortvloeiende behandeling haalbaar is, voldoende toereikend kan zijn en het herhalingsgevaar voldoende kan beperken, mede gezien de houding van de verdachte. Er is vanuit ketenpartners de zorg dat de verdachte zich niet zal houden aan de voorwaarden betreffende elektronische controle, waarbij een misdrijf met schade aan personen aanwezig wordt geacht.
Bovenstaande maakt dat de reclassering geen mogelijkheid tot interventies ziet die passend zijn bij het gevaar dat van verdachte uitgaat. De reclassering acht daarom ernstige vrijheidsbeperkingen geïndiceerd om het slachtoffer te beschermen. In geval van een veroordeling adviseert de reclassering oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De reclassering acht de kans op een misdrijf met schade aan personen groot. Indien toch een voorwaardelijke sanctie wordt opgelegd, dan adviseert de reclassering de volgende voorwaarden. De reclassering acht diagnostisch onderzoek noodzakelijk om zicht te krijgen op het psychosociale functioneren van de verdachte. Daarna kan gekeken worden naar een passende behandelinstelling, die – ondanks de taalbarrière – de noodzakelijke behandeling kan leveren. Een plaatsing bij Exodus te Groningen behoort tot de mogelijkheden, zodat een contact- en locatieverbod met elektronische controle voor de gehele regio Zuid-Holland realiseerbaar wordt. Een vereiste is daarnaast om een alcohol- en drugsverbod met urinecontroles op te leggen, zowel om de kans op herhaling te verlagen als ook om de huisregels van Exodus te kunnen naleven. Daarnaast ziet de reclassering meerwaarde in de continuering van de begeleiding vanuit Filomena. De reclassering adviseert de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en toezicht van Reclassering Nederland, in de regio waar de verdachte wordt geplaatst, op de naleving van deze voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van met name de poging tot doodslag kan op de bewezen verklaarde feiten niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank komt daarbij uit op een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, namelijk een gevangenisstraf van 18 maanden.
De rechtbank ziet evenals de officier van justitie en de verdediging vanwege de grote zorgen en het herhalingsgevaar de noodzaak in van bijzondere voorwaarden. De rechtbank zal daarom een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, te weten 6 maanden, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Uit het dossier blijkt dat er een zeer moeizame relatie bestaat tussen de verdachte en de aangeefster en dat de verdachte het gebruik van geweld niet schuwt. Tegelijkertijd blijkt uit het dossier dat de aangeefster moeite heeft om afstand te nemen van de verdachte. Om die redenen moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, in het bijzonder van de aangeefster. De op te leggen bijzondere voorwaarden zullen daarom dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Omdat de mogelijkheid bestaat dat de verdachte zich zal onttrekken aan de op te leggen bijzondere voorwaarden, zal de rechtbank ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten, naast de op te leggen bijzondere voorwaarden aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 3 jaar worden opgelegd, inhoudende een gebiedsgebod voor de provincie Zuid-Holland en een contactverbod met de aangeefster [naam aangeefster], geboren op [geboortedatum aangeefster] te [geboorteplaats aangeefster].
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens de aangeefster, wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij

Ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft [naam benadeelde] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 385,- aan materiële schade en een vergoeding van € 2.750,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel dient te worden toegewezen met verhoging met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Zowel de materiële schade als de immateriële schade zijn voldoende onderbouwd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging refereert zich met betrekking tot de gevorderde materiële schade aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de hoogte van dit bedrag gematigd dient te worden. De wond waarvan sprake is in de uitspraak waarnaar in de toelichting op de vordering wordt verwezen en waarop het gevorderde bedrag mede is gebaseerd, is aanzienlijk groter dan de verwondingen van de benadeelde partij.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdediging niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
Daarnaast is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.500,- , zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van dit gedeelte van de vordering op dit moment ontbreken. De rechtbank is van oordeel dat de nadere onderzoek en behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 5 mei 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.885,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrechtpassend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 45, 55 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd melden bij Reclassering Nederland op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo lang en zo vaak als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal gedurende de proeftijd meewerken aan diagnostisch onderzoek om zicht te krijgen op zijn psychosociale functioneren, indien de reclassering dit noodzakelijk acht;
de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd onder ambulante behandeling stellen, indien de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde zal gedurende de proeftijd meewerken aan plaatsing bij Exodus te Groningen, dan wel een andere plaats gelegen buiten de provincie Zuid-Holland. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en aanwijzingen die de instelling heeft opgesteld;
de veroordeelde zal gedurende de proeftijd meewerken aan begeleiding door Filomena, dan wel een soortgelijke hulpverleningsinstelling. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en aanwijzingen die de instelling heeft opgesteld;
de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd onthouden van het gebruik van verdovende middelen en alcohol, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek;
de veroordeelde zal gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact opnemen, zoeken of hebben met de aangeefster [naam aangeefster] (geboren op [geboortedatum aangeefster] te [geboorteplaats aangeefster]), met uitzondering van indirect contact onder begeleiding van professionele instanties ten behoeve van begeleid contact tussen de verdachte en zijn kinderen;
de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd niet bevinden in de provincie
Zuid-Holland;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking
verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht elektronisch toezicht te houden op de naleving van het contactverbod en locatieverbod zoals vermeld in de bovenstaande bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 3 (drie) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
zich niet op te houden in de provincie Zuid-Holland, gedurende drie jaar na vandaag;
zich te onthouden van direct contact met de aangeefster [naam aangeefster] (geboren op
[geboortedatum aangeefster] te [geboorteplaats aangeefster]), met uitzondering van indirect contact onder begeleiding van professionele instanties ten behoeve van begeleid contact tussen de verdachte en zijn kinderen, gedurende drie jaar na vandaag,
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 (één) week, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde], te betalen een bedrag van
€ 1.885,- (zegge: duizend achthonderdvijfentachtig euro), bestaande uit € 385,- (driehonderdvijfentachtig euro)aan materiële schade en € 1.500,- (duizend vijfhonderd euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 5 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[naam benadeelde], te betalen
€ 1.885,- (hoofdsom, zegge: duizend achthonderdvijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.885,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
28 (achtentwintig) dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. L. Daum en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 september 2022.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
primair
hij op of omstreeks 5 mei 2022 te Capelle aan den IJssel
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam aangeefster]
opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meermalen, althans eenmaal op/in/tegen het gezicht, althans het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of
- meermalen, althans eenmaal met een (lemmet van een) mes op/in/tegen de hals en/of nek en/of hand, in elk geval het lichaam heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 5 mei 2022 te Capelle aan den IJssel
[naam aangeefster] heeft mishandeld door die [naam aangeefster]
- meermalen, althans eenmaal op/in/tegen het gezicht, althans het lichaam te slaan en/of stompen en/of
- meermalen, althans eenmaal met een (lemmet van een) mes op/in/tegen de hals en/of nek en/of hand, althans het lichaam te snijden en/of steken;
2.
hij op of omstreeks 5 mei 2022 te Capelle aan den IJssel
een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie,
te weten een (lemmet van een) mes zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen
dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen.