ECLI:NL:RBROT:2022:7450

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 september 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
10/660029-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot verkrachting met bewezenverklaring van aanranding en wederrechtelijk binnendringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 september 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot verkrachting en aanranding. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot verkrachting, omdat de verklaring van de aangeefster als 'sole or decisive' werd aangemerkt en de verdediging niet in de gelegenheid was geweest om haar te ondervragen. Dit betekende dat deze verklaring niet als bewijs kon worden gebruikt. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de subsidiair ten laste gelegde aanranding en het wederrechtelijk binnendringen van de woning van de aangeefster. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster voldoende steun vond in andere bewijsmiddelen, zoals getuigenverklaringen en DNA-onderzoek. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat leidde tot een lagere straf dan door de officier van justitie was geëist. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, maar ook de positieve persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn eerdere goede gedrag tijdens toezicht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/660029-20
Datum uitspraak: 2 september 2022
Tegenspraak (art. 279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 augustus 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 2
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van de verklaringen van de aangeefster [naam aangeefster] en de getuige [naam getuige], het feit dat de politie de aangeefster op dat moment overstuur heeft aangetroffen, en het DNA-onderzoek, waaruit blijkt dat speeksel van de verdachte op de schaamlippen van de aangeefster is aangetroffen. Het feit dat de aangeefster uit angst geen aangifte van verkrachting heeft gedaan, betekent niet dat zij terugkomt op haar eerdere verklaring.
4.2.2.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is primair aangevoerd dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het onder 1 (primair en subsidiair) ten laste gelegde. De verklaring van de aangeefster is van beslissende betekenis (‘sole or decisive’) voor bewijs van het ten laste gelegde. De verdediging is echter niet in de gelegenheid geweest de aangeefster te (doen) ondervragen. Die omstandigheden brengen mee dat het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen kan worden verklaard.
4.2.3.
Beoordeling
Vast staat dat op 12 februari 2020 de verdachte de woning van de aangeefster is binnengegaan. Aangeefster [naam aangeefster] heeft verklaard dat zij, toen zij haar voordeur uitstapte, haar woning in werd geduwd door haar ex-man, de verdachte. De verdachte gooide de aangeefster op het bed en probeerde haar te ontkleden, waarbij hij zijn hand op haar mond hield. Vervolgens zou de verdachte met zijn tong bij de vagina van de aangeefster zijn geweest. Getuige [naam getuige] heeft verklaard dat hij zag dat een man een vrouw met kracht haar woning in duwde. Vervolgens hoorde de getuige, die zich in de naastgelegen woning bevond, een vrouw gillen. Hij hoorde de vrouw roepen ‘Laat mij los, blijf van mij af, laat me gaan, laat me los”. Uit het DNA-onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) blijkt dat speeksel van de verdachte is aangetroffen op de buitenste schaamlippen en de schaamstreek van de aangeefster.
Tevergeefs is getracht de aangeefster te horen bij de rechter-commissaris, op verzoek van de verdediging. Bij twee geplande verhoren is zij niet verschenen en nadien was zij onvindbaar. Gelet op haar eerdere verklaringen wordt vermoed dat zij naar het buitenland is verhuisd.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op basis van voorgaande, de primair aan de verdachte ten laste gelegde poging tot verkrachting niet wettig en overtuigend bewezen. Voor zover uit de verklaring van de aangeefster kan worden afgeleid dat de verdachte het voornemen had haar lichaam seksueel binnen te dringen, moet die verklaring - zoals ook door de verdediging is betoogd - als ‘sole or decisive’ worden aangemerkt; andere bewijsmiddelen waaruit van dat voornemen kan blijken zijn er niet. Nu de verdediging niet in de gelegenheid is geweest de aangeefster hieromtrent te (doen) ondervragen, kan haar verklaring in zoverre dus niet tot het bewijs meewerken. De verdachte zal dan ook van het primair ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
Wat betreft de subsidiair ten laste gelegde aanranding is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van de aangeefster niet als ‘sole or decisive’ kan worden aangemerkt. De verklaring van de aangeefster wordt ondersteund door de inhoud van andere wettige bewijsmiddelen, zoals de verklaring van getuige [naam getuige] en het (DNA-)onderzoek op de buitenste schaamlippen van de aangeefster door het NFI.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de verklaring van de aangeefster, ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde, voor het bewijs mag worden gebruikt; de omstandigheid dat de verdediging haar daaromtrent niet kunnen (doen) ondervragen is daarvoor geen beletsel. Op basis van genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank de subsidiair ten laste gelegde aanranding wettig en overtuigend bewezen.
4.2.4.
Conclusie
De verweren worden verworpen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
subsidiair
hij op 12 februari 2020 te [plaatsnaam] door geweld en andere feitelijkheden [naam aangeefster], heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, namelijk het likken van de vagina, het geweld en andere feitelijkheden hebben bestaan uit het
- onverhoeds de woning induwen van die [naam aangeefster] en- oppakken en op het bed gooien van die [naam aangeefster] en- (deels) ontkleden van die [naam aangeefster] en
- duwen van zijn hand op de mond van die [naam aangeefster];
2.
hij op 12 februari 2020 te [plaatsnaam] in de woning, [adres] bij een ander, te weten bij [naam aangeefster], in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..subsidiair

feitelijke aanranding van de eerbaarheid

2.
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding. Hij heeft zich in de woning van zijn ex-partner – waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen – aan haar vergrepen. Hij heeft hierbij vergaande ontuchtige handelingen verricht. Uiteindelijk heeft het slachtoffer weg kunnen komen. Door zijn handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank kan goed begrijpen dat het hele gebeuren een grote impact op het slachtoffer en hun gezamenlijke dochter heeft gehad. Een dergelijk feit zorgt bovendien niet alleen bij de direct betrokkenen, maar ook in de maatschappij voor gevoelens van onrust en onveiligheid.
Daarbij heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan huisvredebreuk door zonder toestemming het huis van de aangeefster en hun dochter binnen te dringen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 juli 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Antes GGZ heeft een rapport over de verdachte opgemaakt in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis, gedateerd 11 augustus 2022. Dit rapport houdt – kort gezegd – in dat de verdachte vanaf de start van het toezicht op 18 februari 2020 tot 28 april 2022 de afspraken met de reclassering, Fivoor en andere ketenpartners is nagekomen. De verdachte heeft meegewerkt aan urinecontroles op alcohol- en drugsgebruik, die altijd negatief zijn gebleven. Behandelinhoudelijk kon er weinig worden gedaan met het onderwerp zeden. Desondanks is er gewerkt aan het verminderen van dwangklachten en emotieregulatie. Hoewel het toezicht succesvol verliep, is de verdachte sinds april 2022 niet meer bereikbaar geweest voor de reclassering en Fivoor.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf van negen maanden heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Daarbij wordt in het voordeel van de verdachte rekening gehouden met het tijdsverloop tussen de gepleegde strafbare feiten en de uiteindelijke berechting. Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, geldt immers als uitgangspunt dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). In deze strafzaak is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met 6 maanden. Omdat deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient die gecompenseerd te worden in de strafmaat.
Gelet op die overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank – anders dan door de officier van justitie is geëist – een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijke strafdeel van drie maanden dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, mede gelet op de mogelijkheid dat de aangeefster op enig moment zal terug keren naar Nederland dan wel dat de verdachte haar woonplaats achterhaalt.
De rechtbank ziet in de bewezenverklaarde feiten geen aanleiding om aan de verdachte in het kader van deze strafzaak wederom bijzondere voorwaarden op te leggen. De verdachte heeft ruim twee jaar in een schorsingstoezicht gelopen, waarbij hij zich – tot de laatste maanden, toen het contact verbroken werd – goed aan de voorwaarden heeft gehouden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 138 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. L. Daum en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.T.C.J.M. de Jongh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 september 2022.
De oudste rechter, jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 februari 2020 te [plaatsnaam] ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam aangeefster], te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, die [naam aangeefster]
- de woning in heeft geduwd en/of
- heeft opgepakt en/of op het bed heeft gegooid en/of
- haar shirt probeerde uit te trekken en/of
- haar broek (deels ) heeft uitgetrokken en/of
- de mond heeft gesnoerd door zijn hand op haar mond te drukken/duwen en/of
- haar vagina heeft gelikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 februari 2020 te [plaatsnaam] door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam aangeefster], heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het likken van de vagina, het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- onverhoeds de woning induwen van die [naam aangeefster] en/of
- oppakken/optillen en/of op het bed gooien van die [naam aangeefster] en/of
- ( deels) ontkleden van die [naam aangeefster] en/of
- duwen/drukken van zijn hand op/tegen de zond van die [naam aangeefster];
2.
hij op of omstreeks 12 februari 2020 te [plaatsnaam] in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, [adres] bij een ander, te weten bij [naam aangeefster], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;