ECLI:NL:RBROT:2022:7452

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
C/10/623949 / HA ZA 21-750
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burenruzie over hinderlijk gedrag, filmopnames en immateriële schadevergoeding

In deze zaak, die op 31 augustus 2022 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een burenruzie tussen twee partijen, aangeduid als eisers en gedaagde. Eisers, bestaande uit twee personen, hebben gedaagde aangeklaagd wegens hinderlijk gedrag, waaronder het maken van filmopnames zonder toestemming, het bespugen en uitschelden van eisers, en het trommelen op een dhol, wat volgens hen leidt tot geluidsoverlast. Gedaagde heeft de beschuldigingen betwist en stelt dat haar gedragingen voortkomen uit religieuze rituelen en dat zij zelf ook hinder ondervindt van de bouwactiviteiten van eisers. De rechtbank heeft de procedure in verschillende fasen doorlopen, waarbij onder andere geluidsmetingen zijn uitgevoerd en getuigenverklaringen zijn gehoord. De rechtbank oordeelt dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door filmopnames van eisers te maken, maar dat het trommelen op de dhol niet verder gaat dan wat buren van elkaar moeten tolereren. De rechtbank heeft gedaagde veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.000,00 aan eiseres voor immateriële schade en een dwangsom van € 100,00 per overtreding tot een maximum van € 2.000,00 voor het maken van filmopnames. De vorderingen van eisers tot het verbieden van andere gedragingen zijn afgewezen, evenals de vorderingen van gedaagde in reconventie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/623949 / HA ZA 21-750
Vonnis van 31 augustus 2022
in de zaak van

1..[eiser01] ,

wonende te [woonplaats01] ,
2.
[eiser02],
wonende te [woonplaats02] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat: mr. A. Rhijnsburger te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats03] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. K. Walburg te Alkmaar.
Eisers in conventie zullen hierna [eiser01] en [eiser02] genoemd worden en, tezamen, [eisers01] . Gedaagde in conventie zal [gedaagde01] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 augustus 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties;
  • het B-formulier van de zijde van [eisers01] van 3 december 2021, met productie;
  • het B-formulier van de zijde van [gedaagde01] van 20 januari 2022, met producties;
  • het B-formulier van de zijde van [gedaagde01] van 24 januari 2022, met producties;
  • het B-formulier van de zijde van [eisers01] van 7 februari 2022, met producties.
1.2.
Op 7 februari 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en hun advocaten besproken. Partijen zijn daarna in onderhandeling getreden over een minnelijke regeling en hebben op 13 juli 2022 vonnis gevraagd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Sinds 2006 bewonen [eisers01] de woning naast die van [gedaagde01] . De tuinen van de woningen grenzen aan elkaar. Toen [eisers01] in de woning gingen wonen stond er tussen de woningen een schutting.
2.2.
Enige jaren geleden hebben [eisers01] een tuinhuis in hun tuin geplaatst. Ook hebben zij aan hun kant een nieuwe schutting tegen de bestaande schutting aan geplaatst. Bij het plaatsen van de schutting is beton op het perceel van [gedaagde01] gelopen; zij heeft dat beton daarna laten verwijderen.
2.3.
Na de plaatsing van de nieuwe schutting heeft [gedaagde01] delen van de oude schutting verwijderd.
2.4.
Bij de voordeur of voorgevel van de woningen van zowel [eisers01] als [gedaagde01] zijn camera’s geplaatst.
2.5.
[gedaagde01] bespeelt een dhol, een slaginstrument. In de periode van 5 tot en met 19 oktober 2021 heeft het bureau Geluidsconsult B.V. in opdracht van [eisers01] geluidsmetingen gedaan. In het rapport van Geluidsconsult B.V. is onder meer het volgende opgenomen:

De klachten over trommelen worden bevestigd. Het is op drie verschillende dagen gemeten waarbij gedurende 3 kwartier tot een uur luid op een soort bongo wordt getrommeld. De overschrijding van de grenswaarden bedraagt maximaal 21 decibel.”.

3..Het geschil

In conventie
3.1.
[eisers01] eisen samengevat:
  • [gedaagde01] te verbieden [eisers01] hinderlijk te volgen, te bespugen en uit te schelden, filmopnames te maken van [eisers01] zonder toestemming, in huis te trommelen op een dhol of soortgelijke trommel, voorwerpen hinderlijk te plaatsen voor de woning van [eisers01] , eigendommen van [eisers01] te vernielen of te beschadigen en sms-berichten te verzenden aan [eisers01] , op straffe van een dwangsom;
  • [gedaagde01] veroordelen tot het verwijderen van de door haar geplaatste camera bij haar voordeur/voorgevel, op straffe van een dwangsom;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan [eisers01] te betalen € 2.500,00 aan immateriële schadevergoeding en € 2.000,00 als voorschot op de herstelkosten van de schutting;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eisers01] baseren de eis – kort weergegeven - op het volgende. Sinds 2018 vertoont [gedaagde01] hinderlijk, agressief en intimiderend gedrag jegens [eisers01] en hun kinderen, waaronder uitschelden, spugen, hinderlijk volgen, filmopnames maken, plaatsen van voorwerpen (met name varkenskoppen) aan de voorzijde van de woning van [eisers01] , verzenden van sms-berichten met schunnige taal, het vernielen van eigendommen van [eisers01] en het herhaaldelijk en langdurig trommelen op een dhol. Deze gedragingen zijn onnodig hinderlijk, beledigend en kwetsend en daarmee onrechtmatig. [gedaagde01] heeft een groot deel van de schutting beschadigd, waardoor er vocht in de wand van het tuinhuisje van [eisers01] komt. De schuttingpalen zijn door [gedaagde01] en haar partner verzwakt. De gedragingen van [gedaagde01] hebben een zeer negatieve invloed op het psychische welzijn van [eiser02] en negatieve invloed op het welzijn van de kinderen van [eisers01]
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert – samengevat - het volgende aan. Op sommige momenten zijn de emoties hoog opgelopen, maar voor zover er gescholden of gespuugd is, heeft dat over en weer plaatsgevonden. Van hinderlijk volgen is geen sprake geweest. [gedaagde01] heeft alleen filmopnames gemaakt van [eisers01] ten behoeve van het vergaren van bewijs van bouwactiviteiten. De beveiligingscamera aan de voorzijde is gericht op de eigendommen van [gedaagde01] en niet op die van [eisers01] [gedaagde01] voert in haar voortuin de rituelen uit die gebruikelijk zijn in haar geloof, het hindoeïsme. [gedaagde01] heeft geen sms-berichten met schunnige taal verstuurd. [gedaagde01] heeft de schutting of de wand van het tuinhuisje niet beschadigd. Haar muziekinstrument, de dhol, veroorzaakt geen geluidsoverlast en zij speelt daar niet meer dan twee dagen per week gedurende een uur op, zoals afgesproken met [eisers01]
In reconventie
3.4.
[eiseres] eist samengevat:
  • [verweerders] te verbieden bouwgeluiden te produceren die als bedrijfsmatig kunnen worden aangemerkt en continu op dagelijkse basis bouwgeluiden te produceren, op straffe van een dwangsom;
  • [verweerders] te verbieden negatieve uitlatingen, bestaande uit scheldwoorden, intimidatie en pesterijen, jegens [eiseres] te doen, op straffe van een dwangsom;
  • [verweerders] te veroordelen aan [eiseres] te betalen € 2.500,00 aan immateriële schadevergoeding en € 950,00 aan materiële schadevergoeding;
  • [verweerders] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.5.
[eiseres] baseert de eis – kort weergegeven - op het volgende. [verweerders] veroorzaken overlast door stelselmatig bouwwerkzaamheden uit te voeren. Zij maken zich schuldig aan schelden, intimidatie en pesterijen jegens [eiseres] . [verweerders] hebben zonder overleg beton gestort tussen de palissades van de schutting; dat beton is deels op de tuintegels van [eiseres] terechtgekomen en dat hij zij moeten laten verwijderen door een professioneel bedrijf. [eiseres] wordt door [verweerders] publiekelijk te schande gezet in haar eigen woonomgeving, waardoor zij immateriële schade lijdt.
3.6.
[verweerders] zijn het niet eens met de eis en de daaraan te grondslag gelegde feiten en voeren – samengevat - het volgende aan. Het storten van beton was nodig om de schutting, die door [eiseres] verzwakt was, te verstevigen. Doordat [eiseres] de schutting vernield had is het beton naar haar tuin weggelopen.

4..De beoordeling

In conventie

I.
Het gevorderde verbod op gedragingen van [gedaagde01]
4.1.
[eisers01] stellen dat [gedaagde01] zich op onrechtmatige wijze gedraagt jegens [eisers01] . Als dat zo is, dan kan de rechtbank dat onrechtmatige gedrag verbieden, indien er gegronde vrees bestaat dat het gedrag zich zal herhalen en indien [eisers01] voldoende belang hebben bij het gevorderde verbod.
4.2.
In de volgende paragrafen zullen de stellingen van [eisers01] met betrekking tot het gedrag van [gedaagde01] worden besproken, waarbij voor elk van de gestelde gedragingen zal worden beoordeeld of kan worden vastgesteld dat die gedragingen hebben plaatsgevonden, of die onrechtmatig zijn en of aan de andere voorwaarden voor het opleggen van een verbod is voldaan.
(i)
Hinderlijk volgen
4.3.
[eisers01] stellen dat [gedaagde01] hen hinderlijk zou volgen; [gedaagde01] betwist dat.
4.4.
[eisers01] hebben niet voldoende onderbouwd waaruit het gestelde hinderlijk volgen precies heeft bestaan en op welke data dat zou hebben plaatsgevonden. [eisers01] hebben een chronologisch overzicht overgelegd van door hen gestelde misdragingen van [gedaagde01] . Het is mogelijk dat er in dat overzicht gedragingen zijn vermeld, die volgens [eisers01] beschouwd moeten worden als “hinderlijk volgen”, maar zij hebben niet – in de dagvaarding of tijdens de mondelinge behandeling - gespecificeerd op welke van de in dat overzicht gestelde feiten zij zich in dit verband precies beroepen. Het is de rechtbank dan ook niet duidelijk geworden welke feiten [eisers01] precies aan deze vordering ten grondslag leggen. De vordering tot het opleggen van een verbod op hinderlijk volgen zal daarom worden afgewezen.
(ii)
Spugen
4.5.
[eisers01] stellen verder dat [gedaagde01] naar hen heeft gespuugd. Deze stelling wordt onder meer onderbouwd door schriftelijke verklaringen van omwonenden die [eisers01] in het geding hebben gebracht, waaronder een verklaring van [naam01] van 25 februari 2020 en een verklaring van [naam02] van 21 maart 2020.
4.6.
[gedaagde01] heeft niet betwist dat zij gespuugd heeft naar [eisers01] Door te spugen naar [eisers01] heeft [gedaagde01] onrechtmatig gehandeld tegenover [eisers01] Er is echter niet gesteld of gebleken dat er gegronde vrees bestaat dat dit gedrag zich in de toekomst zal herhalen. Uit de feiten die [eisers01] naar voren hebben gebracht blijkt niet dat [gedaagde01] na begin 2020 nog naar [eisers01] gespuugd zou hebben; zonder nadere toelichting, die [eisers01] niet hebben gegeven, is dan ook niet duidelijk waarom er gevreesd zou moeten worden dat [gedaagde01] dat gedrag zou herhalen. De vordering tot het opleggen van een verbod op spugen zal daarom worden afgewezen.
(iii)
Uitschelden
4.7.
[eisers01] stellen dat [gedaagde01] hen heeft uitgescholden. [gedaagde01] heeft dat op zich niet betwist, maar zij stelt dat ook [eisers01] op hun beurt in haar richting hebben gescholden. [eisers01] hebben dat niet betwist.
4.8.
Als iemand zich tegenover iemand anders gedraagt op een manier die normaal gesproken onrechtmatig zou zijn, dan kan het feit dat die ander zichzelf op een soortgelijke manier heeft gedragen er onder omstandigheden aan in de weg staan dat de eerstgenoemde gedraging onrechtmatig is tegenover die ander. Nu beide partijen zich schuldig hebben gemaakt aan scheldpartijen over en weer, staat dat eraan in de weg dat het uitschelden door [gedaagde01] onrechtmatig is. De vordering tot het opleggen van een verbod op uitschelden zal om die reden worden afgewezen.
(iv)
Geluids- en filmopnames
4.9.
[eisers01] stellen dat [gedaagde01] met haar telefoon en andere middelen geluids- en filmopnames heeft gemaakt van [eisers01] en hun bezoek, op straat voor de woning, vanaf haar dak, vanuit haar zolderraam en vanuit haar keukenraam. [gedaagde01] heeft dat niet betwist, maar voert ter rechtvaardiging aan dat zij dat deed om bewijs te vergaren van de overlast door bouwactiviteiten van [eisers01]
4.10.
Het maken van filmopnames van iemand anders kan een inbreuk vormen op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Als van een dergelijke inbreuk sprake is, dan levert dat in beginsel een onrechtmatige daad op. De aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond kan aan een inbreuk het onrechtmatige karakter ontnemen. Of zulk een rechtvaardigingsgrond zich voordoet, moet worden beoordeeld in het licht van de omstandigheden van het geval door tegen elkaar af te wegen enerzijds de ernst van de inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en anderzijds de belangen die met de inbreuk makende handelingen redelijkerwijs kunnen worden gediend.
4.11.
[gedaagde01] heeft herhaaldelijk opnames gemaakt van [eisers01] en hun bezoek, terwijl zij zich op straat voor de woning of op het terrein van [eisers01] bevonden. Dit vormt een inbreuk op het recht van [eisers01] op de eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer. Dat betekent dat het maken van die opnames onrechtmatig is jegens [eisers01] , tenzij [gedaagde01] zich kan beroepen op een rechtvaardigingsgrond. [gedaagde01] heeft ter rechtvaardiging aangevoerd dat het maken van opnames van [eisers01] noodzakelijk was om bewijs te vergaren van overlast door bouwactiviteiten, maar [gedaagde01] heeft in deze procedure geen opnames overgelegd ter ondersteuning van haar stelling dat van dergelijke overlast sprake is. Als [gedaagde01] al belang zou hebben bij het maken van de opnames, dan is dat belang, afgewogen tegen het belang van [eisers01] bij bescherming van hun persoonlijke levenssfeer, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende zwaarwegend om het maken van de opnames te rechtvaardigen.
4.12.
Het feit dat [eisers01] op hun beurt ook filmopnames hebben gemaakt van [gedaagde01] doet aan het bovenstaande niet af. Ook het maken van die opnames kan worden gezien als een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [gedaagde01] , maar anders dan [gedaagde01] hebben [eisers01] de betreffende opnames wel in het geding gebracht ter ondersteuning van hun vorderingen. Het is niet gesteld of gebleken dat [eisers01] door het maken van die opnames verder zijn gegaan dan nodig was voor het verzamelen van bewijs van hun stellingen in deze procedure. Het belang van [eisers01] bij het verzamelen van dat bewijs gaat in dit geval boven het belang van [gedaagde01] bij de bescherming van haar persoonlijke levenssfeer.
4.13.
Uit het bovenstaande volgt dat het maken van filmopnames door [gedaagde01] van [eisers01] onrechtmatig is. Uit het feitenrelaas dat [eisers01] in het geding hebben gebracht en dat op dit punt niet door [gedaagde01] is weersproken, blijkt dat [gedaagde01] in ieder geval nog tot betrekkelijk kort voor de datum van de mondelinge behandeling is doorgegaan met het maken van filmopnames. De rechtbank leidt daaruit af dat er gegronde vrees is dat [gedaagde01] daarmee ook in de toekomst door zal gaan. [eisers01] hebben daarom belang hebben bij een verbod op het maken van filmopnames. De gevorderde dwangsom is echter bovenmatig; deze zal worden beperkt tot een bedrag van € 100,00 voor iedere overtreding, met een maximum van € 2.000,00.
(v)
Trommelen op de dhol of soortgelijke trommel
4.14.
[eisers01] stellen dat [gedaagde01] in haar woning langdurig en herhaaldelijk trommelt op een dhol en dat het geluid zeer goed waarneembaar is voor [eisers01] Volgens [gedaagde01] is geen sprake van geluidsoverlast en houdt zij zich aan de afspraken over het bespelen van de dhol die tussen partijen in het kader van mediation zijn gemaakt.
4.15.
Uit het rapport van Geluidconsult B.V. dat [eisers01] hebben overgelegd blijkt dat [gedaagde01] , in de periode van veertien dagen waarin gemeten is, drie keer op een trommel heeft gespeeld, steeds drie kwartier tot een uur. De overschrijding van de grenswaarden door dit trommelen bedroeg maximaal 21 decibel. Het trommelen vond steeds plaats aan het einde van de middag of in de vroege avond. Het is niet gesteld of gebleken dat het trommelen na de meetperiode vaker of langer heeft plaatsgevonden.
4.16.
Het geluid van de dhol overstijgt de door Geluidconsult B.V. gehanteerde norm voor burenlawaai volgens Geluidconsult B.V. in ontoelaatbare mate. Het staat echter ook vast dat het trommelen niet meer dan twee keer per week plaatsvindt en steeds voor beperkte duur en op, naar het oordeel van de rechtbank, redelijke tijdstippen. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het trommelen daarom niet verder dan het normale gedrag dat men van buren moet accepteren en is dat dan ook niet onrechtmatig jegens [eisers01] De vordering tot het opleggen van een verbod op trommelen zal daarom worden afgewezen.
(vi)
Plaatsen van voorwerpen
4.17.
[eisers01] stellen dat [gedaagde01] bepaalde voorwerpen, met name plastic varkenskoppen, in haar voortuin heeft geplaatst. Volgens [eisers01] gaat het hier om “pestgedrag”. [gedaagde01] heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat zij plastic varkenskoppen in haar voortuin heeft geplaatst, maar zij stelt dat zij dit heeft gedaan om religieuze redenen.
4.18.
Uit hetgeen [eisers01] tijdens de mondelinge behandeling hebben verklaard begrijpt de rechtbank dat het hen met name gaat om de plastic varkenskoppen, die [gedaagde01] in haar voortuin heeft geplaatst. Mede in het licht van de verklaring die [gedaagde01] heeft gegeven voor het plaatsen van de varkenskoppen, kan op basis van de door [eisers01] aangedragen feiten niet worden geoordeeld dat het plaatsen daarvan onrechtmatig is jegens [eisers01]
4.19.
Voor zover [eisers01] zich op het standpunt stellen dat [gedaagde01] ook door het plaatsen van andere voorwerpen dan de plastic varkenskoppen onrechtmatig heeft gehandeld, is dat standpunt niet onderbouwd.
4.20.
Op grond van het bovenstaande zal het gevorderde verbod tot het hinderlijk plaatsen van voorwerpen worden afgewezen.
(vii)
Beschadiging van eigendommen van [eisers01]
4.21.
[eisers01] stellen dat [gedaagde01] de oorspronkelijke schutting heeft weggehaald en daarbij de nieuwe schutting, die [eisers01] daar tegenaan geplaatst hadden, en de wand van het tuinhuisje van [eisers01] heeft beschadigd. [gedaagde01] heeft niet betwist dat zij delen van de oude schutting heeft verwijderd; zij betwist wel dat er als gevolg daarvan eigendommen van [eisers01] beschadigd zijn.
4.22.
Tussen partijen staat vast dat de oude schutting niet volledig in eigendom aan [gedaagde01] toebehoorde. [gedaagde01] had daarom niet zonder toestemming van [eisers01] delen van die schutting weg mogen halen, ongeacht of dat al dan niet gepaard is gegaan met beschadiging van (andere) eigendommen van [eisers01] . Nu [gedaagde01] dat wel gedaan heeft, is dat onrechtmatig geweest jegens [eisers01] De rechtbank begrijpt echter dat een en ander zich jaren geleden heeft afgespeeld en dat er aan de kant van [gedaagde01] inmiddels een nieuwe schutting naast die van [eisers01] is geplaatst, met een paar centimeter tussenruimte. Er is niet gesteld dat er vrees bestaat dat [gedaagde01] in de toekomst nog schade aan de schutting of het tuinhuisje van [eisers01] zal toebrengen en het lijkt gezien de huidige situatie ook niet voor de hand te liggen dat dat zal gebeuren. Om die reden wordt de vordering tot het opleggen van een verbod tot het vernielen of beschadigen van eigendommen van [eisers01] afgewezen.
(viii)
Sms-berichten
4.23.
[eisers01] stellen dat [gedaagde01] hen sms-berichten met schunnige taal zou hebben verstuurd; [gedaagde01] betwist dat.
4.24.
[eisers01] hebben hun stelling dat dergelijke berichten zijn verstuurd niet onderbouwd en zij hebben ook geen duidelijkheid gegeven over de inhoud en de frequentie van de berichten die volgens hen verstuurd zijn, zodat niet vast is komen te staan dat [gedaagde01] die berichten heeft verstuurd. De vordering tot het opleggen van een verbod om sms-berichten te versturen zal daarom worden afgewezen.
II.
Verwijdering van camera bij de voordeur/voorgevel van [gedaagde01]
4.25.
[eisers01] stellen dat [gedaagde01] zonder toestemming opnames van hen maakt met een camera die zij heeft geplaatst bij haar voordeur en voorgevel. [gedaagde01] betwist niet dat die camera is geplaatst, maar stelt dat die is gericht op de eigendommen van [gedaagde01] en niet op die van [eisers01]
4.26.
De eigenaar van een woning mag bewakingscamera’s plaatsen ten behoeve van de beveiliging van zijn eigen eigendom of terrein, of omwille van een andere legitieme reden. Als een camera echter deels de openbare ruimte of het privé-eigendom van een ander bestrijkt, dan kan dat een inbreuk vormen op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Hetgeen hiervoor onder 4.10 is overwogen is ook hier van toepassing.
4.27.
[gedaagde01] heeft onbetwist gesteld dat [eisers01] ook zelf aan de voorzijde van hun woning een camera hebben geïnstalleerd. Uit filmbeelden, die [eisers01] zelf in het geding hebben gebracht, blijkt dat die camera mede op de voortuin van [gedaagde01] en op de openbare weg is gericht. Op grond van hetgeen hiervoor onder 4.8 is overwogen, staat het feit dat [eisers01] zelf soortgelijke cameraopnames maken er naar het oordeel van de rechtbank aan in de weg dat de cameraopnames van [gedaagde01] onrechtmatig zijn jegens [eisers01]
4.28.
Op grond van het bovenstaande zal het gevorderde gebod tot verwijdering van de camera worden afgewezen.
III.
Immateriële schade
4.29.
Degene die een onrechtmatige daad pleegt die aan hem kan worden toegerekend, is aansprakelijk voor de schade die daarvan het gevolg is. Gesteld dat aan de voorwaarden voor aansprakelijkheid is voldaan, heeft de benadeelde op grond van artikel 6:106 BW recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding voor nadeel dat niet uit vermogensschade bestaat, indien de benadeelde in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan een dergelijke persoonsaantasting vormen; degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
4.30.
Zoals hiervoor onder 4.5, 4.9 en 4.21 overwogen heeft [gedaagde01] onrechtmatig gehandeld jegens [eisers01] door te spugen, door filmopnames te maken (als bedoeld onder 4.9 - 4.13) en door delen van de schutting weg te halen. Die gedragingen kunnen aan [gedaagde01] worden toegerekend en zij is daarom aansprakelijk voor de schade die [eisers01] als gevolg daarvan lijden.
4.31.
[eisers01] hebben gesteld dat de gedragingen van [gedaagde01] een zeer negatieve invloed hebben op het psychische welzijn van [eiser02] en dat zij zich als gevolg daarvan onder behandeling van een psycholoog heeft gesteld; zij hebben dat onderbouwd door onder meer verklaringen van de huisarts en de behandelend psycholoog over te leggen. [gedaagde01] heeft een en ander niet betwist.
4.32.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser02] door de onrechtmatige gedragingen van [gedaagde01] in haar persoon is aangetast en dat zij daarom aanspraak heeft op een vergoeding van immateriële schade naar billijkheid. Gelet op alle omstandigheden van het geval acht de rechtbank een vergoeding van € 1.000,00 in dit geval billijk.
IV.
Kosten herstel schutting
4.33.
Zoals hiervoor onder 4.21 overwogen heeft [gedaagde01] onrechtmatig gehandeld door delen van de oude schutting te verwijderen. [eisers01] stellen dat er daardoor schade aan de nieuwe schutting zou zijn toegebracht, waardoor er vocht in de wand van het tuinhuisje komt en de isolatie vochtig wordt. Ook zouden de schuttingpalen door [gedaagde01] zijn verzwakt. [gedaagde01] betwist dat zij vernielingen heeft aangericht; zij stelt dat zij de oude schutting gedeeltelijk heeft moeten verwijderen omdat door toedoen van [eisers01] beton in haar tuin was terechtgekomen.
4.34.
[eisers01] hebben niet duidelijk gemaakt wat het verband zou zijn tussen het verwijderen door [gedaagde01] van delen van de oude schutting en de gestelde schade door vocht in de wand van het tuinhuisje. Voor wat betreft de schade die zij stellen te hebben geleden als gevolg van verzwakking van de schuttingpalen hebben zij de hoogte van de gestelde kosten van herstel niet onderbouwd. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
In reconventie
I.
Bouwgeluiden
4.35.
[eiseres] stelt dat [verweerders] stelselmatig bouwwerkzaamheden uitvoeren; door de dagelijkse buitensporige bouwgeluiden die daarvan het gevolg zijn stelt [eiseres] zeer veel overlast te ondervinden. [verweerders] betwisten niet dat zij bouwwerkzaamheden hebben uitgevoerd, maar zij stellen dat die begin 2021 al zijn beëindigd. Daarnaast stellen zij zelf last te hebben van geluiden als gevolg van een verbouwing in het huis van [eiseres] .
4.36.
In het licht van de betwisting door [verweerders] heeft [eiseres] haar stelling dat [verweerders] voortdurend bouwgeluiden voortbrengen, niet onderbouwd. Bovendien is de rechtbank niet gebleken dat bouwgeluiden die [verweerders] in het verleden hebben voortgebracht qua geluidsniveau, duur, frequentie of anderszins, zijn uitgestegen boven een niveau dat buren normaal gesproken van elkaar hebben te dulden. De vordering tot het opleggen van een verbod op bouwgeluiden zal dan ook worden afgewezen.
II.
Negatieve uitlatingen
4.37.
[eiseres] stelt dat zij door [verweerders] is uitgescholden. Ook zou sprake zijn van intimidatie en pesterijen. Zoals hiervoor onder 4.7 vermeld, hebben [verweerders] niet betwist dat zij gescholden hebben.
4.38.
Voor zover het uitschelden betreft, strandt de vordering van [eiseres] op hetgeen hiervoor onder 4.8 is overwogen. Voor wat betreft de gestelde pesterijen en intimidatie geldt dat [eiseres] niet heeft onderbouwd waaruit de betreffende gedragingen hebben bestaan, wanneer die gedragingen hebben plaatsgevonden, waarom die gedragingen onrechtmatig zouden zijn jegens [eiseres] en waarom zij meent dat er gevaar voor herhaling dreigt.
4.39.
De vordering zal op de bovenstaande gronden worden afgewezen.
III.
Immateriële schadevergoeding
4.40.
[eiseres] stelt dat zij ervaart dat zij publiekelijk te schande wordt gezet in haar eigen woonomgeving, doordat [verweerders] een persoonlijke jacht op haar maken.
4.41.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres] niet onderbouwd om welke gedragingen van [verweerders] het gaat, waarom die gedraging onrechtmatig zouden zijn jegens [eiseres] en waarom aan de andere vereisten voor immateriële schadevergoeding zou zijn voldaan. De vordering tot immateriële schadevergoeding wegens smaad en laster zal om die reden afgewezen.
IV.
Kosten verwijderen beton
4.42.
[eiseres] stelt dat zij kosten heeft moeten maken voor de verwijdering van beton dat op haar perceel is terechtgekomen bij de aanleg van de nieuwe schutting door [verweerders] Ter onderbouwing van haar vordering heeft [eiseres] een offerte van Floradek overgelegd, die betrekking heeft op de kosten van de verwijdering van beton, het plaatsen van nieuwe palissaden en het afvoeren van oude palissaden, voor een bedrag van € 950,00. [verweerders] betwisten niet dat er beton op het perceel van [eiseres] is terechtgekomen, maar zij stellen dat dat is gebeurd omdat [eiseres] de bestaande schutting vernield had. Zij hebben [eiseres] niet kunnen waarschuwen dat er beton zou worden gestort omdat er met haar geen gesprek te voeren zou zijn.
4.43.
Naar het oordeel van de rechtbank hadden [verweerders] bij het plaatsen van de nieuwe schutting maatregelen moeten nemen om te voorkomen dat het door hen gestorte beton in de tuin van [eiseres] terecht zou komen. Ook als het juist zou zijn dat het beton naar de tuin van [eiseres] is gelopen doordat [eiseres] de bestaande schutting geheel of gedeeltelijk heeft verwijderd, dan betekent dat nog niet dat [verweerders] daardoor waren ontslagen van de verplichting om die maatregelen te nemen. Door dat niet te doen hebben [verweerders] onrechtmatig gehandeld jegens [eiseres] . Op grond van artikel 6:102 lid 1 BW zijn [verweerders] daarom hoofdelijk verbonden tot vergoeding van de schade die [eiseres] als gevolg daarvan heeft geleden. Die schade wordt begroot op het bedrag dat [eiseres] heeft betaald voor de verwijdering van het beton en het plaatsen van nieuwe palissaden, te weten € 950,00.
In conventie en reconventie
4.44.
Zowel in conventie als in reconventie zijn partijen over en weer gedeeltelijk in het ongelijk gesteld. De proceskosten zullen daarom worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

5..De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verbiedt [gedaagde01] zonder toestemming van [eisers01] filmopnames van [eisers01] te maken,
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eisers01] een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere keer dat zij niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 2.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser02] te betalen een bedrag van € 1.000,00,
in reconventie
5.4.
veroordeelt [verweerders] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 950,00,
in conventie en in reconventie
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2022.
[2294/3393]