ECLI:NL:RBROT:2022:748
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan goede trouw en saneringsgezinde houding
In deze zaak heeft verzoekster op 9 december 2021 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 21 januari 2022 is verzoekster gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster een WIA-uitkering ontvangt en dat haar schuldenlast € 37.377,46 bedraagt. De beoordeling van het verzoek tot schuldsanering is gebaseerd op de goede trouw van verzoekster in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoek. De rechtbank oordeelt dat verzoekster niet te goeder trouw is geweest bij het onbetaald laten van haar huur, omdat zij haar uitkering op een leefgeldrekening heeft laten storten en dit geld heeft besteed aan niet-noodzakelijke uitgaven, zoals een auto en een kinderwagen. Hierdoor is een huurachterstand ontstaan. De rechtbank concludeert dat verzoekster niet voldoet aan de vereisten voor toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat zij niet de nodige inspanningen heeft geleverd om haar schulden te voldoen en geen saneringsgezinde houding heeft getoond. Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt dan ook afgewezen. De rechtbank wijst erop dat dit niet uitsluit dat er andere feiten of omstandigheden zijn die ook tot afwijzing van het verzoek kunnen leiden.