ECLI:NL:RBROT:2022:748

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 januari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
C/10/629990 / FT EA 21/1534
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan goede trouw en saneringsgezinde houding

In deze zaak heeft verzoekster op 9 december 2021 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 21 januari 2022 is verzoekster gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster een WIA-uitkering ontvangt en dat haar schuldenlast € 37.377,46 bedraagt. De beoordeling van het verzoek tot schuldsanering is gebaseerd op de goede trouw van verzoekster in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoek. De rechtbank oordeelt dat verzoekster niet te goeder trouw is geweest bij het onbetaald laten van haar huur, omdat zij haar uitkering op een leefgeldrekening heeft laten storten en dit geld heeft besteed aan niet-noodzakelijke uitgaven, zoals een auto en een kinderwagen. Hierdoor is een huurachterstand ontstaan. De rechtbank concludeert dat verzoekster niet voldoet aan de vereisten voor toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat zij niet de nodige inspanningen heeft geleverd om haar schulden te voldoen en geen saneringsgezinde houding heeft getoond. Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt dan ook afgewezen. De rechtbank wijst erop dat dit niet uitsluit dat er andere feiten of omstandigheden zijn die ook tot afwijzing van het verzoek kunnen leiden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 28-01-2022
[naam verzoekster],
[adres]
[woonplaats],
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 9 december 2021 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoekster is gehoord ter terechtzitting van
21 januari 2022.

2..De feiten

Verzoekster ontvangt inkomsten uit een WIA-uitkering. De schuldenlast bedraagt volgens de verklaring als bedoeld in artikel 285 Faillissementswet € 37.377,46.

3..De beoordeling

Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoekster ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest en dat zij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank oordeelt dat het één noch het ander in het voorliggende geval aannemelijk is.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan een verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin de verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
Tijdens de terechtzitting is naar voren gekomen dat de WIA-uitkering van verzoekster – wiens goederen onder beschermingsbewind zijn gesteld – recentelijk voor een periode van twee maanden is uitbetaald op haar leefgeldrekening (in plaats van op de beheerrekening). Verzoekster heeft desgevraagd op zitting verklaard dat zij dit geld heeft besteed aan uitgaven voor haar auto, een kinderwagen voor haar kleinkind en aankopen voor haarzelf. Door de – niet-noodzakelijke – uitgaven van verzoekster is een huurachterstand ontstaan. Aannemelijk is dat de uitkering op verzoek van verzoekster is overgemaakt naar de leefgeldrekening. Ook als dat niet het geval is, geldt dat verzoekster wist of redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zij dit geld niet mocht besteden en dat zij dit geld had moeten reserveren voor het voldoen van haar vaste lasten. De recente huurschuld is dus, gelet op het voorgaande, niet te goeder trouw ontstaan, althans onbetaald gelaten. Daarnaast geeft deze handelwijze geen blijk van een saneringsgezinde houding bij verzoekster. De rechtbank is derhalve niet ervan overtuigd dat verzoekster kan voldoen aan de zware verplichtingen die gelden in de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Feiten en omstandigheden die – ondanks het ontbreken van de goede trouw – toelating rechtvaardigen zijn niet voldoende aannemelijk «gemaakt/geworden»geworden.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden afgewezen.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat dit niet betekent dat er geen andere feiten of omstandigheden zijn die eveneens tot afwijzing van het verzoek dienen te leiden.

4..De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen, rechter, en in aanwezigheid van
M. Melissant, griffier, in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2022. [1]