ECLI:NL:RBROT:2022:7489

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 augustus 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
C/10/635810 / HA ZA 22-278
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident in vrijwaring met betrekking tot onbehoorlijk bestuur en aansprakelijkheid in faillissement

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een incident in vrijwaring dat is ingesteld door de Curator q.q. van de failliete vennootschap [naam bedrijf01]. De Curator vordert dat mevrouw mr. [naam01] van Schaap Advocaten en Notarissen in vrijwaring wordt opgeroepen. De Curator stelt dat [gedaagden01] hun bestuurstaak kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld, wat heeft geleid tot het faillissement van [naam bedrijf01]. De gedaagden in de hoofdzaak zijn [gedaagde01], [gedaagde02] en [gedaagde03], die gezamenlijk worden aangesproken voor de schade die is ontstaan door hun handelen. De Curator legt verschillende juridische grondslagen aan zijn vorderingen ten grondslag, waaronder kennelijk onbehoorlijk bestuur en onrechtmatige daad.

De rechtbank heeft de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring toegewezen, omdat er voldoende gronden zijn gesteld die een rechtsverhouding tussen [eisers] en [naam01] rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt dat de Curator q.q. zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, wat de beslissing om de vordering toe te wijzen verder ondersteunt. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak zal op 21 september 2022 opnieuw op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/635810 / HA ZA 22-278
Vonnis in incident van 10 augustus 2022
in de zaak van
[eiser01]
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam bedrijf01],
kantoorhoudende in [plaats01] ,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. J.P.M. Borsboom te Rotterdam,
tegen

1..[gedaagde01] ,

wonende in [woonplaats01] ,
2.
[gedaagde02],
wonende in [woonplaats02] ,
3.
[gedaagde03],
wonende in [woonplaats03] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. J.C. Debije te Rotterdam.
Eiser wordt hierna ‘de Curator q.q.’ genoemd. Gedaagden worden hierna afzonderlijk ‘ [gedaagde01] ’, ‘ [gedaagde02] ’ en ‘ [gedaagde03] ’ en gezamenlijk in meervoud ‘ [gedaagden01] ’ genoemd. De gefailleerde vennootschap [naam bedrijf01] wordt hierna ‘ [naam bedrijf01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 december 2021, met producties 1 tot en met 41;
  • het herstelexploot van 17 januari 2022;
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring
  • de conclusie van antwoord in het incident tot oproeping in vrijwaring.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2..De vordering in de hoofdzaak

2.1.
Zakelijk weergegeven vordert de Curator q.q. in de hoofdzaak om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
a) voor recht te verklaren dat [gedaagden01] hun bestuurstaak kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld, dat dit kennelijk onbehoorlijke bestuur een belangrijke oorzaak is van het faillissement van [naam bedrijf01] en dat [gedaagden01] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het faillissementstekort;
b) [gedaagden01] hoofdelijk te veroordelen tot schadevergoeding, op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum faillissement, althans vanaf de dag van de dagvaarding, althans hen zal veroordelen tot betaling aan de Curator q.q. van dat wat de rechtbank juist en rechtvaardig acht;
c) [gedaagden01] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een voorschot op de faillissementskosten ten bedrage van € 500.000,00, althans tot betaling van een bedrag dat de rechtbank juist en rechtvaardig acht;
subsidiair
d) voor recht te verklaren dat [gedaagden01] ieder afzonderlijk onrechtmatig hebben gehandeld tegenover de gezamenlijke schuldeisers van [naam bedrijf01] en hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die de gezamenlijke schuldeisers hebben geleden als gevolg van hun handelen;
e) [gedaagden01] hoofdelijk te veroordelen tot schadevergoeding, op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum faillissement, althans vanaf de dag van de dagvaarding, althans hen zal veroordelen tot betaling aan de Curator q.q. van dat wat de rechtbank juist en rechtvaardig acht;
f) [gedaagden01] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een voorschot op de schade ten bedrage van € 500.000,00, althans tot betaling van een bedrag dat de rechtbank juist en rechtvaardig acht;
meer subsidiair
g) [gedaagden01] te veroordelen tot betaling aan de Curator q.q. van een bedrag gelijk aan het tekort als bedoeld in artikel 2:216 lid 3 BW, met een maximum van het faillissementstekort, ontstaan als gevolg van het dividendbesluit, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2018, althans hen te veroordelen tot betaling aan de Curator q.q. van dat wat de rechtbank juist en rechtvaardig acht;
meest subsidiair (ten aanzien van [gedaagde01] )
h) voor recht te verklaren dat [gedaagde01] zijn bestuurstaak onbehoorlijk heeft vervuld en aansprakelijk is voor de schade die [naam bedrijf01] daardoor heeft geleden;
i) [gedaagde01] te veroordelen tot schadevergoeding, op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum faillissement, althans vanaf de dag van de dagvaarding, althans hem zal veroordelen tot betaling aan de Curator q.q. van dat wat de rechtbank juist en rechtvaardig acht;
j) [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van een voorschot op de schade ten bedrage van € 500.000,00, althans tot betaling van een bedrag dat de rechtbank juist en rechtvaardig acht;
ten aanzien van alle vorderingen
k) [gedaagden01] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, de beslagkosten ten bedrage van € 4.646,84 daaronder begrepen.
2.2.
De Curator q.q. legt aan zijn vorderingen - kort gezegd -
primairkennelijk onbehoorlijk bestuur (artikel 2:248 BW),
subsidiaironrechtmatige daad (artikel 6:162 BW),
meer subsidiaironterechte dividenduitkering (artikel 2:216 BW) en
meest subsidiaironbehoorlijke taakvervulling (artikel 2:9 BW) ten grondslag.

3..Het geschil in het incident

3.1.
[eisers] vorderen dat hen wordt toegestaan mevrouw mr. [naam01] van Schaap Advocaten en Notarissen te Rotterdam in vrijwaring op te roepen, kosten rechtens.
3.2.
[eisers] stellen daartoe - samengevat weergegeven - het volgende.
3.2.1.
[naam bedrijf01] was (niet meer en niet minder dan) de houdstervennootschap van een aantal dochtervennootschappen/werkmaatschappijen. [naam bedrijf01] en de deelnemingen waren op hun beurt onderdeel van een (veel) grotere groep van vennootschappen, in de zin van artikel 2:24b BW (hierna: het [naam concern01] ). Het [naam concern01] stond onder de centrale leiding van [eisers] , die ook - indirect - aandeelhouder waren van de diverse entiteiten die tot het [naam concern01] behoorden.
3.2.2.
Vanaf oktober 2018 heeft een (daarvóór bedachte en uitgewerkte) ingrijpende herstructurering van het [naam concern01] haar beslag gekregen. Deze herstructurering hield verband met het feit dat er naar het oordeel van [eisers] in het belang van de continuïteit op de langere termijn van de tot het [naam concern01] behorende onderneming substantieel in het [naam concern01] moest worden geïnvesteerd. [eisers] beschikten zelf niet over de hiervoor benodigde middelen. In deze investeringsbehoefte kon uiteindelijk wel worden voorzien door toetreding van een kapitaalkrachtige nieuwe aandeelhouder, die gevonden werd in de persoon van de heer [naam02] (hierna: [naam02] ).
3.2.3.
De wijze waarop de herstructurering van het [naam concern01] vorm werd gegeven is niet door [eisers] bedacht, maar komt geheel uit de koker van [naam02] en zijn adviseurs, waaronder in het bijzonder het advocatenkantoor Schaap Advocaten en Notarissen te Rotterdam (hierna: Schaap Advocaten en Notarissen).
3.2.4.
Ter uitvoering van de herstructurering is de veelheid aan notariële aktes die benodigd waren voor (onder meer) het verhangen van de diverse dochtervennootschappen/ werkmaatschappijen, waaronder die van [naam bedrijf01] , opgesteld en verleden ten overstaan van de (kandidaat-)notaris [naam01] (hierna: [naam01] ), verbonden aan Schaap Advocaten en Notarissen. [naam01] wist dat het verlijden van de aktes waarbij de deelnemingen van [naam bedrijf01] werden verhangen, en waarbij de koopprijs niet in liquiditeit aan [naam bedrijf01] beschikbaar kwam maar werd voldaan door middel van een lening van [naam bedrijf01] aan de kopers (bij de eerste ‘stap’ van het verhangen van de deelnemingen waren dat de houdstervennootschappen van gedaagden), met de bedoeling dat deze lening in het kader van de verdere uitvoering van de herstructurering vervolgens verrekend zou worden met de vorderingen die deze kopers in het kader van de uitvoering van de herstructurering zouden gaan verkrijgen op de [naam bedrijf01] , tot gevolg zou kunnen hebben dat hiermee onrechtmatig werd gehandeld tegenover [naam bedrijf01] en/of haar schuldeisers, met de gevolgen van dien voor [eisers] als de uiteindelijke bestuurders/natuurlijke personen van deze houdstervennootschappen en/of van [naam bedrijf01] , dan wel dat [eisers] (ingeval van faillissement van [naam bedrijf01] ) als gevolg daarvan onbehoorlijk bestuur van [naam bedrijf01] zou kunnen worden verweten.
3.2.5.
Door niettemin nader onderzoek na te laten en verder na te laten om [eisers] als nauw betrokken derden te informeren over en te waarschuwen voor de mogelijke gevolgen voor hen persoonlijk, maar vervolgens toch de betreffende aktes te passeren in plaats van haar ministerie te weigeren, heeft [naam01] gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 21 lid 2 van de Wet op het notarisambt, met haar zorgplicht tegenover [eisers] als betrokken derden, en zich aldus niet gedragen als redelijk handelend en vakbekwaam notaris. [naam01] heeft dan ook onrechtmatig gehandeld tegenover [eisers] , zodat zij tegenover hen aansprakelijk is voor de schade die zij als gevolg daarvan lijden.
3.2.6.
Onderdeel van de schade van [eisers] zijn de nadelige gevolgen die zij als gevolg van deze gang van zaken zullen ondervinden van een eventuele veroordeling in de hoofdzaak. [eisers] hebben er derhalve belang bij om [naam01] in vrijwaring op te roepen.
3.3.
De Curator q.q. refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

4..De beoordeling in het incident

4.1.
De incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring is tijdig en vóór alle weren genomen. Ingevolge artikel 210 lid 1 Rv kan de gedaagde iemand in vrijwaring oproepen indien hij meent hiertoe gronden te hebben. Voldoende is dat gedaagde in de hoofdzaak genoegzaam stelt, dat tussen hem en de derde een rechtsverhouding bestaat krachtens welke de derde verplicht is de nadelige gevolgen van een veroordeling van gedaagde in de hoofdzaak te dragen.
4.2.
[eisers] hebben voldoende gesteld en onderbouwd dat tussen [eisers] en [naam01] een rechtsverhouding bestaat die mogelijk tot vrijwaring door [naam01] verplicht, zodat aan de vereisten voor oproeping in vrijwaring is voldaan. Nu de Curator q.q. zich daarnaast heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, zal de incidentele vordering worden toegewezen.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De rechtbank:
in het incident
5.1.
staat toe dat mevrouw mr. [naam01] van Schaap Advocaten en Notarissen te Rotterdam door [eisers] wordt gedagvaard tegen de rolzitting van
21 september 2022;
5.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
21 september 2022voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J Arts. Het is door de rolrechter ondertekend en op 10 augustus 2022 in het openbaar uitgesproken.
3349 / 3455