ECLI:NL:RBROT:2022:7491

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
10044746 / CV EXPL 22-328
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de kantonrechter in kort geding en verwijzing naar civiele rechter

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 augustus 2022, is een kort geding aan de orde waarin de bevoegdheid van de kantonrechter centraal staat. Eiseres, in haar hoedanigheid als curator van [naam01], heeft een verzoekschrift ingediend tegen Stichting Zuidwester. De gemachtigde van eiseres, mr. J.E. de Glopper, heeft tijdens de mondelinge behandeling de vordering toegelicht, die onder andere inhoudt dat gedaagde wordt verboden om [naam01] zonder toestemming van eiseres te verplaatsen of te verhuizen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van onbepaalde waarde is en dat er geen sprake is van een aardvordering, aangezien er geen huurovereenkomst of andere overeenkomst is die de vordering zou onderbouwen.

De kantonrechter heeft vervolgens ambtshalve beoordeeld of zij absoluut bevoegd is om het kort geding te behandelen. Op basis van artikel 254 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de kantonrechter bevoegd tot het geven van voorlopige voorzieningen in zaken die in een bodemprocedure door de kantonrechter worden behandeld. Echter, de kantonrechter heeft geconcludeerd dat zij niet absoluut bevoegd is om het verzoekschrift te behandelen, omdat de civiele rechter bevoegd is. De zaak is daarom op grond van artikel 71 Rv verwezen naar het team Handel en Haven van de Rechtbank Rotterdam voor verdere behandeling.

De kantonrechter heeft partijen erop gewezen dat zij in het vervolg van de procedure niet in persoon kunnen procederen, maar dat zij hiervoor een advocaat nodig hebben. Tevens zijn de griffierechten voor zowel eiseres als gedaagde uiteengezet, waarbij eiseres een griffierecht van € 314,00 en gedaagde een griffierecht van € 676,00 verschuldigd is na verwijzing. De griffier is opgedragen om de processtukken en een afschrift van het proces-verbaal zo spoedig mogelijk aan de griffier van het team Handel en Haven te doen toekomen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10044746 / CV EXPL 22-328
datum: 15 augustus 2022
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ex artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in kort geding van de kantonrechter, zitting houdende in Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres01],
wonende in [woonplaats01] ,
in haar hoedanigheid van curator van [naam01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.E. de Glopper te Goes,
tegen
Stichting Zuidwester,
gevestigd in Middelharnis, gemeente Goeree-Overflakkee,
gedaagde,
gemachtigde: mr. dr. L.A.P. Arends te Nijmegen.
Aanwezig is mr. F. Aukema-Hartog, kantonrechter, bijgestaan door mr. R.W.H. van Rijkom, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • eiseres in persoon, vergezeld van haar zoon en bijgestaan door haar gemachtigde;
  • namens gedaagde [naam02] (regiomanager), bijgestaan door de gemachtigde van gedaagde en [naam03] .
De kantonrechter gaat over tot de bij dagbepaling van 12 augustus 2022 bepaalde mondelinge behandeling van het kort geding.

1..Verklaringen van partijen

1.1.
Partijen hebben hun standpunten met betrekking tot de absolute bevoegdheid van de kantonrechter tijdens de mondelinge behandeling nader toegelicht.

2..De gronden van de beslissing

2.1.
De kantonrechter moet - zo nodig ambtshalve - beoordelen of zij absoluut bevoegd is om het onderhavige kort geding te behandelen en daarin te beslissen.
2.2.
Op grond van artikel 254 lid 5 Rv is de kantonrechter bevoegd tot het geven van een voorlopige voorziening in zaken die in een bodemprocedure door de kantonrechter worden behandeld en beslist. Dit betekent dat in deze kort geding-procedure allereerst moet worden beoordeeld of de kantonrechter in een bodemprocedure al dan niet bevoegd zou zijn om over het tussen partijen bestaande geschil te oordelen.
2.3.
De maatstaf voor de beoordeling van de absolute bevoegdheid van de kantonrechter wordt gegeven door artikel 93 Rv.
2.4.
Eiseres vordert - kort gezegd - om gedaagde te verbieden [naam01] (de onder curatele gestelde) zonder toestemming van eiseres over te plaatsen, dan wel te verhuizen, op straffe van een dwangsom. Dit betreft een vordering van onbepaalde waarde, hetgeen de gemachtigde van eiseres heeft erkend, terwijl er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00. Daarnaast is geen sprake van een aardvordering, nu de gemachtigde van eiseres ook heeft erkend dat geen sprake is van een huurovereenkomst (of enige andere overeenkomst die maakt dat sprake is van een aardvordering).
2.5.
De kantonrechter is gelet op het voorgaande niet absoluut bevoegd om het onderhavige verzoekschrift te behandelen en daarop te beslissen. De civiele rechter is bevoegd. Aangezien tussen partijen niet in geschil is dat de Rechtbank Rotterdam relatief bevoegd is en de kantonrechter zelf overigens ook van oordeel is dat dit het geval is, wordt de zaak op de voet van artikel 71 Rv ter verdere behandeling verwezen naar het team Handel en Haven van deze rechtbank.

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart zich niet absoluut bevoegd om het onderhavige verzoekschrift te behandelen en daarop te beslissen;
3.2.
verwijst de zaak naar het team Handel en Haven van deze rechtbank, zodat de zaak daar wordt voortgezet in de stand waarin deze zich op dit moment bevindt;
3.3.
wijst partijen erop dat zij van de griffier van het team Handel en Haven schriftelijk bericht zullen ontvangen over de wijze waarop de procedure wordt voortgezet;
3.4.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet in persoon kunnen procederen, maar dat zij hiervoor een advocaat nodig hebben;
3.5.
wijst eiseres erop dat na verwijzing een griffierecht is verschuldigd van € 314,00 en dat de verhoging van € 228,00 binnen vier weken na de hiervoor genoemde roldatum moet zijn betaald, waarvoor eiseres een nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) zal ontvangen;
3.6.
wijst eiseres erop dat van een persoon die onvermogend is (een laag inkomen heeft), een lager griffierecht wordt geheven, als zij op het moment waarop het griffierecht wordt geheven heeft opgestuurd:
1) een afschrift van het besluit tot toevoeging als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand, of als dit niet mogelijk is in verband met omstandigheden die redelijkerwijs niet aan haar zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag om een toevoeging, of;
2) een inkomensverklaring van de Raad voor de Rechtsbijstand ten behoeve van vermindering van griffierechten (zonder gebruikmaking van een toevoeging);
3.7.
wijst gedaagde erop dat na verwijzing een griffierecht van € 676,00 is verschuldigd en dat dat bedrag binnen vier weken na de hiervoor genoemde roldatum moet zijn betaald, waarvoor gedaagde een nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) zal ontvangen;
3.8.
draagt de griffier op om de processtukken en een afschrift van dit proces-verbaal zo spoedig mogelijk aan de griffier van het team Handel en Haven te doen toekomen.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat door de kantonrechter is ondertekend.
38671