Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
2.De standpunten
Verweerster heeft geen (ICT-)diensten van verzoekster geleverd gekregen. Verzoekster heeft werkzaamheden verricht voor Bodyfashion Distribution B.V., tussen deze vennootschap en verzoekster was er sprake van een lopend contract. Tussen verzoekster en verweerster hebben einde 2020, begin 2021 wel onderhandelingen plaatsgevonden over een mogelijke samenwerking, maar daarover is geen overeenstemming bereikt. Een door verweerster ondertekend contract bestaat niet. Dat er in 2020 (en niet in 2021) enkele betalingen zijn gedaan door verweerster aan verzoekster ten behoeve van de aan Bodyfashion Distribution B.V. verrichte diensten, maakt dit niet anders. Het is verweerster toegestaan om facturen van verzoekster ten gunste van Bodyfashion Distribution B.V. te voldoen. Daarmee is verweerster nog geen contract aangegaan met verzoekster of contractspartij geworden. Bovendien heeft Bodyfashion Distribution B.V. verzoekster herhaaldelijk verzocht de tenaamstelling van de facturen, die door verzoekster eigenhandig op naam van verweerster zijn gezet, aan te passen naar Bodyfashion Distribution B.V. Desondanks vordert verzoekster van verweerster betaling van facturen, die door Bodyfashion Distribution B.V. zouden moeten worden voldaan. Van enig vorderingsrecht van verzoekster op verweerster is dan ook geen sprake. Verweerster heeft voorts betwist dat zij verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Er is geen sprake van betalingsonmacht. Verweerster heeft – ter voorkoming van verdere discussie – aangeboden de openstaande facturen volledig te voldoen. Op de derdengeldenrekening van haar advocaat staat thans een bedrag van € 20.000,00 waarmee de gehele vordering kan worden voldaan. Ook is niet gebleken dat er sprake is van pluraliteit van schuldeisers, zodat ook aan die voorwaarde niet is voldaan.