ECLI:NL:RBROT:2022:7511

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
7 september 2022
Zaaknummer
C/10/640722 / FT RK 22/240
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot faillietverklaring wegens onvoldoende vorderingsrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot faillietverklaring van de besloten vennootschap DYNAMIC SERVICE SOLUTIONS B.V. De verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.H.J. Luijer, heeft op 13 juli 2022 een verzoekschrift ingediend, waarin zij stelt dat zij een vordering heeft van € 17.528,19 op de verweerster, een andere besloten vennootschap. De verweerster, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.C.M. van Ruitenbeek-Kossen, heeft het vorderingsrecht van verzoekster betwist en aangevoerd dat er geen overeenkomst bestaat tussen partijen. De rechtbank heeft de partijen op 2 augustus 2022 in raadkamer gehoord en de zaak vervolgens beoordeeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster niet heeft aangetoond dat zij een vorderingsrecht heeft op verweerster. De verweerster heeft gemotiveerd betwist dat er een overeenkomst bestaat en heeft bewijsstukken overgelegd die haar standpunt ondersteunen. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat verzoekster een vordering heeft die leidt tot een faillietverklaring van verweerster. De rechtbank wijst het verzoek tot faillietverklaring af en veroordeelt verzoekster in de proceskosten, vastgesteld op € 1.126,00.

De beslissing van de rechtbank is genomen door mr. B.A. Cnossen, in aanwezigheid van griffier mr. C. Hulsegge. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open, dat binnen acht dagen na de uitspraak kan worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Rekestnummer: [nummer]
BESCHIKKING op het verzoek van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DYNAMIC SERVICE SOLUTIONS B.V.,
kantoorhoudende te Amersfoort,
verzoekster,
advocaat: mr. W.H.J. Luijer,
strekkende tot faillietverklaring van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam 1]
statutair gevestigd te [plaats]
verweerster,
advocaat: mr. M.C.M. van Ruitenbeek-Kossen.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 13 juli 2022 een verzoekschrift bij de rechtbank ingediend, strekkende tot het uitspreken van het faillissement van verweerster.
Verzoekster, bij monde van advocaat mr. W.H.J. Luijer en bestuurder de heer [naam 2] , en verweerster, bij monde van advocaat mr. M.C.M. van Ruitenbeek-Kossen en haar kantoorgenoot mr. [naam 3] , zijn op 2 augustus 2022 in raadkamer gehoord.
Verzoekster heeft ter zitting aanvullende producties aan de rechtbank overgelegd.
Verweerster heeft ter zitting een pleitnota met bijlagen aan de rechtbank overgelegd en (gedeeltelijk) voorgedragen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Het standpunt van verzoekster
Verzoekster heeft – kort samengevat - gesteld dat zij ter zake van geleverde (ICT-)diensten een vordering heeft op verweerster van in totaal € 17.528,19, inclusief rente en kosten. Verzoekster heeft voor de door haar geleverde (ICT-)diensten facturen verstuurd aan verweerster die verweerster onbetaald heeft gelaten. Verweerster heeft dit niet betwist en ook de verschuldigdheid van die facturen en de factuurbedragen niet. Bovendien heeft verweerster meermaals toegezegd de openstaande facturen te betalen. Op
23 september 2021 heeft verzoekster verweerster meegedeeld over te gaan tot opschorting van de servicedienstverlening, omdat verweerster haar betalingsverplichting niet is nagekomen. Als reactie daarop heeft verweerster slechts gezegd het jammer te vinden dat verzoekster voor een bedrag van € 6.000,00 de service plat legt. Verweerster heeft niet eerder gesteld dat tussen partijen geen overeenkomst bestaat of dat de tenaamstelling van de facturen moet worden gewijzigd. Zij heeft niet inhoudelijk op latere aanmaningen gereageerd.
Voorts heeft verzoekster gesteld dat verweerster meerdere schuldeisers onbetaald laat. Er is sprake van een vordering van Verhoef Transport B.V. op verweerster van € 5.369,52. Verweerster verkeert dan ook in de toestand van te hebben opgehouden te betalen.
Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft het vorderingsrecht van verzoekster betwist. Hiertoe heeft zij – kort samengevat – betoogd dat tussen verzoekster en verweerster geen overeenkomst bestaat en dat er ook geen sprake is van een contractsovername door verweerster.
Verweerster heeft geen (ICT-)diensten van verzoekster geleverd gekregen. Verzoekster heeft werkzaamheden verricht voor Bodyfashion Distribution B.V., tussen deze vennootschap en verzoekster was er sprake van een lopend contract. Tussen verzoekster en verweerster hebben einde 2020, begin 2021 wel onderhandelingen plaatsgevonden over een mogelijke samenwerking, maar daarover is geen overeenstemming bereikt. Een door verweerster ondertekend contract bestaat niet. Dat er in 2020 (en niet in 2021) enkele betalingen zijn gedaan door verweerster aan verzoekster ten behoeve van de aan Bodyfashion Distribution B.V. verrichte diensten, maakt dit niet anders. Het is verweerster toegestaan om facturen van verzoekster ten gunste van Bodyfashion Distribution B.V. te voldoen. Daarmee is verweerster nog geen contract aangegaan met verzoekster of contractspartij geworden. Bovendien heeft Bodyfashion Distribution B.V. verzoekster herhaaldelijk verzocht de tenaamstelling van de facturen, die door verzoekster eigenhandig op naam van verweerster zijn gezet, aan te passen naar Bodyfashion Distribution B.V. Desondanks vordert verzoekster van verweerster betaling van facturen, die door Bodyfashion Distribution B.V. zouden moeten worden voldaan. Van enig vorderingsrecht van verzoekster op verweerster is dan ook geen sprake. Verweerster heeft voorts betwist dat zij verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Er is geen sprake van betalingsonmacht. Verweerster heeft – ter voorkoming van verdere discussie – aangeboden de openstaande facturen volledig te voldoen. Op de derdengeldenrekening van haar advocaat staat thans een bedrag van € 20.000,00 waarmee de gehele vordering kan worden voldaan. Ook is niet gebleken dat er sprake is van pluraliteit van schuldeisers, zodat ook aan die voorwaarde niet is voldaan.
Verweerster heeft de rechtbank verzocht het verzoek af te wijzen met veroordeling van verzoekster in de kosten van deze procedure.

3.De beoordeling

De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerster in Nederland ligt.
Ingevolge artikel 6 van de Faillissementswet wordt de faillietverklaring uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen en, als een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze. Van de hiervoor bedoelde feiten en omstandigheden blijkt in het algemeen, indien sprake is van pluraliteit van schuldeisers, terwijl tenminste één vordering opeisbaar is.
De rechtbank overweegt als volgt.
Tijdens de behandeling van het faillissementsverzoek had na een kort, eenvoudig onderzoek van het vorderingsrecht van verzoekster moeten blijken. Verweerster heeft de vordering van verzoekster gemotiveerd en gedocumenteerd betwist. Verweerster heeft zich onder meer op het standpunt gesteld dat tussen haar en verzoekster geen overeenkomst bestaat, dat verzoekster geen diensten aan haar heeft geleverd en dat verzoekster daarom ook geen vorderingsrecht op haar heeft. Zij heeft in dit verband onder andere een e-mail overgelegd waarin verzoekster is verzocht om de op naam van verweerster gestelde facturen te wijzigen en op naam van Bodyfashion Distribution B.V. te stellen, nu dat de contractspartij van verzoekster is. Verzoekster is er niet in geslaagd aan te tonen dat deze betwisting aanstonds verworpen dient te worden. Op basis van summier onderzoek kan niet worden geconcludeerd dat het verweer van verweerster in een bodemprocedure zonder redelijke kans van slagen is. Dit maakt dat de rechtbank thans niet kan uitgaan van een vorderingsrecht van verzoekster, zodat het verzoek tot faillietverklaring reeds op die grond wordt afgewezen en verder onderzoek achterwege kan blijven.
Verzoekster zal bij deze stand van zaken in de proceskosten worden veroordeeld. Hoewel in een verzoekschrift tot faillietverklaring vorderingen met hun waarde moeten worden vermeld, betreft een faillietverklaring een zaak van onbepaalde waarde. De proceskosten zullen dan ook worden vastgesteld op 2 punten maal tarief II in eerste aanleg = € 1.126,00 (overeenkomstig het Liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven).

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot faillietverklaring;
- veroordeelt verzoekster in de proceskosten aan de zijde van verweerster, bepaald op € 1.126,00 aan salaris voor de advocaat.
Deze beschikking is op 9 augustus 2022 gegeven door mr. B.A. Cnossen, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Hulsegge, griffier. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.