ECLI:NL:RBROT:2022:76

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 januari 2022
Publicatiedatum
7 januari 2022
Zaaknummer
C/10/629401 / KG ZA 21-1028
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod tot onrechtmatig handelen en contactverbod in burengeschil

In deze zaak, die op 5 januari 2022 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen eisers, [naam eiser 1] en [naam eiser 2], en gedaagde, [naam gedaagde]. Eisers hebben een verbod gevorderd tegen gedaagde om onrechtmatig jegens hen te handelen en om contact met hen op te nemen. De procedure is gestart na een reeks van conflicten tussen de buren, waarbij eisers gedaagde beschuldigen van overlast en het schenden van hun erfpachtrechten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een langdurig conflict bestaat en dat eisers een spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door palen van eisers te verwijderen en een stenen object op hun oprit te plaatsen, wat gevaarlijk was. De rechtbank heeft gedaagde verboden om nog langer onrechtmatig jegens eisers te handelen en om actief contact met hen op te nemen. Daarnaast is gedaagde veroordeeld in de proceskosten van eisers. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/629401 / KG ZA 21-1028
Vonnis in kort geding van 5 januari 2022
in de zaak van

1..[naam eiser 1],

2.
[naam eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats eisers],
eisers,
advocaat mr. E.M. Richel te Schiedam,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen worden hierna [naam eiser 1], [naam eiser 2], en [naam gedaagde] genoemd.
[eisers] worden tezamen aangeduid als eisers.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 december 2021, met producties 1 tot en met 16,
  • de brief van [naam gedaagde] van 19 december 2021, met producties 1 tot en met 4,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 22 december 2021,
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Partijen wonen in de [adres]. Eisers wonen in de hoekwoning op nummer [huisnummer 1]. [naam gedaagde] woont schuin tegenover eisers, in het appartement op nummer [huisnummer 2]. Eisers beschikken verder over twee garages met nummers [nummer 1] en [nummer 2].
2.2.
In juni 2021 hebben eisers zes palen bij hun garages geplaatst, zodat andere voertuigen de in- en uitrit van de garages niet kunnen blokkeren. Uit camerabeelden van eisers van 21 juli 2021 blijkt dat [naam gedaagde] twee van deze palen heeft verwijderd. Op 23 juli 2021 heeft [naam eiser 2] bij de politie aangifte gedaan van diefstal.
2.3.
Uit camerabeelden van eisers van 11 augustus 2021 blijkt dat [naam gedaagde] een stenen object voor een auto van eisers op de oprit van hun woning heeft geplaatst.
2.4.
Bij brief van 16 augustus 2021 heeft de advocaat van eisers aan [naam gedaagde] laten weten dat [naam gedaagde] overlast veroorzaakt doordat hij herrie maakt tijdens de nachtelijke uren, de garages van eisers met zijn auto blokkeert, een stenen object voor een auto van eisers heeft geplaatst, eieren gooit op de auto’s van eisers en aan eisers toebehorende erfmarkeringen (de palen) heeft ontvreemd. Namens eisers heeft de advocaat [naam gedaagde] gesommeerd om zich verder te onthouden van het veroorzaken van overlast richting eisers.
2.5.
Uit camerabeelden van eisers van 19 september 2021 blijkt dat iemand een voorwerp tegen een ruit van de woning van eisers heeft gegooid.
2.6.
Uit camerabeelden van eisers van 7 november 2021 blijkt dat iemand aangestoken vuurwerk in de voortuin van eisers heeft gegooid.

3..Het geschil

3.1.
Eisers vorderen dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
[naam gedaagde] verbiedt om nog langer onrechtmatig en gevaarzettend te handelen en/of onrechtmatige hinder te plegen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 1.500,00 per gebeurtenis, dag, of dagdeel dat [naam gedaagde] dit verbod overtreedt,
[naam gedaagde] verbiedt om na betekening van dit vonnis nog op enigerlei wijze contact te zoeken met eisers, waarbij het [naam gedaagde] in het bijzonder verboden wordt om eisers persoonlijk binnen een straal van 100 meter te benaderen (met uitzondering van het eigen perceel van [naam gedaagde]) en aan te spreken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 1.500,00 per gebeurtenis, dag, of dagdeel dat [naam gedaagde] dit contactverbod overtreedt,
[naam gedaagde] verbiedt onredelijke overlast jegens eisers te veroorzaken, althans deze beveelt zich te onthouden van de volgende specifieke gedragingen jegens eisers: bedreigingen, beledigingen, intimidatie en/of geluidsoverlast, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1 500,00 per gebeurtenis, dag, of dagdeel dat [naam gedaagde] zich hier niet aan houdt,
[naam gedaagde] verbiedt om het erfpachtrecht van eisers te schenden, in die zin dat het [naam gedaagde] wordt verboden om eigendommen van eisers te beschadigen of te vernielen en zich op het perceel van eisers te begeven of te doen begeven, dan wel zaken tegen of voor de woning van eisers te plaatsen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 1.500,00 per gebeurtenis, dag, of dagdeel dat gedaagde deze verboden overtreedt,
[naam gedaagde] verbiedt de toegang tot de garages van eisers op welke wijze dan ook te beperken, te hinderen of te verhinderen dan wel een obstakel te (laten) plaatsen of geplaatst te (laten) houden of te laten (parkeren) op of voor onderhavige garages en de daarbij behorende erfpachtgrond, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.500,00 per gebeurtenis, dag of dagdeel, dat [naam gedaagde] dit verbod overtreedt,
de dwangsommen te vermeerderen met wettelijke rente, berekend vanaf het moment van verbeuren van ieder afzonderlijke dwangsom tot aan de dag der algehele voldoening,
[naam gedaagde] veroordeelt in de kosten van dit geding, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na het vonnis tot en met de dag van de algehele voldoening.
3.2.
Eisers leggen het volgende aan hun vorderingen ten grondslag.
[naam gedaagde] handelt onrechtmatig jegens eisers, omdat hij inbreuk maakt op de (erfpacht)rechten van eisers en hinder aan eisers toebrengt. [naam gedaagde] keert en parkeert zijn voertuigen met regelmaat op de in- en uitrit van de garageboxen en langs een heg op de openbare weg. Daarnaast veroorzaakt hij overlast, bestaande uit geschreeuw op straat en provocerende taal, beledigende taal, dreigende taal en schelden, getreiter en pesten, fysiek of verbaal geweld, agressiviteit, intimidatie en bedreiging, stelselmatig hinderen, het afsteken van vuurwerk in combinatie met intimiderend gedrag en het beschadigen en vernielen van goederen. [naam gedaagde] zoekt met zijn handelwijze voortdurend het contact op met eisers. Daarmee maakt hij stelselmatig inbreuk op het woongenot van eisers, waardoor zij schade lijden.
3.3.
[naam gedaagde] voert verweer dat zich als volgt laat samenvatten.
De vorderingen van eisers moeten worden afgewezen. Eisers hebben geen spoedeisend belang. Daarnaast is niet juist dat [naam gedaagde] inbreuk maakt op de (erfpacht)rechten van eisers en hinder toebrengt. Ook veroorzaakt hij geen overlast. [naam gedaagde] betwist in het bijzonder dat hij fysiek geweld tegen eisers heeft gebruikt. Onjuist is dat [naam gedaagde] voortdurend contact met eisers zoekt. [naam eiser 1] is degene die provocerend handelt. Hij maakt zich schuldig aan stalking, omdat hij [naam gedaagde] en zijn vriendin steeds fotografeert en filmt. Andere bewoners hebben bevestigd dat eisers de buurt met hun gedrag terroriseren. [naam gedaagde] beroept zich in dit verband op door hem overgelegde schriftelijke verklaringen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Anders dan [naam gedaagde] stelt, hebben eisers een spoedeisend belang bij hun vorderingen. Uit de stellingen van eisers alsook de toelichting van partijen ter zitting blijkt dat al sinds lange tijd een conflict tussen partijen bestaat. Het is zowel in het belang van eisers als [naam gedaagde] dat daarvoor op korte termijn een oplossing komt. De uitkomst van een bodemprocedure kan daarmee niet door eisers en [naam gedaagde] worden afgewacht.
4.2.
In zijn brief en tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam gedaagde] te kennen gegeven dat hij zijn auto en bus van de zaak in noodgevallen wel eens voor of bij de in- en uitrit van de garageboxen van eisers keert en/of parkeert. Volgens [naam gedaagde] doen veel buurtbewoners dit met regelmaat, omdat er op het pleintje tussen de garageboxen en het appartementencomplex waarin [naam gedaagde] woont te weinig parkeerplaatsen zijn. Een eventueel op te leggen parkeerverbod dient naar de mening van [naam gedaagde] daarom voor alle buurtbewoners te gelden.
4.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat het [naam gedaagde] niet is toegestaan om zijn voertuigen op de in- en uitrit van de garageboxen en/of de daarbij behorende erfpachtgrond van eisers te keren en te parkeren. [naam gedaagde] maakt daarmee inbreuk op rechten van eisers. De gebruiker van een garagebox moet deze kunnen gebruiken. Dat gaat uiteraard niet als er een auto van een ander voor staat. Daarnaast geldt dat het in het algemeen niet de bedoeling is dat voertuigen buiten parkeervakken worden geparkeerd, zoals langs de heg die aan het plein grenst. De voorzieningenrechter begrijpt echter dat dit stuk weg als openbare weg dient te worden aangemerkt. De voorzieningenrechter begrijpt voorts dat ter plaatse door buurtbewoners vaker auto’s worden geparkeerd waar dat formeel niet is toegestaan. Dat is niet zonder meer onrechtmatig jegens omwonenden, ook al ervaren zij dat wellicht als hinderlijk. Daarbij rijst de vraag in hoeverre eisers hinder van alleen [naam gedaagde] ondervinden, nu kennelijk ook andere buurtbewoners hun auto’s op dit stuk weg keren en parkeren, dit mede in verband met (te) beperkte parkeermogelijkheden ter plaatse.
4.4.
Om te voorkomen dat buurtbewoners hun auto’s op erfpachtgrond van eisers parkeren, hebben zij zes palen op hun erfpachtgrond aangebracht. [naam gedaagde] heeft erkend dat hij twee palen heeft verwijderd en in de tuin van eisers heeft gelegd. Ter zitting heeft [naam gedaagde] toegelicht dat hij de (zwarte) paaltjes gevaarlijk vond en dacht dat deze op gemeentelijke grond stonden. Verder heeft [naam gedaagde] toegegeven dat hij uit baldadigheid een stenen gans die hij kwijt wilde op de oprit van eisers voor hun auto heeft gezet. Volgens [naam gedaagde] vond hij dat op dat moment grappig. [naam gedaagde] betwist dat hij een object tegen de ruit van eisers en vuurwerk in de voortuin van eisers heeft gegooid.
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt dat [naam gedaagde] met het verwijderden van de palen en het plaatsen van de stenen gans op de oprit onrechtmatig ten opzichte van eisers heeft gehandeld. Met het weghalen van de palen heeft [naam gedaagde] zonder recht of titel erfmarkeringen van eisers verwijderd. Daarnaast heeft hij met het plaatsen van de stenen gans op de oprit voor de auto van eisers een gevaarlijke situatie gecreëerd. Indien [naam eiser 1] de gans niet had opgemerkt, zou hij daar immers tegenaan zijn gereden met in ieder geval schade aan de auto tot gevolg. In het kader van dit kort geding kan niet worden vastgesteld dat [naam gedaagde] een object tegen de ruit en vuurwerk in de tuin van eisers heeft gegooid. Op de camerabeelden is [naam gedaagde] niet voor de voorzieningenrechter herkenbaar in beeld. Eisers hebben bovendien geen andere stukken overgelegd waaruit volgt dat [naam gedaagde] het object tegen de ruit of het vuurwerk in de tuin heeft gegooid.
4.6.
Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat niet in voldoende mate is gebleken dat [naam gedaagde] fysiek of verbaal geweld heeft gebruikt. Eisers hebben in dit kader verwezen naar een voorval op oudjaarsavond in 2017, maar gelet op de verschillende uitleg van partijen kan niet worden vastgesteld dat van mishandeling van [naam eiser 2] door [naam gedaagde] daadwerkelijk sprake is geweest. Ook hebben eisers niet aangetoond dat [naam gedaagde] zich schuldig heeft gemaakt aan agressiviteit, intimidatie en/of bedreiging. Ter zitting is wel gebleken dat diverse keren woordenwisselingen tussen partijen hebben plaatsgevonden en dat beide partijen daarbij schreeuwden en/of beledigende taal gebruikten. Het komt de voorzieningenrechter voor dat beide partijen er een negatief aandeel in hebben gehad dat de verhouding tussen hen zo slecht is geworden. Beide partijen behoren zich van gedrag te onthouden waarvan is te voorzien dat het tot nodeloze en zinloze verdere escalatie kan leiden. In feite hebben beide partijen er belang bij elkaar zoveel mogelijk te negeren en daarmee tevens confrontaties en verdere escalatie te voorkomen.
4.7.
Naar voorlopig oordeel heeft [naam gedaagde] met het keren en parkeren van zijn voertuigen voor de garageboxen, het verwijderen van de palen en het plaatsen van de gans onrechtmatig jegens eisers gehandeld. Dat betreft onrechtmatig gedrag dat tot verdere escalatie aanleiding kan geven. [naam gedaagde] behoort zich daarvan te onthouden. Hij behoort zich te realiseren dat zijn onrechtmatig handelen en het escaleren van de slechte onderlinge verhouding angst bij eisers heeft kunnen oproepen en hun leven op uiterst onplezierige wijze negatief kan beïnvloeden. Gelet daarop alsook op het feit dat partijen al gedurende langere tijd met elkaar in conflict zijn en buurtbemiddeling over het bereiken van een oplossing niet mogelijk is gebleken, ziet de voorzieningenrechter aanleiding voor het treffen van een voorziening. Die bestaat eruit dat aan [naam gedaagde] een verbod wordt opgelegd om nog langer onrechtmatig jegens eisers te handelen. Daarbij dient onder onrechtmatig handelen gevaarzettend handelen, hinder, onredelijke overlast, schending van de erfpachtrechten van eisers en het beperken van de toegang tot de garages van eisers (zoals gevorderd onder 1 en 3 tot en met 5) te worden begrepen.
4.8.
Ten aanzien van het door eisers gevorderde contactverbod overweegt de voorzieningenrechter dat partijen tijdens de mondelinge behandeling met elkaar hebben afgesproken dat zij elkaar per direct zullen negeren. Gelet op de wijze waarop de communicatie tussen partijen verloopt, bestaat echter ook aanleiding voor het opleggen van een verbod aan [naam gedaagde] om actief contact met eisers op te nemen. Daarbij wordt de vordering die ertoe strekt [naam gedaagde] te verbieden om eisers persoonlijk binnen een straal van 100 meter te benaderen afgewezen. Dit is in praktische zin niet uitvoerbaar nu partijen op betrekkelijk geringe afstand van elkaar wonen. Daarnaast wordt vooralsnog met een verbod om actief contact op te nemen in voldoende mate tegemoet gekomen aan de belangen van eisers.
4.9.
De vorderingen om ge- of verboden te versterken met dwangsommen worden vooralsnog afgewezen. Het komt de voorzieningenrechter voor dat een dwangsomveroordeling op dit moment niet opportuun is nu dat mogelijk juist tot verdere escalatie en executiegeschillen zou leiden.
4.10.
[naam gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van eisers worden begroot op € 1.086,39 (€ 121,39 aan kosten dagvaarding, € 309,00 aan griffierecht en € 656,00 aan salaris advocaat). De gevorderde nakosten worden toegewezen op de hierna te melden wijze.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [naam gedaagde] om nog langer onrechtmatig jegens eisers te handelen,
5.2.
verbiedt [naam gedaagde] om nog actief contact met eisers op te nemen,
5.3.
veroordeelt [naam gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op € 1.086,39, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [naam gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [naam gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2022.
[2971/1729]