ECLI:NL:RBROT:2022:7601

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 september 2022
Publicatiedatum
12 september 2022
Zaaknummer
ROT 21/1517
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en beëindiging van uitkering op basis van de Wet WIA

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres, die sinds 2015 arbeidsongeschikt is, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van verweerder om haar WIA-uitkering per 15 december 2020 te beëindigen. Verweerder heeft vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat door eiseres wordt betwist. Eiseres voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest en dat zij meer beperkingen heeft dan door verweerder is vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat het onderzoek door de primaire arts en de verzekeringsarts zorgvuldig is uitgevoerd en de vastgestelde functionele mogelijkheden van eiseres correct zijn. De rechtbank concludeert dat eiseres niet volledig arbeidsongeschikt is en dat de geselecteerde functies passend zijn. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische vaststelling van beperkingen in het kader van de WIA.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/1517

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 september 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. M.Y. van Oel,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: [naam gemachtigde] .

Inleiding

Bij besluit van 14 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met ingang van 15 december 2020 beëindigd.
Bij besluit van 3 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Op 14 april 2022 heeft eiseres een aanvullend beroepschrift ingediend.
Op 24 mei 2022 heeft verweerder een aanvullend verweerschrift ingediend.
Op 8 juni 2022 heeft eiseres nadere medische stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juni 2022. Verschenen zijn: eiseres, haar dochter, haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

1.1.
Eiseres is op 19 maart 2015 uitgevallen voor haar werk als ID-medewerker/schoolassistente. Bij besluit van 21 februari 2017 heeft verweerder vastgesteld dat eiseres 80 tot 100% arbeidsongeschikt is en dat zij vanaf 16 maart 2017 recht heeft op een loongerelateerde werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering).
1.2.
Op 21 januari 2020 heeft eiseres verzocht om een herbeoordeling vanwege toegenomen klachten. In het kader daarvan heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden, waarbij verweerders arts de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 29 juli 2020 (geldig per 17 juli 2020) heeft opgesteld. Daarin zijn beperkingen aangegeven ten aanzien van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens een aantal gangbare functies geselecteerd die eiseres, rekening houdend met haar beperkingen zoals genoemd in de FML, zou kunnen verrichten. Het loon dat met de mediaanfunctie kan worden verdiend, ligt 15,89% lager dan wat eiseres verdiende voordat zij ziek werd. Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen.
2. In het kader van de heroverweging heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 25 januari 2021 geconcludeerd dat het onderzoek van de primaire arts zorgvuldig en volledig is geweest en dat de beperkingen die uit dat onderzoek naar voren zijn gekomen voldoende zijn onderkend bij het opstellen van de FML. Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit genomen.

Het beroep van eiseres

3. Eiseres voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest omdat de primaire arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanvullende medische informatie bij de behandeld sector hebben opgevraagd voordat zij een conclusie trokken. Eiseres voert verder aan dat zij volledig arbeidsongeschikt is, dan wel meer beperkingen heeft dan verweerder heeft vastgesteld. Daartoe stelt zij dat zij sinds 2015 bezig is met herstellen, maar dat zij tot op heden dagelijks zeer veel klachten ervaart aan haar schouder, nek, armen en onderrug. Door de klachten aan de linkerarm gebruikte eiseres haar rechterarm die inmiddels overbelast is geraakt. Door de toegenomen lichamelijke klachten is haar psychische gesteldheid achteruit gegaan en voelt zij zich somber en depressief. Zij is sinds kort weer onder behandeling van een fysiotherapeut omdat haar klachten zijn verergerd. De fysiotherapeut heeft haar laten weten dat het een lang behandeltraject zal zijn en hij heeft niet kunnen aangeven of de klachten zullen verminderen of verdwijnen. Eiseres stelt tevens dat zij vrijwilligerswerk en beschutte arbeid niet heeft kunnen volhouden vanwege haar klachten. Zij betwist dan ook het oordeel van verweerder dat haar belastbaarheid in de komende jaren zal verbeteren. Ten aanzien van de geselecteerde functies heeft eiseres op de zitting nader toegelicht dat deze niet geschikt zijn, omdat de FML niet juist is vastgesteld.

Het wettelijk kader

4. Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, van de Wet WIA wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.

Beoordeling door de rechtbank

5.1.
Eiseres heeft op 8 juni 2022 nadere medische stukken ingediend. Deze stukken zijn te laat ingediend. In artikel 8:58, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is namelijk bepaald dat stukken tot tien dagen voor de zitting kunnen worden ingediend. De rechtbank is niet gebleken dat deze stukken niet eerder hadden kunnen worden ingediend. De rechtbank betrekt deze stukken daarom niet bij haar beoordeling.
5.2.
In geschil is of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres vanaf 15 december 2020 (de datum in geding) minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De primaire arts heeft zijn beoordeling gebaseerd op dossieronderzoek, lichamelijk en psychisch onderzoek, anamnese en de van eiseres ontvangen medische informatie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is bij de hoorzitting van 25 januari 2021 aanwezig geweest, heeft dossierstudie verricht en heeft de informatie van de behandelend artsen meegenomen in zijn beoordeling. Dat de primaire arts en verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanvullende medische informatie hebben opgevraagd, leidt niet tot de conclusie dat het door hen verrichte onderzoek onzorgvuldig is geweest. In de rapportage van de primaire arts van 29 juli 2020 en de aanvullende rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 5 mei 2022 is uiteengezet dat er geen aanleiding is geweest om nadere medische informatie op te vragen omdat in het dossier voldoende informatie aanwezig was van behandelaars op zowel fysiek als psychisch gebied. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep mag een verzekeringsarts in beginsel varen op zijn eigen oordeel. [1] Het nader raadplegen van de behandelend sector is alleen aangewezen in gevallen waarin al een behandeling in gang is gezet, of zal worden gezet, die een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden van een betrokkene tot het verrichten van arbeid, of indien de betrokkene stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over de beperkingen. Daarvan is hier niet gebleken. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek door de primaire arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig is verricht.
5.3.
De stelling dat eiseres volledig arbeidsongeschikt is, slaagt niet. De primaire arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben deugdelijk gemotiveerd dat, hoewel eiseres op de datum in geding beperkingen heeft als gevolg van de aanwezige lichamelijke klachten, zij niet volledige arbeidsongeschiktheid is (geen benutbare mogelijkheden heeft). Van een situatie van geen benutbare mogelijkheden is op grond van artikel 2, vijfde lid, van het Schattingsbesluit – kort gezegd – sprake in het geval van opname in een ziekenhuis of een instelling, bedlegerigheid, het ontbreken van iedere vorm van zelfredzaamheid of een ernstige psychische stoornis waardoor de betrokkene ernstig disfunctioneert. Daarvan is in het geval van eiseres niet gebleken.
5.4.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat zij meer beperkt is dan verweerder heeft vastgesteld. Hierbij is van belang dat het bij het vaststellen van mogelijkheden en beperkingen voor een WIA-beoordeling niet gaat om hoe de klachten worden ervaren, maar of de beperkingen voor het verrichten van arbeid objectief (medisch) kunnen worden vastgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 25 januari 2021 inzichtelijk toegelicht dat de primaire arts lichamelijk onderzoek heeft verricht aan de nek, rug, schouders, ellebogen en de handen van eiseres. Dit onderzoek heeft geresulteerd in de conclusie dat de nek pijnlijk is bij het bewegen en dat het bewegen van het gewricht aan de linkerschouder beperkt is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd toegelicht dat met deze klachten rekening is gehouden in de FML van 29 juli 2020 omdat hierin bijna alle activiteiten zijn beperkt die belastend zijn voor de gewrichten, de nek en de rug. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep voorzien de gestelde beperkingen ook in de armklachten van eiseres. In de aanvullende rapportage van 5 mei 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat de linkerarm van eiseres verminderd belastbaar is (maar niet volledig onbruikbaar) en dat er geen aanleiding is te veronderstellen dat de rechterarm overbelast wordt bij het verrichten van arbeid met een belasting binnen de grenzen die in de FML zijn gesteld. Ten aanzien van de psychische klachten van eiseres heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk gemotiveerd dat geen aanleiding bestaat verdergaande beperkingen hiervoor aan te nemen. Hij heeft toegelicht dat onder meer uit de brief van Cirya van 5 september 2018 is gebleken dat de depressieve klachten en PTSS-klachten van eiseres in remissie waren en dat bij psychisch onderzoek op 28 juli 2020 de primaire arts geen afwijkingen op psychisch gebied heeft gevonden.
5.5.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder de functionele mogelijkheden van eiseres correct heeft vastgesteld. Over de grond dat de geduide functies niet passend zijn overweegt de rechtbank dat deze functies zijn geselecteerd op basis van de functionele mogelijkheden van eiseres. Het is niet gebleken dat de belastbaarheid van eiseres in de geselecteerde functies wordt overschreden. Deze grond slaagt daarmee niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het loon dat eiseres met passende arbeid kan verdienen, ligt 15,89% lager dan wat zij verdiende voordat zij ziek werd. Verweerder heeft daarmee terecht bepaald dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het beroep is ongegrond en daarmee blijft het bestreden besluit in stand.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 7 september 2022.
De griffier is verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 mei 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1132.