ECLI:NL:RBROT:2022:7766

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 september 2022
Publicatiedatum
19 september 2022
Zaaknummer
9681362
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de juistheid van facturen en bewijsopdracht met betrekking tot gevelsteigers

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen [persoon A], handelend onder de naam [handelsnaam A], en [persoon B], handelend onder de naam [handelsnaam B], over de juistheid van een aantal facturen die door [persoon A] aan [persoon B] zijn gestuurd. De procedure begon met een dagvaarding op 4 februari 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 18 juli 2022. De kern van het geschil betreft de levering en plaatsing van gevelsteigers door [persoon A] voor [persoon B]. [persoon A] heeft verschillende facturen ingediend, maar [persoon B] betwist de juistheid van deze facturen en stelt dat er geen overeenstemming is bereikt over de prijzen. [persoon A] eist een bedrag van € 8.883,24, terwijl [persoon B] in reconventie een bedrag van € 4.603,84 vordert, omdat hij stelt dat hij te veel heeft betaald. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [persoon A] moet bewijzen dat hij daadwerkelijk gevelsteigers heeft geleverd en geplaatst, en heeft de zaak aangehouden voor verdere bewijslevering. De beslissing om bewijs te leveren is vastgesteld voor 19 oktober 2022, waarbij [persoon A] de gelegenheid krijgt om aan te geven op welke wijze hij dit bewijs wil leveren.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9681362 \ CV EXPL 22-4533
datum uitspraak: 16 september 2022 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[persoon A] ,die handelt onder de naam [handelsnaam A] ,
woonplaats: [woonplaats A] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: E.S.A. Wiggers,
tegen
[persoon B], die handelt onder de naam [handelsnaam B] ,
woonplaats: [woonplaats B] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. G.S.M. Koster.
De partijen worden hierna ‘ [persoon A] ’ en ‘ [persoon B] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 4 februari 2022, met producties;
  • het antwoord met eis in reconventie (tegeneis), met producties;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord van [persoon B] op de rolzitting van 4 mei 2022;
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de e-mail van 1 juli 2022 van [persoon B] , met productie;
  • het antwoord in reconventie;
  • de brief van 11 juli 2022 van [persoon A] , met producties;
  • de spreekaantekeningen van mr. Koster.
1.2.
Op 18 juli 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigde van [persoon B] besproken.

2..De feiten

2.1.
[persoon A] heeft op 23 april 2019 een orderbevestiging (ordernummer
90472) opgesteld ten behoeve van [persoon B] . De orderbevestiging vermeldt, voor zover van belang:

Omschrijving Aantal Prijs Totaal
Werkadres [adres] Amsterdam
Verhuur rolsteigerset 10 meter werkhoogte 135x250 (prijs per week) 2,00 126,00 252,00
2de steiger
Verlengde huur indien de werkzaamheden uitlopen (prijs per dag) 18,00
MONTAGEKOSTEN; (begane grond +/- 15 meter van de auto)
Voor het plaatsen van de steiger berekenen wij u 1,00 200,00 200,00
Voor het afbreken van de steiger berekenen wij u 1,00 200,00 200,00
TRANSPORTKOSTEN; (lossen/laden circa 10 meter van de auto)
Transport op leverdatum en Transport na afmelding samen 1,00 140,00 140,00
ONDERDELENLIJST; De aan u geleverde onderdelen;
opbouwframe breed 2 meter 10,00
leuningframe breed 1 meter 2,00
horizontaal 250 4,00
diagonaal 250 20,00
vloer met luik 250 5,00
stabilisator 2 meter 2,00
steigerwiel 20 cm met rem verstelbaar 4,00”
2.2.
Op 3 mei 2019 heeft [persoon A] opnieuw een orderbevestiging (ordernummer
90485) opgesteld ten behoeve van [persoon B] . De orderbevestiging vermeldt, voor zover van belang:

Omschrijving Aantal Prijs Totaal
WERKADRES [adres] Amsterdam achtergevel
Projectprijs per week 3,00 280,00 840,00
Project - transport - montage - demontage – afvoeren 1,00 1.280,00 1.280,00”
2.3.
Per factuur van 15 juli 2019 (factuurnummer
190775) heeft [persoon A] een bedrag van € 3.097,60 inclusief btw in rekening gebracht bij [persoon B] . De omschrijving van de factuur luidt:

Omschrijving Aantal Prijs Totaal
[adres] voorzijde
Projectprijs per week periode 4-7 tm 31-7 4,00 320,00 1.280,00
Project - transport - montage - demontage - afvoeren 1,00 1.280,00 1.280,00”
2.4.
[persoon A] heeft per factuur van 3 september 2019 (factuurnummer
190818) een bedrag van € 1.936,00 inclusief btw in rekening gebracht bij [persoon B] . De omschrijving van de factuur luidt:

Omschrijving Aantal Prijs Totaaloudezijds voorburgwal 44 voorzijde
Projectprijs per week periode 1-8 tm 3-9 5,00 320,00 1.600,00”
2.5.
[persoon A] heeft per e-mail van 29 oktober 2019 een offerte (offertenummer
90643) aan [persoon B] gestuurd. De omschrijving van de offerte luidt:

Omschrijving Aantal Prijs TotaalProject [naam project]
Projectprijs per week gevelsteiger incl. netten 1,00 450,00 450,00
Project - transport - montage - demontage - afvoeren 1,00 2.300,00 2.300,00”
2.6.
Per factuur van 25 november 2019 (factuurnummer
190863) heeft [persoon A] een bedrag van € 5.566,00 inclusief btw in rekening gebracht bij [persoon B] . De omschrijving van de factuur luidt:

Omschrijving Aantal Prijs Totaal
Project [naam project] start 6-11
Projectprijs per week gevelsteiger incl. netten tot en met 3 december 2019 4,00 450,00 450,00
Project - transport - montage - demontage - afvoeren 1,00 2.300,00 2.300,00
naplaatsen op verzoek uitbreiding tbv goot 13-11 1,00 500,00 500,00”
2.7.
[persoon A] heeft per factuur van 17 december 2019 (factuurnummer
190872) een bedrag van € 1.089 inclusief btw in rekening gebracht bij [persoon A] . De omschrijving van de factuur luidt:

Omschrijving Aantal Prijs TotaalProject [naam project] periode 3-12 /16-12
Projectprijs per week gevelsteiger incl. netten tot en met 16 december 2019 2,00 450,00 450,00”
2.8.
[persoon B] heeft in totaal € 11.431,08 betaald aan [persoon A] .
2.9.
[persoon B] heeft de incassogemachtigde van [persoon A] geïnformeerd dat hij de facturen van [persoon A] betwist. Hij heeft daarbij verzocht om de facturen te corrigeren en het door hem te veel betaalde bedrag binnen veertien dagen aan hem terug te storten.

3..Het geschil

in conventie
3.1.
[persoon A] eist samengevat:
  • [persoon B] te veroordelen aan hem te betalen € 8.883,24, met rente over de hoofdsom;
  • [persoon B] te veroordelen in de proceskosten en nakosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 7.179,93, rente van € 969,31 (berekend tot 4 februari 2022) en buitengerechtelijke kosten van € 734,00.
3.2.
[persoon A] baseert zijn eis op het volgende.
3.2.1.
Partijen hebben twee overeenkomsten gesloten op grond waarvan [persoon A] gevelsteigers met netten heeft geleverd, ge(de)monteerd en afgevoerd voor [persoon B] . De eerste overeenkomst heeft betrekking op de periode 1 augustus 2019 tot en met 3 september 2019. Partijen zijn mondeling een prijs overeengekomen van € 320,00 per week. [persoon B] heeft de steigers vijf weken gebruikt. [persoon A] heeft dit in rekening gebracht bij [persoon B] door middel van factuur 190818. De tweede mondelinge overeenkomst is conform de offerte van 29 oktober 2019 tot stand gekomen. [persoon A] heeft op 6 november 2019 gevelsteigers geplaatst voor [persoon B] . Op 13 november 2019 heeft [persoon A] op telefonisch verzoek van [persoon B] de reeds geplaatste steiger opgehoogd. Factuur 190863 heeft betrekking op deze werkzaamheden. [persoon B] heeft de steigers niet afgemeld voor 3 december 2019, waardoor de overeenkomst automatisch is verlengd. Op 16 december 2019 heeft [persoon B] verzocht om de steigers op te halen. Voor deze verlenging heeft [persoon A] factuur 190872 gestuurd aan [persoon B] .
3.2.2.
[persoon B] heeft op verschillende momenten betalingen verricht, welke [persoon A] heeft afgeboekt op oudere openstaande facturen. Een resterend bedrag van € 1.411,07 heeft [persoon A] in mindering gebracht op factuur 190818. Voor het overige is [persoon B] in gebreke gebleven met de tijdige betaling van de facturen 190818, 190863 en 190872. De gevorderde hoofdsom bedraagt dan ook € 7.179,93.
3.2.3.
[persoon A] maakt aanspraak op de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldatum van bovengenoemde facturen (veertien dagen na factuurdatum). Berekend tot de dag van de dagvaarding bedraagt de verschenen rente € 969,31. Daarnaast is [persoon B] een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd, omdat de facturen ondanks aanmaning en sommatie onbetaald zijn gebleven. Op grond van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt de vergoeding begroot op € 734,00.
3.3.
[persoon B] voert het volgende verweer. [persoon B] is nooit akkoord gegaan met de offerte van 29 oktober 2019 en partijen zijn ook niet anderszins een weekprijs van € 320,00 overeengekomen. De prijsafspraken tussen partijen zijn vastgelegd in de orderbevestiging van 23 april 2019. Factuur 190818 is dan ook onjuist, aangezien een weekprijs van € 126,00 is overeengekomen. Factuur 190863 heeft [persoon B] nooit ontvangen en is ook onjuist. Er is geen weekprijs van € 450,00 overeengekomen en [persoon B] is niet akkoord gegaan met de ophoging van de steiger tegen een meerprijs van € 500,00. Ook factuur 190872 is nooit ontvangen door [persoon B] en bovendien onjuist. Dat [persoon B] de steiger op 3 december 2019 had moeten afmelden, is niet overeengekomen en blijkt nergens uit. [persoon B] vertrouwde erop dat [persoon A] de steiger op 3 december 2019 zou ophalen, maar dat gebeurde niet. Uiteindelijk heeft [persoon B] op 16 december 2019 [persoon A] expliciet verzocht om de steigers weg te halen. Bovendien zijn nooit gevelsteigers geleverd door [persoon A] , maar steeds rolsteigers.
in reconventie
3.4.
[persoon B] eist samengevat:
  • [persoon A] te veroordelen aan hem te betalen € 4.603,84, met handelsrente over de hoofdsom vanaf 28 oktober 2019;
  • [persoon A] te veroordelen in de proceskosten met rente en nakosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 3.809,29 en buitengerechtelijke kosten van € 794,55.
3.5.
[persoon B] baseert zijn tegeneis - in aanvulling op hetgeen hij in conventie naar voren heeft gebracht - op het volgende.
3.5.1.
Factuur 190775 is onjuist, omdat is uitgegaan van een weekprijs van € 320,00 in plaats van € 126,00. Bovendien is voor het leveren, opbouwen en afbouwen van de steiger een bedrag van € 540,00 overeengekomen, terwijl [persoon A] € 1.280,00 heeft gerekend. Ook factuur 190818 gaat uit van een verkeerde weekprijs. In totaal is bij deze twee facturen een bedrag van € 2.486,00 exclusief btw te veel in rekening gebracht bij [persoon B] . Bij een herberekening van de facturen op grond van de tussen partijen overeengekomen prijzen in de orderbevestiging van 23 april 2019, komt [persoon B] uit op een totaalbedrag van € 7.621,29 inclusief btw dat [persoon B] verschuldigd is geraakt aan [persoon A] . Aangezien hij reeds een bedrag van € 11.431,08 aan [persoon A] heeft betaald, heeft [persoon B] een bedrag van € 3.809,29 onverschuldigd betaald. [persoon A] is gehouden om dit bedrag terug te betalen aan [persoon B] .
3.5.2.
[persoon B] heeft diverse pogingen gedaan om buiten rechte tot een oplossing te komen en maakt daarom aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Op grond van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt de vergoeding begroot op € 794,55.
3.6.
[persoon A] voert, in aanvulling op hetgeen hij in conventie naar voren heeft gebracht, het volgende verweer. Er is geen sprake van een opeisbare vordering, omdat [persoon A] niet in verzuim verkeert. Factuur 190775 is correct en gebaseerd op orderbevestiging 90485. Met betrekking tot factuur 190818 is [persoon B] ten onrechte uitgegaan van het tarief voor een rolsteiger. [persoon A] heeft immers gevelsteigers geleverd. Er zit een verschil tussen gevel- en rolsteigers, waarmee aldus ook andere tarieven gemoeid zijn. Factuur 190863 is correct en gebaseerd op de door [persoon B] geaccepteerde offerte 90643.

4..De beoordeling

4.1.
Gelet op de nauwe samenhang tussen de vordering in conventie en de vordering in reconventie worden deze vorderingen gezamenlijk beoordeeld.
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat [persoon A] - in aanvulling op de reeds onder 2.3, 2.4, 2.6 en 2.7 genoemde facturen - nog vier facturen heeft gestuurd aan [persoon B] die in deze procedure niet ter discussie staan. Het gaat om de facturen 90459 (d.d. 8 april 2019, ter hoogte van € 958,32), 90472 (eveneens ter hoogte van € 958,32), 190718 (ter hoogte van € 1.461,68) en 190774 (d.d. 15 juli 2019, ter hoogte van € 2.217,93). Voorts staat vast dat de orderbevestiging van 3 mei 2019 (zie 2.2) geen factuur is en aldus geen betalingsverplichting voor [persoon B] met zich brengt. Dat betekent dat alleen de juistheid van de facturen 190775, 190818, 190863 en 190872 in geschil is. De kantonrechter overweegt daarover als volgt.
4.3.
[persoon A] heeft een gedeelte van zijn vordering (nader) onderbouwd met de stelling dat hij gevelsteigers heeft geleverd en geplaatst die twee keer zo groot zijn als rolsteigers. Het verweer en de reconventionele vordering van [persoon B] is gebaseerd op de - volgens [persoon B] gebruikelijke - prijsafspraken in de orderbevestiging van 23 april 2019 (zie 2.1). Die prijsafspraken zijn gebaseerd op het leveren en plaatsen van rolsteigers. [persoon B] heeft niet betwist dat er een aanzienlijk verschil zit tussen beide soorten steigers en evenmin heeft [persoon B] betwist dat bij een gevelsteiger een hogere prijs hoort. [persoon B] heeft wel betwist dat [persoon A] gevelsteigers heeft geleverd en geplaatst.
4.4.
Gelet op de betwisting door [persoon B] kan (nog) niet al vaststaand worden aangenomen dat [persoon A] gevelsteigers heeft geleverd en geplaatst voor [persoon B] . Ingevolge artikel 150 Rv rust op [persoon A] de bewijslast van deze stelling. Overeenkomstig zijn expliciete bewijsaanbod ter zitting wordt [persoon A] daarom toegelaten tot het leveren van bewijs van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat hij in de periode van 1 augustus tot en met 3 september 2019 en van 6 november tot en met 16 december 2019 bij het project [naam project] gevelsteigers heeft geleverd en geplaatst voor [persoon B] .
4.5.
[persoon A] zal in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten over de bewijslevering, zoals onder de beslissing vermeld.
4.6.
Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium van de procedure aangehouden.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
laat [persoon A] toe tot het leveren van bewijs van feiten en omstandigheden zoals omschreven in r.o. 4.4;
5.2.
bepaalt dat [persoon A] op de rolzitting van
woensdag 19 oktober 2022 om 14.30 uurbij de te nemen akte in de gelegenheid is mee te delen of, en zo ja, op welke wijze hij dit bewijs wenst te leveren;
5.3.
en indien hij dit bewijs schriftelijk wenst te leveren:
bepaalt dat [persoon A] bij die gelegenheid op het bewijsthema betrekking hebbende bescheiden direct in het geding dient te brengen;
5.4.
en indien hij dit bewijs wenst te leveren door het doen horen van getuigen:
bepaalt dat [persoon A] bij de te nemen akte opgave dient te doen van het aantal en de personalia van de door hem voor te brengen getuigen alsmede van de verhinderdata van alle betrokkenen voor de maanden november en december 2022 en januari en februari 2023, zodat vervolgens een datum voor het getuigenverhoor kan worden bepaald;
wijst [persoon A] erop dat namen en woonplaatsen van eventueel voor te brengen getuigen tenminste zeven dagen vóór het te houden getuigenverhoor schriftelijk aan de kantonrechter en de wederpartij moeten worden aangezegd;
bepaalt dat [persoon A] te zijner tijd zelf zorg dient te dragen voor behoorlijke oproeping van de getuigen;
bepaalt dat het getuigenverhoor zal worden gehouden in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100, gebouw B (het rode gebouw) te Rotterdam, ten overstaan van de hierna genoemde kantonrechter;
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken.
49039