ECLI:NL:RBROT:2022:7788

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
C/10/633359 / KG ZA 22-112
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om medewerking bij verdeling van de voormalige echtelijke woning in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Delgado, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die niet is verschenen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 15 februari 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 16 mei 2022. Eiser verzoekt om medewerking van gedaagde bij de verdeling van de voormalige echtelijke woning, die aan eiser is toebedeeld in een eerdere echtscheidingsbeschikking van 22 oktober 2012. Gedaagde is vertrokken met onbekende bestemming, waardoor eiser geen contact kan leggen en medewerking van gedaagde onwaarschijnlijk is. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vorderingen van eiser, die zijn gericht op het verkrijgen van medewerking van gedaagde, toewijsbaar zijn. De rechter heeft geoordeeld dat de vorderingen onder I en II worden toegewezen, waarbij gedaagde wordt veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis haar medewerking te verlenen aan de toedeling van haar aandeel in de woning en de overname van de hypotheek door eiser. Het vonnis treedt in de plaats van de toestemming van gedaagde indien zij weigert mee te werken. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 23 mei 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/633359 / KG ZA 22-112
Vonnis in kort geding van 23 mei 2022
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] , gemeente Nissewaard,
eiser,
advocaat mr. R. Delgado te Hoogvliet Rotterdam,
tegen
[gedaagde01],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland,
gedaagde,
niet verschenen.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 februari 2022 met 3 producties
  • het openbaar exploot gepubliceerd in de Staatscourant nr. 5274 van 17 februari 2022
  • de mondelinge behandeling gehouden op 16 mei 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De beoordeling

2.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek wordt verleend.
2.2.
In de vorderingen I tot en met III van het petitum van de dagvaarding wordt gevraagd “
te bepalen dat…”. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter (de advocaat van) eiser erop gewezen dat in die woorden besloten ligt dat er om een verklaring voor recht wordt gevraagd. In een kort geding kan een verklaring voor recht, die een declaratoir karakter heeft, niet worden toegewezen. Dat verdraagt zich immers niet met het voorlopige karakter van de kortgedingprocedure. Een uitzondering hierop vormt de vordering onder III., wat wordt opgevat als een vordering op grond van artikel 3:300 lid 1 BW.
Uit het lichaam van de dagvaarding blijkt echter – naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook voor gedaagde voldoende duidelijk – dat eiser bedoelt te bewerkstelligen dat gedaagde wordt veroordeeld om de in het petitum onder I en II omschreven (rechts)handelingen te verrichten. Die vorderingen worden daarom als zodanig gelezen.
2.3.
Partijen waren gehuwd in gemeenschap van goederen. Deze rechtbank heeft bij echtscheidingsbeschikking van 22 oktober 2012 o.a. de verdeling van de voormalige echtelijke woning aan de [adres01] te [postcode01] [plaats01] en de daarop rustende hypotheek vastgesteld. De voormalige echtelijke woning werd aan eiser toebedeeld en eiser moest de hypothecaire schuld voor zijn rekening nemen en als eigen schuld voldoen, onder ontslag van gedaagde uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. De echtscheidingsbeschikking is op 15 november 2012 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Tot de feitelijke verdeling, in de vorm van het passeren van een in het kadaster in te schrijven verdelingsakte bij de notaris, zijn partijen niet overgegaan. Inmiddels is gedaagde vertrokken met onbekende bestemming, waardoor het voor eiser feitelijk onmogelijk is om contact te leggen met gedaagde. Medewerking van gedaagde aan verdeling op korte termijn is daardoor onwaarschijnlijk. Aannemelijk is dat eiser serieuze pogingen heeft ondernomen om de voormalige echtelijke woning toebedeeld te krijgen en daartoe de hypotheekbank aan zijn zijde heeft. Eiser heeft hiertoe ook de notaris geraadpleegd. Alles staat dus in de startblokken voor effectuering van (het opstellen van een notariële akte tot) de overdracht en de overname van de hypotheek. De effectuering van het ontslag van gedaagde uit de hoofdelijke aansprakelijkheid dient eiser met zijn bank te regelen. Daarvoor is de medewerking van gedaagde niet noodzakelijk.
Bij deze stand van zaken worden de vorderingen onder I en II gecombineerd toegewezen in die zin dat gedaagde wordt veroordeeld om binnen twee weken na betekening van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan de toedeling van haar aandeel in de voormalige echtelijke woning aan eiser en het overnemen door eiser van de op de woning rustende hypotheek, inclusief de daaraan gekoppelde levensverzekering zoals partijen in het kader van de echtscheiding overeengekomen zijn. Het gevorderde onder III wordt toegewezen voor het geval de hiervoor omschreven medewerking van gedaagde uitblijft. Het vonnis treedt dan in de plaats van de toestemming, wilsverklaring en/of handtekening van gedaagde. Voor het overige komt het gevorderde de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor. Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel.
2.4.
Gelet op de gewezen huwelijkse relatie tussen partijen worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3..De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde,
3.2.
veroordeelt gedaagde om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de benodigde medewerking te verlenen aan het overnemen door eiser van de op de voormalige echtelijke woning aan de [adres01] te [postcode01] [plaats01] rustende hypothecaire schuld (inclusief de daaraan gekoppelde levensverzekering) en aan de overdracht en levering van haar deel in de eigendom van die woning aan eiser,
3.3.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van gedaagde nodig voor de overname door eiser van de op de woning aan de [adres01] te [plaats01] rustende hypothecaire schuld (inclusief de daaraan gekoppelde levensverzekering), en voor de overdracht en levering van het eigendomsdeel van gedaagde in de woning aan eiser, zulks in het geval gedaagde weigert aan de veroordeling onder 3.2 haar medewerking te verlenen,
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2022.1734/2009