ECLI:NL:RBROT:2022:779

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
C/10/599217 / HA ZA 20-615
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval en bewijsvoering van onzorgvuldig verkeer

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een verkeersongeval waarbij de eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. O. Arslan, een schadevergoeding eist van de gedaagde, Allianz Benelux N.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. R.H.J. Wildenburg. De rechtbank heeft op 2 februari 2022 vonnis gewezen in de zaak met nummer C/10/599217 / HA ZA 20-615. De procedure volgde op een eerder tussenvonnis van 17 maart 2021, waarin de eiser was opgedragen bewijs te leveren dat de verzekerde van Allianz, [naam 1], op onzorgvuldige wijze aan het verkeer heeft deelgenomen. Dit zou blijken uit het niet of onvoldoende remmen en het niet uitwijken, terwijl daar voldoende gelegenheid voor was.

Tijdens de zitting zijn vier getuigen gehoord, waaronder de eiser zelf en de verzekerde van Allianz. De getuigenverklaringen gaven een uiteenlopend beeld van de gebeurtenissen rondom het ongeval. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de getuigen niet voldoende bewijs opleverden om de onzorgvuldigheid van de verzekerde aan te tonen. De verklaring van de eiser werd als partijgetuigenverklaring beschouwd, wat de bewijskracht ervan beperkte. De rechtbank oordeelde dat de eiser er niet in was geslaagd het opgedragen bewijs te leveren, waardoor zijn vorderingen werden afgewezen.

De rechtbank heeft de eiser als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Allianz zijn begroot op € 2.063,50. Daarnaast zijn er bepalingen opgenomen over de nakosten en de uitvoerbaarheid van het vonnis. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.B. Smits.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/599217 / HA ZA 20-615
Vonnis van 2 februari 2022
in de zaak van
[naam eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
advocaat mr. O. Arslan te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ALLIANZ BENELUX N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. R.H.J. Wildenburg te Arnhem.
Partijen zullen hierna [naam eiser] en Allianz genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 17 maart 2021 en de daarin genoemde stukken;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 15 december 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank handhaaft wat is overwogen en beslist in het voornoemde tussenvonnis. In dit tussenvonnis is aan [naam eiser] opgedragen feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat [naam 1] (de verzekerde van Allianz) op onzorgvuldige wijze aan het verkeer heeft deelgenomen, door niet, althans onvoldoende te remmen en uit te wijken terwijl daarvoor voldoende tijd en gelegenheid was.
2.2.
Op verzoek van [naam eiser] zijn vier getuigen gehoord: [naam 1], [naam 2] (verder [naam 2]), [naam 3] (verder [naam 3]) en [naam eiser] zelf. Allianz heeft afgezien van contra-enquête.
2.3.
Getuige [naam 1] heeft – samengevat – verklaard dat op de weghelft voor het hem tegemoetkomende verkeer een kettingbotsing gebeurde waarbij een van de bij die kettingbotsing betrokken auto’s op zijn weghelft terechtkwam, waarvan hij schrok en waardoor hij automatisch zo ver mogelijk uitweek naar rechts. Volgens [naam 1] kon hij niet verder uitwijken dan hij heeft gedaan en gebeurde alles in 1 á 2 seconden, of zelfs nog minder.
2.4.
Getuige [naam 2] heeft – samengevat – verklaard dat hij naast [naam 1] in de auto zat toen door de botsing op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer een Audi op de weghelft waar zij reden terechtkwam. De deur van die Audi vloog open en [naam 1] week uit, maar heeft die deur toch een tikje gegeven. Dat alles gebeurde in een fractie van een seconde.
2.5.
[naam 3] heeft – samengevat – verklaard zich niet te kunnen herinneren dat door [naam 1], bij gelegenheid van het invullen van het schadeformulier op het kantoor van [naam 3], iets gezegd is over de tijd die [naam 1] had gehad om te reageren. Voor het overige draagt [naam 3] geen kennis uit eigen waarneming van het ongeval en kan zijn verklaring reeds daarom verder buiten beschouwing blijven.
2.6.
[naam eiser] heeft als getuige – samengevat – verklaard dat zo’n 20 á 30 seconden nadat zijn portier door de botsing was opengeklapt een tegenligger tegen zijn opengeklapte deur aanreed.
2.7.
Vooropgesteld moet worden dat de verklaring van getuige [naam eiser] als partijgetuigenverklaring een beperkte bewijskracht heeft, in die zin dat zijn verklaring omtrent door hem te bewijzen feiten geen bewijs in zijn voordeel kan opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs.
2.8.
De verklaringen van [naam 1], [naam 2] en [naam 3] dragen niet bij aan het opgedragen bewijs. Ander, onvolledig, bewijs dat door de verklaring van [naam eiser] kan worden aangevuld is niet voorgebracht.
2.9.
Gezien het voorgaande kan de conclusie geen andere zijn dan dat [naam eiser] er niet in is geslaagd het hem opgedragen bewijs te leveren. De vorderingen zullen worden afgewezen.
2.10.
[naam eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Allianz worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat
1.407,50(2,5 punten × tarief € 563,00)
Totaal € 2.063,50
2.11.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3..De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt [naam eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Allianz tot op heden begroot op € 2.063,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de 14e dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [naam eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [naam eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits en door de rolrechter ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2022.
[3195/1876]