Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het tussenvonnis van 17 maart 2021 en de daarin genoemde stukken;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 15 december 2021.
2..De verdere beoordeling
1.407,50(2,5 punten × tarief € 563,00)
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een verkeersongeval waarbij de eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. O. Arslan, een schadevergoeding eist van de gedaagde, Allianz Benelux N.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. R.H.J. Wildenburg. De rechtbank heeft op 2 februari 2022 vonnis gewezen in de zaak met nummer C/10/599217 / HA ZA 20-615. De procedure volgde op een eerder tussenvonnis van 17 maart 2021, waarin de eiser was opgedragen bewijs te leveren dat de verzekerde van Allianz, [naam 1], op onzorgvuldige wijze aan het verkeer heeft deelgenomen. Dit zou blijken uit het niet of onvoldoende remmen en het niet uitwijken, terwijl daar voldoende gelegenheid voor was.
Tijdens de zitting zijn vier getuigen gehoord, waaronder de eiser zelf en de verzekerde van Allianz. De getuigenverklaringen gaven een uiteenlopend beeld van de gebeurtenissen rondom het ongeval. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de getuigen niet voldoende bewijs opleverden om de onzorgvuldigheid van de verzekerde aan te tonen. De verklaring van de eiser werd als partijgetuigenverklaring beschouwd, wat de bewijskracht ervan beperkte. De rechtbank oordeelde dat de eiser er niet in was geslaagd het opgedragen bewijs te leveren, waardoor zijn vorderingen werden afgewezen.
De rechtbank heeft de eiser als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Allianz zijn begroot op € 2.063,50. Daarnaast zijn er bepalingen opgenomen over de nakosten en de uitvoerbaarheid van het vonnis. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.B. Smits.