inRechtbank Rotterdam
Parketnummer: 10/150389-22
Proces-verbaal van de openbare terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Rotterdam op 1 juli 2022.
De zaak tegen de hierna te noemen verdachte wordt uitgeroepen.
De verdachte, op de terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de politierechter te zijn genaamd
[naam verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] .
De politierechter heeft door deze ondervraging de identiteit van de verdachte vastgesteld.
De politierechter vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden is verplicht.
Als raadsvrouw van de verdachte is aanwezig mr. D.J. Troost, advocaat in Rotterdam.
De zaak wordt gelijktijdig behandeld met de strafzaken tegen medeverdachten [naam medeverdachte 1] (10/150400-22) en [naam medeverdachte 2] (10/150370-22).
De zaken tegen de hiervoor genoemde verdachten worden gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld. Voor zover hetgeen hieronder is weergegeven niet rechtstreeks betrekking heeft op een verdachte, is het een relaas van wat in zijn tegenwoordigheid is voorgevallen.
De officier van justitiedraagt de zaak voor.
De officier van justitiedeelt mee dat zij beschikt over aanvullende stukken. Zij wenst deze aan het procesdossier toe te voegen. Het betreft een proces-verbaal van onderzoek naar de containerstacks ( [proces-verbaalnummer 1] ), een proces-verbaal over de schade voor de havenbedrijven ( [proces-verbaalnummer 2] 2) en een sfeerproces-verbaal over de omvang van de problematiek van uithalers.
De raadsvrouwheeft geen bezwaar tegen het voegen van de stukken bij het procesdossier.
De politierechterdeelt mondeling mee de korte inhoud van de stukken van het voorbereidend onderzoek en de stukken over de persoon en persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachteverklaart:
U houdt mij voor dat op het haventerrein negen personen zijn aangehouden. Daarnaast zijn er spullen aangetroffen. Deels is bekend van wie de spullen zijn omdat zij bij de betrokkene zijn aangetroffen, maar niet van alles. Zo zijn er gereedschappen en dergelijke aangetroffen in tassen, maar ook stroopwafels, wc papier, witte bollen en sigaretten. Een deel van de mensen is aangehouden tussen containerstacks, ik ben volgens u in een container aangehouden. De meeste mensen beroepen zich op hun zwijgrecht. Meneer [naam medeverdachte 2] verklaart iets over een bij hem in beslag genomen telefoon, die zou van hem zijn. [naam medeverdachte 1] verklaart iets vergelijkbaars. U zegt dat ik de enige ben die wel iets heeft verklaard.
U houdt mij de verklaring voor die ik ten overstaan van de politie heb afgelegd en vraagt mij of ik nou meen wat ik daar heb gezegd. Ja. U heeft gekeken naar de afstand tussen de [straatnaam] en de Europaweg, dat is een afstand van 38 kilometer ofwel bijna een marathon. U vindt dat ik er fit uitzie, maar het lijkt u niet aannemelijk dat ik die afstand rennend heb afgelegd. Ik heb mijn hele leven gebokst, dus dat is geen probleem. U ziet dat ik ten overstaan van de politie niet heb willen verklaren wat de naam van mijn vriendin is. U stelt vast dat dit het onderzoek lastiger maakt; zij zou mijn verhaal hebben kunnen bevestigen. U vraagt mij hoe ik binnen het haventerrein ben gekomen. Ik houd het liever bij de verklaring die ik bij de politie heb afgelegd.
U bespreekt met mij mijn persoonlijke omstandigheden. U ziet dat ik in 2018 in België ben veroordeeld wegens een wegenverkeersfeit. U vraagt wat ik verder over mijzelf kan vertellen, hoe het met mij gaat. Alles wat daar staat: ik werk als ZZP’er bij [naam bedrijf] in [plaatsnaam] , ik verdien daar niet veel, gewoon normaal. Ik heb geen schulden of andere problemen, alles gaat gewoon goed. Ik heb een vriendin.
U merkt op dat door het OM een gedragsaanwijzing is afgegeven, die geldt tot 15 september 2022 of tot het moment waarop de zaak onherroepelijk is geworden.
De officier van justitie vraagt mij of ik weet hoe ik in de container terecht ben gekomen. Nee.
De politierechterdeelt mondeling mee de korte inhoud van de stukken die de officier van justitie bij aanvang van de zitting heeft overhandigd.
De officier van justitiehoudt het requisitoir. Zij acht het ten laste gelegde feit bewezen en vordert dat de verdachte wordt veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van 22 weken met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrechten
een vrijheidsbeperkende maatregel overeenkomstig artikel 38v Wetboek van Strafrecht voor de duur van 3 jaren,
waarin de verdachte wordt bevolen zich niet op te houden in de haven van Rotterdam, de Maashaven en de Waalhaven.De officier van justitie verzoekt de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De officier van justitie legt de vordering over.
De officier van justitiemerkt ter toelichting op:
Op 3 juni 2022 is door het gerechtshof Den Haag arrest gewezen in de eerste appelzaken van uithalers die op basis van het nieuwe artikel 138aa Wetboek van Strafrecht zijn vervolgd en door deze rechtbank zijn berecht. Het Hof heeft taakstraffen opgelegd van 120 uur en gevangenisstraffen van twee maanden, geheel voorwaardelijk. Hier heb ik met grote verbazing kennis van genomen, deze straf miskent de ernst van de problematiek. De problematiek ten aanzien waarvan net een goed begin was gemaakt met de aanpak daarvan, een gevangenisstraf doet recht aan de ernst van het feit. De door het Hof opgelegde straffen gaan ook voorbij aan de wens van de wetgever om hard op te treden tegen criminele indringers, in de havens van Rotterdam in het bijzonder.
Om het haventerrein heen bevinden zich hoge hekken. Er is een toegangspas nodig om op het terrein te komen. Aan alle kanten staat duidelijk verboden toegang aangegeven. Geen van de verdachten wilde hier iets over verklaren, met uitzondering van [naam verdachte] . Hij was wat gaan drinken en rennen, en kwam zo op het haventerrein terecht. Hoe en wat weet hij ook niet, een toegangspas had hij niet. Redbull geeft je power, maar niet zoveel power. Het wederrechtelijk verblijven op het haventerrein acht ik ten aanzien van alle drie de verdachten wettig en overtuigend bewezen. Om 05:40 uur komt een melding binnen van indringers, waarna meerdere douanekoppels zich naar de containers begeven. Om 05:49 uur komt een melding binnen van een persoon in een container, een paar minuten later worden meerdere personen gezien, meer dan de drie die in eerste instantie waren gemeld. Om 06:25 uur wordt tussen AC 227 en AC 228, richting AC 229 een persoon gezien. Vervolgens wordt verdachte [naam medeverdachte 6] aangehouden. Enkele minuten later worden [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] bij dezelfde container aangehouden. Om 08:19 en 08:20 uur worden [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 5] aangehouden, op enige afstand van de anderen. Om 08:40 uur worden [naam verdachte] en de rest aangehouden.
Verder zijn er op meerdere plekken tassen gevonden, bijvoorbeeld in AC 227. Deze tassen kunnen worden gekoppeld aan verdachten [naam medeverdachte 6] , [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] . In container AC 294 zijn ook tassen aangetroffen, met daarin dezelfde goederen. Deze kunnen worden gekoppeld aan verdachten [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 5] . [naam medeverdachte 6] , [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] zijn door verschillende koppels met zijn drieën aangehouden. [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 5] zijn eveneens door verschillende koppels met zijn drieën aangehouden. [naam verdachte] en Roge zaten samen in een container. Ik acht dan ook bewezen dat zij zich tezamen en in vereniging met anderen hebben begeven op het haventerrein.
Ten aanzien van inklimming zou ik een heel betoog kunnen houden waarom daar sprake van zou zijn. Je komt niet uit de lucht vallen, er zijn overal rond het terrein hekken. Tegelijkertijd kan niet worden vastgesteld hoe ze op het terrein terecht zijn gekomen, waardoor ik verzoek de verdachten in zoverre vrij te spreken.
Samenvattend acht ik wettig en overtuigend bewezen dat verdachten [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en [naam verdachte] in vereniging wederrechtelijk hebben verbleven op het ECT terrein.
Ten aanzien van [naam verdachte] acht ik ook bewezen dat hij wederrechtelijk in een container heeft verbleven door inklimming.
Over de persoonlijke omstandigheden van [naam verdachte] weten we niet veel, behalve dat hij als ZZP’er werkt bij [naam bedrijf] in [plaatsnaam] , dat hij daar naar eigen zeggen ‘normaal’ verdient, geen schulden heeft, een vriendin heeft en geen andere problemen.
De richtlijn over uithalers doet recht aan de uithalersproblematiek en het doel dat de wetgever met artikel 138aa Wetboek van Strafrecht voor ogen heeft om deze problematiek aan te pakken. Ik houd ook rekening met de ernst van het gepleegde feit. De drugsproblematiek is een groeiend probleem, grote vondsten van honderden of duizenden kilo’s cocaïne zijn niet vreemd. In de sfeerprocessen-verbaal over de problematiek van uithalers en de omvang van de schade worden de essentie en omvang van de invoer van drugs uitgebreid beschreven. Die drugs moeten uit containers worden gehaald, zo komen we bij de uithalers.
Sinds 2019 worden steeds personen aangetroffen op haventerreinen met werktuigen die met dat doel kunnen worden gebruikt. Voorheen kregen zij daarvoor een geldboete opgelegd ter hoogte van € 95,00 euro wegens overtreding van artikel 461 Wetboek van Strafrecht. Het uithalen was enorm lucratief en dus stond de geldboete niet in verhouding tot de mogelijke verdiensten. Gemiddeld krijgen uithalers € 15.000,00 euro per klus, dat zijn geen misselijke bedragen. Deze situatie leidde niet alleen tot steeds verdere overspanning van het politieapparaat, maar ook van de veiligheid van medewerkers en terminals. De economische schade die door uithalers ontstaat is enorm, daar wordt onvoldoende bij stilgestaan. Het hele proces wordt stilgelegd. Dit staat in het sfeerproces-verbaal over de kosten, die zijn ook niet mals. Om de onhoudbare situatie rond uithalers het hoofd te bieden, heeft het OM een klemmend beroep gedaan op de wetgever om met wetgeving te komen. De wetgever heeft hieraan gehoor gegeven. Hiermee is een duidelijke boodschap afgegeven. In de Memorie van Toelichting komt ook terug dat uithalers een onmisbare schakel vormen in de problematiek, de wetgever begreep de ernst hiervan.
De vraag is nu: wat is een adequate bestraffing? De straf moet voldoende afschrikwekkend zijn voor de verdachten (speciale preventie) en voor anderen (generale preventie). Voorkomen moet worden dat uithalers worden ingehuurd en voorkomen moet worden dat zij de fundamentele schakel zijn in de georganiseerde criminaliteit. De getallen betreffen overigens alleen de cijfers van de aangehouden uithalers. De keuze om te gaan uithalen met het risico een taakstraf opgelegd te krijgen, is snel gemaakt. Een taakstraf biedt onvoldoende tegendruk tegen de beloning. Sinds de uitspraak van het Hof zijn in 11 dagen tijd 36 personen aangehouden; dat is gemiddeld meer dan 3 personen per dag. De door het Hof opgelegde taakstraffen doen onvoldoende recht aan het ondermijnende karakter van uithalen. Ik neem u mee in de woorden van een uithaler zelf, waaruit blijkt dat een taakstraf onvoldoende werkt.
De officier van justitietoont een passage uit een videofragment op Youtube van Danny’s Wereld, aflevering 9, waarin uithalers aan het woord komen. In de passage wordt door een uithaler verteld hoe gemakkelijk het is om op het terrein te komen en dat er grote bedragen worden verdiend met het uithalen.
De officier van justitiemerkt ter verdere toelichting op:
Hogere rechtspraak is vaak leidend en wordt vaak gevolgd. Het Hof heeft op 3 juni 2022 prima arresten gewezen, maar bijvoorbeeld niet voor wat betreft de strafmaat. Het betreft in dit geval hogere rechtspraak van maar één kamer, die uitspraak heeft gedaan in slechts vijf zaken. Dit in tegenstelling tot deze rechtbank, die al 30 jongens heeft veroordeeld tot een aantal maanden gevangenisstraf. De weg die deze rechtbank was ingeslagen, is de juiste. De Rotterdamse rechtbank is ook beter in staat de aantallen uithalers en de problematiek in te schatten. De cijfers die de problematiek in kaart brengen, had het Hof niet. Door middel van dit vonnis kan de rechtbank laten zien dat het Hof het bij het onjuiste eind had. De toegevoegde sfeerprocessen-verbaal die inzicht geven in de aantallen, de verdiensten en de kosten die gepaard gaan met het stilleggen van het proces, maken ook duidelijk dat een taakstraf niet voldoet.
Artikel 138aa Wetboek van Strafrecht lijkt op huisvrede- of lokaalvredebreuk, maar dit artikel richt zich op het wegnemen van een cruciale schakel in de criminele keten. Uithalen leidt tot vele vormen van zware criminaliteit, waarvan we dagelijks de gevolgen zien in de wijken. Er staat ook veel op het spel voor de uithalers zelf, daarom beroept 95% van de uithalers zich op het zwijgrecht. Ze hebben veel te verliezen, als je praat ben je de sjaak. Het gaat hier niet om jongens die per ongeluk verdwaald zijn met slaapzakken en powerbanks. Het is duidelijk dat ze hier waren of langere tijd zouden verblijven om drugs uit te halen. Ik hoop u overtuigd te hebben, met dit alles in achterhoofd, dat een taakstraf niet in verhouding staat tot het feit. Daarom wil ik vasthouden aan de richtlijnen van het OM en de eerdere, door de rechtbank opgelegde straffen. Een nuttige toevoeging is overigens dat door de rechtbank vorige week werd ingezien dat artikel 138aa Wetboek van Strafrecht geen slachtofferloos delict is. Directe slachtoffers zijn de havenbedrijven die extra beveiligingsmaatregelen moeten nemen en waarvan het hele bedrijfsproces wordt lamgelegd.
Met de vrijheidsbeperkende maatregel wordt naast de bescherming van de havenbedrijven en hun medewerkers voorkomen dat verdachten het opnieuw doen. Het gebiedsverbod is ruimer dan de terreinen die worden gedekt door artikel 138aa Wetboek van Strafrecht. Het verbod ziet namelijk ook op de toegangswegen, dus het hele gebied rond de haventerreinen. Dit maakt het mogelijk voor de politie om eerder op te treden; tijdens een voorverkenning, voorbereiding, ondersteuning, wanneer zij als chauffeur optreden of zodra zij in het hek hangen. De maatregel vormt een beperking van de bewegingsvrijheid van de verdachten, maar betreft geen locatieverbod voor het centrum van Rotterdam. Het is een gebiedsverbod voor een besloten haventerrein dat op drie kwartier rijden ligt van het centrum. Daar hoeven de verdachten niets van te merken, zij hebben in dat gebied niets te zoeken. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachten opnieuw een strafbaar feit zullen begaan, verzoek ik deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De officier van justitieoverhandigt kaartjes waaruit de omvang van het verzochte gebiedsverbod blijkt.
De raadsvrouwvoert het woord tot verdediging overeenkomstig de overgelegde pleitnotities. De pleitnotities zijn aan dit proces-verbaal gehecht en maken daarvan deel uit.
De raadsvrouwvoegt aan haar pleitnotities het volgende toe:
Onder punt 40
Ik zou willen dat wordt opgehouden met het leggen van de link met drugs. Artikel 138aa Wetboek van Strafrecht is er gekomen omdat die link niet kon worden gelegd. Ik wil ook vragen op te houden met het spreken over ‘de richtlijn uithalers’ en ‘de uithalerswet’.
Onder punt 43
Ten aanzien van de maatregel artikel 38v Wetboek van Strafrecht verzoek ik u eveneens aan te sluiten bij de arresten van het Hof.
De officier van justitiewordt in de gelegenheid gesteld te repliceren. Zij deelt mee:
Ten aanzien van de inklimming in de container heeft de verdachte geen openheid gegeven over hoe hij daar terecht is gekomen, hij is erin aangetroffen. De verdachte is erin geklommen, het maakt niet uit hoe, dus ik acht dit onderdeel bewezen.
De raadsvrouw stelt dat medeplegen niet kan worden bewezen, omdat niet is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking. De verdachten zaten met zijn tweeën in een container, zijn zo aangetroffen. Je bent daar niet voor het spelen van verstoppertje en doorgaans wordt dit feit, dat op basis van alle zaken bij terminals neerkwam op het uithalen van drugs, niet alleen gepleegd maar samen.
De politierechtervraagt de officier van justitie of zij het primaire of subsidiaire feit bewezen acht, gelet op de lezing van het Hof.
De officier van justitieacht het primaire feit bewezen, maar vraagt vrijspraak voor de inklimming. Lid 3 is strafverzwarend, en past in het primaire feit, zoals dat is tenlastegelegd.
De raadsvrouwwordt in de gelegenheid gesteld te dupliceren. Zij deelt mee:
Als de deur van de container openstaat, hoef je er niet in te klimmen. Dat cliënt erover zwijgt hoe hij in de container terechtkwam en op basis daarvan aannemen dat hij daar door inklimming is gekomen, is de rollen omdraaien.
De politierechtersluit het onderzoek en zegt meteen mondeling uitspraak te zullen doen.
Aantekening van het mondeling vonnis