ECLI:NL:RBROT:2022:7812

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
10/150397-22 TUL: 10/085164-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijk verblijven op een besloten havenplaats met betrekking tot uithalers

Op 1 juli 2022 vond in de Rechtbank Rotterdam een zitting plaats onder leiding van politierechter E.M. Havik, waar de verdachte, samen met anderen, werd beschuldigd van wederrechtelijk verblijf op een containerterminal in de haven van Rotterdam. De zaak werd behandeld in het kader van artikel 138aa van het Wetboek van Strafrecht, dat specifiek gericht is op de problematiek van uithalers. De verdachte, die aanwezig was op de zitting, verklaarde dat hij geen werk had en op zoek was naar een baan in de logistiek. Tijdens de zitting werd de identiteit van de verdachte vastgesteld en werd hij verhoord over zijn aanwezigheid op het haventerrein. De officier van justitie, A.C. van Greevenbroek, voerde aan dat de verdachte en zijn medeverdachten zich in vereniging op het terrein bevonden, wat wettig en overtuigend bewezen kon worden. De politierechter volgde de overwegingen van eerdere arresten van het Gerechtshof Den Haag, die op 3 juni 2022 waren gewezen, en oordeelde dat er geen bewijs was voor inklimming, waardoor de verdachte in dat opzicht werd vrijgesproken.

De politierechter legde een taakstraf op van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden op, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de politierechter volgde de lijn van het Hof, dat had aangegeven dat taakstraffen niet in verhouding stonden tot de ernst van de feiten. De zaak werd gelijktijdig behandeld met die van medeverdachten, maar niet gevoegd. De politierechter benadrukte de ernst van de problematiek van uithalers en de impact op de havenbedrijven, maar besloot uiteindelijk tot een straf die in lijn was met de recente jurisprudentie van het Hof.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/150397-22
Parketnummer TUL: 10/085164-21
Proces-verbaal van de openbare terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Rotterdam op 1 juli 2022.
Tegenwoordig als:
Politierechter mr. E.M. Havik,
officier van justitie mr. A.C. van Greevenbroek,
griffier mr. J.D. Schmahl.
De zaak tegen de hierna te noemen verdachte wordt uitgeroepen.
De verdachte, op de terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de politierechter te zijn genaamd
[verdachte01],
geboren in [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] Rotterdam.
De politierechter heeft door deze ondervraging de identiteit van de verdachte vastgesteld.
De politierechter vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden is verplicht.
Als raadsman van de verdachte is aanwezig mr. B.P.J. Heinrici, advocaat in Rotterdam.
De zaak wordt gelijktijdig behandeld met de strafzaken tegen medeverdachten [medeverdachte01] (10/150388-22) en [medeverdachte02] (10/150399-22).
De zaken tegen de hiervoor genoemde verdachten worden gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld. Voor zover hetgeen hieronder is weergegeven niet rechtstreeks betrekking heeft op een verdachte, is het een relaas van wat in zijn tegenwoordigheid is voorgevallen.
De officier van justitiedraagt de zaak voor.
De officier van justitiedeelt mee dat zij beschikt over aanvullende stukken. Zij wenst deze aan het procesdossier toe te voegen. Het betreft een proces-verbaal van onderzoek naar de containerstacks ( [proces-verbaalnummer01] ), een proces-verbaal over de schade voor de havenbedrijven ( [proces-verbaalnummer02] ) en een sfeerproces-verbaal over de omvang van de problematiek van uithalers.
De raadsmanheeft geen bezwaar tegen het voegen van de stukken bij het procesdossier.
De politierechterdeelt mondeling mee de korte inhoud van de stukken van het voorbereidend onderzoek en de stukken over de persoon en persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachteverklaart:
U houdt mij voor dat op het haventerrein negen personen tussen containerstacks zijn aangetroffen, waarvan een aantal in de containers. U vertelt mij dat ik ben aangeroepen en dat mij is verteld dat ik met mijn handen omhoog naar de douaneambtenaren moest lopen. Dit heb ik gedaan, vervolgens ben ik aangehouden. U houdt mij voor dat er ook allerhande spullen zijn aangetroffen, waaronder kapot gemaakte telefoons, spullen voor voedsel en drinken, powerbanks, betonscharen etc. U vraagt mij of ik kan vertellen wat ik daar deed en/of hoe ik daar ben gekomen. Ik beroep me op mijn zwijgrecht.
U merkt op dat medeverdachte [medeverdachte03] heeft verklaard dat de aangetroffen telefoons van hem zijn. U merkt verder op dat medeverdachte [medeverdachte04] heeft verklaard dat hij ruzie had met zijn vriendin, is gaan rennen en ineens tussen de containers is beland. De anderen hebben ook geen verklaring willen afleggen waarom ze zich op het haventerrein bevonden.
U bespreekt met mij mijn persoonlijke omstandigheden. U vraagt wat ik over mijzelf kan vertellen. Ik heb geen werk. Ik heb wel een logistieke opleiding afgerond. Momenteel ben ik zoekende naar werk in de logistiek. Niet in de haven, maar op een magazijnafdeling of als order picker.
U ziet dat ik in een proeftijd loop. Dit betreft de zaak waarvan de officier van justitie de tenuitvoerlegging vordert. Ik wist niet dat ik in een proeftijd liep. U houdt mij voor dat mijn zus in die zaak heeft gezegd dat ik net een mooie baan in de haven had gekregen. Ik heb ook in de haven gewerkt. Ik heb geen problemen of schulden, op dit moment ben ik ‘glad’.
U merkt op dat door het OM een gedragsaanwijzing is afgegeven, die geldt tot 15 september 2022 of tot het moment waarop de zaak onherroepelijk is geworden.
De raadsmanoverhandigt medische stukken en een arbeidsontheffing. Hij licht toe:
Meneer verbleef sinds zijn aanhouding bij een oom die zich om hem bekommert. Gezien een aantal problemen, waaronder zijn psychische gesteldheid, heeft hij zich in februari gewend tot de huisarts. Recent heeft hij een intake gehad bij een psychiatrische instelling wegens depressieve klachten, het eerste behandelgesprek staat op de planning.
De verdachteverklaart:
U leest dat ik onder behandeling ben of ga komen van Forta groep, in ieder geval worden drie gesprekken gevoerd in de loop van het jaar. U leest in het derde stuk over een bijstandsuitkering met ontheffing van arbeidsverplichtingen. U vraagt mij of de ontheffing voortvloeit uit de psychische problemen. Ja.
De politierechterdeelt mondeling mee de korte inhoud van de stukken die de officier van justitie bij aanvang van de zitting heeft overhandigd.
De raadsmanmerkt op dat de politierechter tijdens de ondervraging zijn cliënt heeft voorgehouden dat hij met luide stem werd aangesproken en met zijn handen zichtbaar richting de verbalisanten moest lopen. De raadsman ziet dit staan in het dossier, maar kan deze gebeurtenis niet koppelen aan zijn cliënt. Hij verwijst naar pagina 15 van het procesdossier.
De politierechtercorrigeert zijn eerdere opmerking. Hij ziet dat de gebeurtenis betrekking heeft op medeverdachte [medeverdachte01] .
De officier van justitiehoudt het requisitoir. Zij acht het ten laste gelegde feit bewezen en vordert dat de verdachte wordt veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van 22 weken met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrechten
een vrijheidsbeperkende maatregel overeenkomstig artikel 38v Wetboek van Strafrecht voor de duur van 3 jaren,
waarin de verdachte wordt bevolen zich niet op te houden in de haven van Rotterdam, de Maashaven en de Waalhaven.De officier van justitie verzoekt de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De officier van justitie legt de vordering over.
De officier van justitiemerkt ter toelichting op:
Op 3 juni 2022 is door het gerechtshof Den Haag arrest gewezen in de eerste appelzaken van uithalers die op basis van het nieuwe artikel 138aa Wetboek van Strafrecht zijn vervolgd en door deze rechtbank zijn berecht. Het Hof heeft taakstraffen opgelegd van 120 uur en gevangenisstraffen van twee maanden, geheel voorwaardelijk. Hier heb ik met grote verbazing kennis van genomen, deze straf miskent de ernst van de problematiek. De problematiek ten aanzien waarvan net een goed begin was gemaakt met de aanpak daarvan, een gevangenisstraf doet recht aan de ernst van het feit. De door het Hof opgelegde straffen gaan ook voorbij aan de wens van de wetgever om hard op te treden tegen criminele indringers, in de havens van Rotterdam in het bijzonder.
Om het haventerrein heen bevinden zich hoge hekken. Er is een toegangspas nodig om op het terrein te komen. Aan alle kanten staat duidelijk verboden toegang aangegeven. Geen van de verdachten wilde hier iets over verklaren. Het wederrechtelijk verblijven op het haventerrein acht ik aldus wettig en overtuigend bewezen. Verder zijn er op meerdere plekken tassen gevonden, bijvoorbeeld in AC 227. De tassen zijn te linken aan de locaties waar de verdachten zijn aangehouden. Stack AC 294 had een halve zegel en dezelfde inhoud aan spullen. Deze spullen zijn te koppelen aan verdachten [medeverdachte05] , [verdachte01] en [medeverdachte06] . De verdachten hebben zich in en tussen de stacks en naast elkaar bewogen. Er wordt gezien dat drie personen in de buurt van AC 227 en AC 228 lopen, richting AC 229. Dit blijken [medeverdachte01] , [medeverdachte03] en [medeverdachte07] , zij worden vervolgens alle drie rond deze stacks aangehouden. Ik acht wettig en overtuigend bewezen dat zij zich in vereniging hebben bevonden op het haventerrein. Hetzelfde acht ik bewezen ten aanzien van [medeverdachte05] , [verdachte01] en [medeverdachte06] , die rond dezelfde periode samen bij stack AC 303 zijn aangehouden. Ten aanzien van inklimming zou ik een heel betoog kunnen houden waarom daar sprake van zou zijn. Je komt niet uit de lucht vallen, er zijn overal rond het terrein hekken. Tegelijkertijd kan niet worden vastgesteld hoe ze op het terrein terecht zijn gekomen, waardoor ik verzoek de verdachten in zoverre vrij te spreken.
Samenvattend acht ik wettig en overtuigend bewezen dat verdachten [medeverdachte01] , [verdachte01] en [medeverdachte03] in vereniging wederrechtelijk hebben verbleven op het ECT terrein.
Geen van de heren heeft relevante recidive of er is helemaal geen Justitiële Documentatie. Over de persoonlijke omstandigheden van [verdachte01] weten we verder weinig, behalve dat hij ter zitting te kennen heeft gegeven dat hij geen werk heeft en daarnaar op zoek is. Door de raadsman van [verdachte01] zijn verder medische stukken overhandigd die betrekking hebben op psychiatrische behandelgesprekken bij Fortagroep en geconstateerde somberheid/depressie door de huisarts.
De richtlijn over uithalers doet recht aan de uithalersproblematiek en het doel dat de wetgever met artikel 138aa Wetboek van Strafrecht voor ogen heeft om deze problematiek aan te pakken. Ik houd ook rekening met de ernst van het gepleegde feit. De drugsproblematiek is een groeiend probleem, grote vondsten van honderden of duizenden kilo’s cocaïne zijn niet vreemd. In de sfeerprocessen-verbaal over de problematiek van uithalers en de omvang van de schade worden de essentie en omvang van de invoer van drugs uitgebreid beschreven. Die drugs moeten uit containers worden gehaald, zo komen we bij de uithalers.
Sinds 2019 worden steeds personen aangetroffen op haventerreinen met werktuigen die met dat doel kunnen worden gebruikt. Voorheen kregen zij daarvoor een geldboete opgelegd ter hoogte van € 95,00 euro wegens overtreding van artikel 461 Wetboek van Strafrecht. Het uithalen was enorm lucratief en dus stond de geldboete niet in verhouding tot de mogelijke verdiensten. Gemiddeld krijgen uithalers € 15.000,00 euro per klus, dat zijn geen misselijke bedragen. Deze situatie leidde niet alleen tot steeds verdere overspanning van het politieapparaat, maar ook van de veiligheid van medewerkers en terminals. De economische schade die door uithalers ontstaat is enorm, daar wordt onvoldoende bij stilgestaan. Het hele proces wordt stilgelegd. Dit staat in het sfeerproces-verbaal over de kosten, die zijn ook niet mals. Om de onhoudbare situatie rond uithalers het hoofd te bieden, heeft het OM een klemmend beroep gedaan op de wetgever om met wetgeving te komen. De wetgever heeft hieraan gehoor gegeven. Hiermee is een duidelijke boodschap afgegeven. In de Memorie van Toelichting komt ook terug dat uithalers een onmisbare schakel vormen in de problematiek, de wetgever begreep de ernst hiervan.
De vraag is nu: wat is een adequate bestraffing? De straf moet voldoende afschrikwekkend zijn voor de verdachten (speciale preventie) en voor anderen (generale preventie). Voorkomen moet worden dat uithalers worden ingehuurd en voorkomen moet worden dat zij de fundamentele schakel zijn in de georganiseerde criminaliteit. De getallen betreffen overigens alleen de cijfers van de aangehouden uithalers. De keuze om te gaan uithalen met het risico een taakstraf opgelegd te krijgen, is snel gemaakt. Een taakstraf biedt onvoldoende tegendruk tegen de beloning. Sinds de uitspraak van het Hof zijn in 11 dagen tijd 36 personen aangehouden; dat is gemiddeld meer dan 3 personen per dag. De door het Hof opgelegde taakstraffen doen onvoldoende recht aan het ondermijnende karakter van uithalen. Ik neem u mee in de woorden van een uithaler zelf, waaruit blijkt dat een taakstraf onvoldoende werkt.
De officier van justitietoont een passage uit een videofragment op Youtube van Danny’s Wereld, aflevering 9, waarin uithalers aan het woord komen. In de passage wordt door een uithaler verteld hoe gemakkelijk het is om op het terrein te komen en dat er grote bedragen worden verdiend met het uithalen.
De officier van justitiemerkt ter verdere toelichting op:
Hogere rechtspraak is vaak leidend en wordt vaak gevolgd. Het Hof heeft op 3 juni 2022 prima arresten gewezen, maar bijvoorbeeld niet voor wat betreft de strafmaat. Het betreft in dit geval hogere rechtspraak van maar één kamer, die uitspraak heeft gedaan in slechts vijf zaken. Dit in tegenstelling tot deze rechtbank, die al 30 jongens heeft veroordeeld tot een aantal maanden gevangenisstraf. De weg die deze rechtbank was ingeslagen, is de juiste. De Rotterdamse rechtbank is ook beter in staat de aantallen uithalers en de problematiek in te schatten. De cijfers die de problematiek in kaart brengen, had het Hof niet. Door middel van dit vonnis kan de rechtbank laten zien dat het Hof het bij het onjuiste eind had. De toegevoegde sfeerprocessen-verbaal die inzicht geven in de aantallen, de verdiensten en de kosten die gepaard gaan met het stilleggen van het proces, maken ook duidelijk dat een taakstraf niet voldoet.
Artikel 138aa Wetboek van Strafrecht lijkt op het eerste gezicht op huisvrede- of lokaalvredebreuk, maar dit artikel richt zich op het wegnemen van een cruciale schakel in de criminele keten. Uithalen leidt tot vele vormen van zware criminaliteit, waarvan we dagelijks de gevolgen zien in de wijken. Er staat ook veel op het spel voor de uithalers zelf, daarom beroept 95% van de uithalers zich op het zwijgrecht. Ze hebben veel te verliezen, als je praat ben je de sjaak. Het gaat hier niet om jongens die per ongeluk verdwaald zijn met slaapzakken en powerbanks. Het is duidelijk dat ze hier waren of langere tijd zouden verblijven om drugs uit te halen. Ik hoop u overtuigd te hebben, met dit alles in achterhoofd, dat een taakstraf niet in verhouding staat tot het feit. Daarom wil ik vasthouden aan de richtlijnen van het OM en de eerdere, door de rechtbank opgelegde straffen. Een nuttige toevoeging is overigens dat door de rechtbank vorige week werd ingezien dat artikel 138aa Wetboek van Strafrecht geen slachtofferloos delict is. Directe slachtoffers zijn de havenbedrijven die extra beveiligingsmaatregelen moeten nemen en waarvan het hele bedrijfsproces wordt lamgelegd.
Met de vrijheidsbeperkende maatregel wordt naast de bescherming van de havenbedrijven en hun medewerkers voorkomen dat verdachten het opnieuw doen. Het gebiedsverbod is ruimer dan de terreinen die worden gedekt door artikel 138aa Wetboek van Strafrecht. Het verbod ziet namelijk ook op de toegangswegen, dus het hele gebied rond de haventerreinen. Dit maakt het mogelijk voor de politie om eerder op te treden; tijdens een voorverkenning, voorbereiding, ondersteuning, wanneer zij als chauffeur optreden of zodra zij in het hek hangen. De maatregel vormt een beperking van de bewegingsvrijheid van de verdachten, maar betreft geen locatieverbod voor het centrum van Rotterdam. Het is een gebiedsverbod voor een besloten haventerrein dat op drie kwartier rijden ligt van het centrum. Daar hoeven de verdachten niets van te merken, zij hebben in dat gebied niets te zoeken. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachten opnieuw een strafbaar feit zullen begaan, verzoek ik deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De waarschuwing van de politierechter op 9 juni 2021 was duidelijk; de verdachte mocht geen nieuw strafbaar feit plegen. Dat heeft hij wel gedaan, dus wat mij betreft wordt het voorwaardelijke strafdeel ten uitvoer gelegd.
De officier van justitieoverhandigt kaartjes waaruit de omvang van het verzochte gebiedsverbod blijkt.
De raadsmanvraagt of het vonnis van vorige week, waaraan de officier van justitie refereert, openbaar is.
De politierechterdeelt mee dat de vonnissen niet gepubliceerd zijn, maar betrekking hadden op het al dan niet in vereniging wederrechtelijk aanwezig zijn op een haventerrein door middel van inklimming. De politierechter heeft de verdachten in die zaken veroordeeld tot taakstraffen voor de duur van 120 uur en voorwaardelijke gevangenisstraffen voor de duur van 2 maanden.
De raadsmanvoert het woord tot verdediging. Hij voert aan:
Het is iedereen bekend dat we te maken hebben met nieuwe regelgeving, die nog niet is uitgekristalliseerd. De rechtbank heeft lange gevangenisstraffen opgelegd, nadat de verdachten al enige tijd in voorlopige hechtenis hadden doorgebracht. Het gerechtshof Den Haag heeft duidelijk gemaakt dat dat veel te ver ging. Het is aangetoond dat zwaarder straffen geen zin heeft, soms zelfs averechts werkt, bij het voorkomen van misdrijven of criminaliteit. Dat ligt hier ook op de loer. Het gevolg van de hogere strafbedreiging zal zijn dat de beloning die in het verschiet wordt gesteld, zal worden verhoogd. Daarmee neemt de aantrekkingskracht voor uithalers toe. De gedachte dat generale preventie ermee is gediend, is simpelweg onjuist. Ook voor wat betreft de speciale preventie durf ik te stellen dat een lange gevangenisstraf niet de oplossing is. Cliënt heeft niet eerder in een huis van bewaring gezeten. Het zal dan ook niet helpen hem enkele maanden naar de gevangenis te sturen, zonder enig onderzoek naar zijn persoonlijke omstandigheden door de reclassering. Als hij er niet bij is gebaat, dan de maatschappij ook niet.
Gelet op de inhoud van het procesdossier, zie ik voldoende bewijs voor het zich wederrechtelijk begeven op het haventerrein van de ECT. Vooropgesteld zij dat over de feiten en omstandigheden waaronder de aanhouding is verricht, summier is geverbaliseerd. De enige aanleiding om te komen tot een vorm van medeplegen, zie ik op pagina 16 van het procesdossier. Ik citeer: “Omstreeks 08:18 worden twee personen aangehouden in een container”. De officier van justitie benoemde dat cliënt met drie personen zou zijn aangehouden, dat kan ik niet concluderen op basis van het dossier. Om 08:22 wordt gehoord dat drie personen werden vervoerd naar Marconiplein, maar over 08:18 is gerelateerd dat slechts twee personen zijn aangehouden. Het is niet duidelijk onder welke omstandigheden, in elkaars nabijheid of kort na elkaar op verschillende plekken, de personen zijn aangehouden. Wat mij betreft levert dit onvoldoende bewijs op voor de aanname van feitelijk- of opzettelijk medeplegen. Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘inklimming’ zie ik geen aanknopingspunten in het dossier.
In mijn inleiding heb ik al een voorschot genomen op hoe ik aankijk tegen de strafmaat. Ik verzoek u mijn cliënt geen gevangenisstraf op te leggen. In dit kader zijn verder nog van belang de persoonlijke omstandigheden van mijn cliënt. In de korte tijd dat ik cliënt ken, heb ik gezien dat hij oprecht is in zijn voornemen en visie op de toekomst om verandering teweeg te brengen. Vrijwel direct na zijn verblijf bij de politie is hij in huis genomen door een oom, de man van zijn oudste zus. In eerste instantie heeft hij ervoor gezorgd dat de schulden werden afgelost, er waren meerdere schuldeisers. Het betreft forse schulden die zijn afgelost. Cliënt loopt al een tijdje rond met depressieve klachten, er ligt een aanmelding bij de Forta groep om dat aan te pakken. Cliënt heeft een huurwoning, maar woont een tijdje bij zijn moeder tot hij zich beter voelt. Het komt mij rücksichtslos voor om cliënt voor een aantal maanden naar de gevangenis te sturen zonder een reclasseringsadvies en met een summiere bespreking van zijn persoonlijke omstandigheden. Ik verzoek u voor wat betreft de strafmaat aansluiting te zoeken bij de strafmaat van het Hof.
Samenvattend, zie ik geen bewijs voor de inklimming en het medeplegen. Het Hof komt dan uit op een taakstraf voor de duur van 90 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Voor zover u wel bewijs ziet voor het medeplegen, is volgens het Hof een taakstraf voor de duur van 120 uur passend in combinatie met 2 maanden gevangenisstraf, geheel voorwaardelijk.
Ik verzoek u de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. De argumenten daarvoor zijn gelegen in de persoonlijke omstandigheden van mijn cliënt, die ik u zojuist heb voorgehouden. Verder merk ik op dat het feit waarvoor hij toen is veroordeeld, geheel anders is dan waarvoor hij vandaag terechtstaat. De rechtbank heeft overigens zelf, ondanks de forse gevangenisstraffen die zij oplegde aan uithalers, in één van de vonnissen niet een herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling bevolen. Het lijkt me dat die ruimte er ook voor mijn cliënt moet zijn.
De officier van justitiewordt in de gelegenheid gesteld te repliceren. Zij heeft geen behoefte aan een tweede termijn.
De verdachtewordt het recht gelaten het laatst te spreken.
De politierechtersluit het onderzoek en zegt meteen mondeling uitspraak te zullen doen.
Aantekening van het mondeling vonnis

1..Inhoud van de tenlastelegging

Bij de dagvaarding is aan de verdachte ten laste gelegde dat
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats
voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken
omgeven terrein van Europe Container Terminal ECT, gelegen aan de [adres02]
, in de Rotterdamse haven, terwijl hij, verdachte, zich de toegang had verschaft
tot die besloten plaats, door middel van
inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats
voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken
omgeven terrein van Europe Container Terminal ECT, gelegen aan de [adres02]
, in de Rotterdamse haven;
En
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
zich de toegang heeft verschaft tot een in een haven gelegen besloten plaats
voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken
omgeven terrein van Europe Container Terminal ECT, gelegen aan de [adres02]
, in de Rotterdamse haven, door middel van inklimming.

2..Bewijsmiddelen

-1.
Het proces-verbaal van de Douane, Regio Rotterdam-haven, nummer [proces-verbaalnummer03] .AMB, pagina’s 14 t/m 17 van het procesdossier, inhoudende alsrelaas van de verbalisanten of van één van hen:
Tijdens onze algemene surveillance dienst begaven wij, verbalisanten, ons op de terminal Hutchison Port ECT Delta (hierna te noemen: ECT Delta). Wij hoorden via de portofoon dat de ECT Delta beveiliging drie personen had gezien ter hoogte van AC 231. Wij zijn hier met drie koppels op afgereden, dit waren de collega's met roepnummers [roepnummer01] , [roepnummer02] en de [roepnummer03] .
Omstreeks 05:50 uur waren wij ter plaatste en zagen wij meerdere personen bewegen ter hoogte van AC 227 tot en met AC 235. Er waren in eerste instantie drie personen gemeld, maar aldaar waren meer personen waargenomen. Wij hebben met alle douanekoppels positie ingenomen rondom deze stack en hadden zowel aan landzijde als waterzijde zichtlijnen ingenomen.
Omstreeks 05:52 uur werd één persoon waargenomen ter hoogte van AC 227 en AC 228 en drie personen richting AC 229. Omstreeks 05:55 uur zag het douanekoppel met roepnummer [roepnummer01] drie personen in AC 229 en twee personen in AC 235. Omstreeks 06:01 uur verplaatsten drie personen zich naar AC 231. Ook werden er door de beveiliging van de ECT Delta tassen gezien in AC 227. Later bleek dat er in de tassen etenswaren en gereedschap zaten. Naast de tassen lagen telefoons onder een container, alle telefoons waren gebroken. Tussen 06:01 uur en 06:33 uur verplaatsten de personen zich tussen de verschillende stacks. Omstreeks 06:35 uur werd één persoon aangehouden tussen AC 231 en AC 232 door het douanekoppel [roepnummer02] (zie proces-verbaal [proces-verbaalnummer04] ).
Wij hadden positie ingenomen tussen stack 232 en 231, aan de waterzijde. Omstreeks 06:25 uur kregen wij via de portofoon te horen dat één manspersoon in het zwart gekleed zich verplaatste van AC 227 naar AC 228. Enkele minuten later zagen wij ter hoogte van AC 229 aan de waterzijde een manspersoon, in het zwart gekleed, lopen langs de containerstack.
Wij hebben de manspersoon hierop met luide stem aangesproken dat hij onze kant op moest
komen en met zijn handen zichtbaar. Wij zagen dat de manspersoon hier gehoor aan gaf en met
zijn handen omhoog onze richting op kwam lopen. Hierop hebben wij de verdachte aangehouden.
Omstreeks 06:58 uur hoorden wij over de portofoon dat er twee personen werden waargenomen in AC 229. Omstreeks 06:59 uur hoorden wij over de portofoon dat er twee personen aangehouden waren door het TBB (Team Bijzondere Bijstand), één persoon tussen AC 229 en AC 230 en de ander tussen AC 230 en AC 231.
Omstreeks 07:13 uur hoorden wij over de portofoon dat er insluipers werden gezien in AC 294
door de beveiliging.
Omstreeks 07.52 uur hoorden wij over de portofoon dat een vierde verdachte door het TBB was aangehouden, in AC 236.
Omstreeks 08.17 uur hoorden wij over de portofoon dat in AC 303 één persoon werd aangehouden door het douanekoppel met roepnummer [roepnummer04] (zie proces-verbaal [proces-verbaalnummer05] ).
Omstreeks 08.18 uur hoorden wij over de portofoon dat er twee personen werden aangehouden
in AC 303 door het douanekoppel met roepnummer [roepnummer05] (zie processen­verbaal [proces-verbaalnummer06] en [proces-verbaalnummer07] ).
Omstreeks 08.37 uur hoorden wij over de portofoon dat er twee personen werden aangehouden
door het TBB in AC 232. Deze verdachten werden vervoerd naar bureau Zuidplein.
-2.
Het proces-verbaal van de Douane, Regio Rotterdam-haven, nummer [proces-verbaalnummer06] , pagina’s 22 t/m 24 van het procesdossier, inhoudende alsrelaas van de verbalisanten of van één van hen:
Op 17 juni 2022 hielden wij, verbalisanten, omstreeks 08:20 een verdachte aan.
De verdachte gaf ons op te zijn: [verdachte01] , geboren op [geboortedatum01] .
-3
Het proces-verbaal van de politie, Eenheid Rotterdam, nummer [proces-verbaalnummer08] , pagina’s 150 en 151 van het procesdossier, inhoudende alsrelaas van de verbalisant:
De verbalisant herkent [verdachte01] op een foto uit het politiesysteem, die als fotobijlage is gevoegd bij dit proces-verbaal.
-4.
Het proces-verbaal van de politie, Eenheid Rotterdam, nummer [proces-verbaalnummer09] , pagina’s 53 en 54 van het procesdossier, inhoudende alsrelaas van de verbalisant:
Ik, verbalisant, ben ter plaatse gegaan naar de ECT. Ter plaatse kreeg ik het verzoek om vier rugzakken, die in de stack waren aangetroffen, over te nemen van collega [naam01] . De tassen waren omstreeks 07:28 uur aangetroffen bij laan 27, ter hoogte van positie 31 in de stack.
Ik, verbalisant, heb onderzoek gedaan naar deze rugzakken. Tijdens dit onderzoek is
het volgende gebleken.
Rugzak 1
Inhoud:
2 x blauwe slaapzak
1. x betonschaar
1. x handschoenen
1. x telefoonsnoer
1. x stanleymes
Rugzak 2
Inhoud:
1. x betonschaar
1. x stanleymes
10 x powerbanks
1. x handschoenen
1. x wc-rol
Rugzak 3
Inhoud
1. x slaapzak
1. x betonschaar
1. x handschoenen
1. x verpakking aanstekers 2 stuks
1. x 6 sigaretten
1. x zak witte bollen
1. x zak stroopwafels
1. x witte tas met heel veel telefoonsnoertjes
4 x powerbanks
1. x stanleymes
1. x hoofdzaklamp
Bijzonderheden: geen datum op verpakking brood.
De inhoud van de bewijsmiddelen is zakelijk weergegeven.

3..Bewijsmotivering

Op grond van de hiervoor weergegeven inhoud van de wettige bewijsmiddelen, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op de wijze zoals hierna is vermeld.
De beveiliging en douanekoppels zien op verschillende, kort op elkaar gelegen tijdstippen groepjes mensen bewegen tussen een aantal containers. Gezien is dat de verdachten zich heen en weer bewegen en/of rennen tussen de stacks. De politierechter stelt vast dat de verdachte vervolgens rond dezelfde periode is aangehouden als (een aantal van) de medeverdachten. De politierechter ziet een zekere mate van organisatie in deze gedragingen van de verdachten, maar ook in het feit dat er tassen met onder andere voedsel, powerbanks en gereedschappen in en rond die stacks zijn aangetroffen. Daarbij brengt de aard der zaak mee dat dit geen klus is die men alleen verricht. Het uithalen van containers is een feit dat samen met anderen wordt begaan. Gelet op het vorenstaande, acht de politierechter wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen wederrechtelijk op het haventerrein van ECT Delta heeft begeven.
De politierechter ziet geen bewijs voor inklimming. Niet kan worden vastgesteld hoe de verdachte op het haventerrein terecht is gekomen. De politierechter spreekt de verdachte hiervan vrij.

4..Bewezenverklaring

Bewezen is dat de verdachte het onder ten laste heeft begaan op die wijze dat:
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats
voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken
omgeven terrein van Europe Container Terminal ECT, gelegen aan de [adres02]
, in de Rotterdamse haven, terwijl hij, verdachte, zich de toegang had verschaft
tot die besloten plaats, door middel van
inklimming;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Kwalificatie en strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
het wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is strafbaar.

7..Straffen

Gevangenisstrafvoor de duur van 2 (twee) maanden. De gevangenisstraf zal niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, waarbij een proeftijd wordt gesteld van 2 jaren;
Taakstrafvoor de duur van 120 uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
De tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, dient bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering te worden gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na aftrek 116 uren te verrichten taakstraf resteren;
Voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van 58 dagen.
Algemene voorwaarde bij de voorwaardelijke straf
- De veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
De officier van justitie heeft verzocht aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht. Zij acht een gebiedsverbod noodzakelijk, omdat er volgens haar ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal begaan.
De politierechter ziet af van de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel. In de arresten van 3 juni 2022 heeft het gerechtshof Den Haag duidelijk gemaakt dat deze maatregel van weinig toegevoegde betekenis zal zijn in dit soort zaken. Van de combinatie van het onvoorwaardelijke- en voorwaardelijke strafdeel gaat volgens het Hof een speciaal preventieve werking uit, waardoor de verdachte zou moeten worden onthouden van dergelijk gedrag. De politierechter volgt dit oordeel van het Hof.

8..Motivering straf

De straffen zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij is het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het zich tezamen en in vereniging met anderen wederrechtelijk begeven op het haventerrein van ECT Delta. Dit is een ernstig feit met verstrekkende gevolgen. De bepaling artikel 138aa Wetboek van Strafrecht bestaat sinds 1 januari 2022, omdat de havenbedrijven gek werden van mensen, zoals de verdachten, die zich daar onbevoegd begaven. De politierechter denkt dat deze mensen daar zijn om drugs uit te halen, niet om verstoppertje te spelen. Vandaag, vorige week en eerder al is veel gezegd over welke strafmaat passend is voor dit feit. Daar is ook goed over nagedacht door de meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam, voordat deze de eerste vonnissen wees.
De officier van justitie heeft benadrukt dat het feit ook veel hinder en schade veroorzaakt voor de havenbedrijven die ermee te maken hebben, nog los van de bedoelingen van de mensen die zich daar begeven. Dat willen we als samenleving niet, vond ook de wetgever, en daarom is de nieuwe strafbaarstelling er gekomen. Door de rechtbank zijn al flink wat zaken behandeld waarin hoge straffen zijn opgelegd. In de eerste zaken die zijn aangebracht volgens de nieuwe strafbaarstelling, heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank maanden gevangenisstraf opgelegd. De meervoudige kamer had eerst goed nagedacht over onder welke omstandigheden welke straffen passend zijn. Later zijn in andere zaken ook flinke gevangenisstraffen opgelegd.
Vervolgens, op 3 juni 2022, zijn de eerste, door de meervoudige kamer gewezen vonnissen, door het gerechtshof Den Haag vernietigd. Het Hof denkt er op een aantal punten anders over dan de meervoudige kamer. Het Hof heeft goed gemotiveerd waarom het anders denkt over bijvoorbeeld de strafmaat. Het Hof heeft er, net als de rechtbank, dus ook goed over nagedacht. De politierechter heeft gemerkt dat het OM best boos is over de arresten van het Hof, maar de uitkomst van die arresten is wel waar we het op dit moment mee moeten doen. Het gerechtshof Den Haag is de hoger beroepsinstantie van deze rechtbank. De politierechter kan niet anders dan beslissen overeenkomstig de lijn die door het Hof is ingezet. Dit geldt voor zowel de straf als de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 19 juni 2022 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Hiermee wordt niet in het nadeel van de verdachte rekening gehouden.
Gezien het voorgaande is het opleggen van een taakstraf passend en geboden. Daarnaast wordt een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, in de hoop dat dit de verdachte er van weerhoudt om nogmaals zo’n feit te plegen.

9..Tenuitvoerlegging

Verlengingvan de proeftijd van de bij vonnis van 9 juni 2021 door de politierechter van deze rechtbank opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met 1 (één) jaar.
Afwijzingvan de gevorderde tenuitvoerlegging voor het overige.
De politierechter ziet dat de verdachte in een proeftijd liep, maar is met de raadsman van oordeel dat het om een andersoortig feit ging.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 138aa Wetboek van Strafrecht
De politierechtergeeft aan de verdachte kennis dat deze binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen tegen dit vonnis en maakt de verdachte opmerkzaam op het recht om op de terechtzitting van dat rechtsmiddel afstand te doen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de politierechter en de griffier.