ECLI:NL:RBROT:2022:7813

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
10/150399-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijk verblijven op een besloten havenlocatie met betrekking tot uithalers

Op 1 juli 2022 vond een zitting plaats in de Rechtbank Rotterdam, waar de politierechter E.M. Havik de zaak behandelde van een verdachte die samen met anderen wederrechtelijk verbleef op een containerterminal in de haven van Rotterdam. De verdachte was niet verschenen, en zijn raadsman, mr. M.E. Pennings, verzocht om aanhouding van de zaak, omdat hij verwachtte dat zijn cliënt zou verschijnen. De officier van justitie, mr. A.C. van Greevenbroek, verzet zich tegen de aanhouding, en de politierechter besloot geen reden te zien om de zaak aan te houden, gezien de betekening van de dagvaarding aan de verdachte.

De zaak werd gelijktijdig behandeld met die van medeverdachten, maar niet gevoegd. De officier van justitie presenteerde bewijsstukken en vorderde een gevangenisstraf van 22 weken en een vrijheidsbeperkende maatregel van 3 jaar, waarbij de verdachte zich niet in de haven mocht ophouden. De politierechter oordeelde dat het feit bewezen was, maar sprak de verdachte vrij van inklimming, omdat niet kon worden vastgesteld hoe hij op het terrein was gekomen.

De politierechter legde een taakstraf op van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met aftrek van voorarrest. De politierechter volgde de lijn van het Gerechtshof Den Haag, dat eerder had geoordeeld over de strafmaat in soortgelijke zaken. De uitspraak benadrukte de ernst van het feit en de impact op de havenbedrijven, en de noodzaak van een adequate bestraffing om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/150399-22
Proces-verbaal van de openbare terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Rotterdam op 1 juli 2022.
Tegenwoordig als:
Politierechter mr. E.M. Havik,
officier van justitie mr. A.C. van Greevenbroek,
griffier mr. J.D. Schmahl.
De zaak tegen de hierna te noemen verdachte wordt uitgeroepen.
De verdachte, genaamd
[verdachte01] ,
geboren in [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
is niet verschenen.
Als raadsman van de verdachte is aanwezig mr. M.E. Pennings, advocaat in Rotterdam.
De raadsman verklaart door de niet verschenen verdachte niet uitdrukkelijk te zijn gemachtigd hem op de terechtzitting te verdedigen.
De raadsmanhad zijn cliënt wel verwacht. Hij kan geen uitspraak doen over of zijn cliënt alsnog zal verschijnen.
De politierechterconstateert dat de dagvaarding in persoon aan de verdachte is betekend.
De raadsmanverzoekt om aanhouding van de zaak.
Hij ziet geen reden om aan te nemen dat zijn cliënt vandaag niet aanwezig wil zijn. De raadsman heeft hem gisteren nog op zijn kantoor gesproken, zijn cliënt zou vandaag verschijnen. Hij heeft geen documentatie, het is zijn eerste strafzaak. Zijn cliënt heeft het aanwezigheidsrecht. Omdat het de eerste strafzaak is, verzoekt hij om aanhouding, zodat zijn cliënt van zijn aanwezigheidsrecht gebruik kan maken of zijn raadsman kan machtigen hem ter zitting te verdedigen.
De officier van justitieverzet zich tegen aanhouding van de zaak.
De dagvaarding is in persoon aan hem betekend, hij wist dat hij hier vandaag moest zijn. De raadsman heeft kennelijk geen contact kunnen krijgen met zijn cliënt. Het is belangrijk dat de zaak wordt afgedaan, misschien heeft de verdachte zich na het overleg op het kantoor van mr. Pennings bedacht.
De politierechterhoort dat de raadsman zijn cliënt gisteren nog heeft gesproken. Dit bevestigt, naast de betekening in persoon, dat de verdachte weet dat hij hier vandaag moet zijn. De politierechter ziet daarom geen reden de zaak aan te houden.
De politierechterverleent verstek tegen de niet-verschenen verdachte.
De zaak wordt gelijktijdig behandeld met de strafzaken tegen medeverdachten [medeverdachte01] (10/150388-22) en [medeverdachte02] (10/150397-22).
De zaken tegen de hiervoor genoemde verdachten worden gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld. Voor zover hetgeen hieronder is weergegeven niet rechtstreeks betrekking heeft op een verdachte, is het een relaas van wat in zijn tegenwoordigheid is voorgevallen.
De officier van justitiedraagt de zaak voor.
De officier van justitiedeelt mee dat zij beschikt over aanvullende stukken. Zij wenst deze aan het procesdossier toe te voegen. Het betreft een proces-verbaal van onderzoek naar de containerstacks ( [proces-verbaalnummer01] ), een proces-verbaal over de schade voor de havenbedrijven ( [proces-verbaalnummer02] ) en een sfeerproces-verbaal over de omvang van de problematiek van uithalers.
De politierechterdeelt mondeling mee de korte inhoud van de stukken van het voorbereidend onderzoek en de stukken over de persoon en persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De politierechterdeelt mondeling mee de korte inhoud van de stukken die de officier van justitie bij aanvang van de zitting heeft overhandigd.
De officier van justitiehoudt het requisitoir. Zij acht het ten laste gelegde feit bewezen en vordert dat de verdachte wordt veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van 22 weken met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrechten
een vrijheidsbeperkende maatregel overeenkomstig artikel 38v Wetboek van Strafrecht voor de duur van 3 jaren,
waarin de verdachte wordt bevolen zich niet op te houden in de haven van Rotterdam, de Maashaven en de Waalhaven.De officier van justitie verzoekt de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De officier van justitie legt de vordering over.
De officier van justitiemerkt ter toelichting op:
Op 3 juni 2022 is door het Gerechtshof Den Haag arrest gewezen in de eerste appelzaken van uithalers die op basis van het nieuwe artikel 138aa Wetboek van Strafrecht zijn vervolgd en door deze rechtbank zijn berecht. Het Hof heeft taakstraffen opgelegd van 120 uur en gevangenisstraffen van twee maanden, geheel voorwaardelijk. Hier heb ik met grote verbazing kennis van genomen, deze straf miskent de ernst van de problematiek. De problematiek ten aanzien waarvan net een goed begin was gemaakt met de aanpak daarvan, een gevangenisstraf doet recht aan de ernst van het feit. De door het Hof opgelegde straffen gaan ook voorbij aan de wens van de wetgever om hard op te treden tegen criminele indringers, in de havens van Rotterdam in het bijzonder.
Om het haventerrein heen bevinden zich hoge hekken. Er is een toegangspas nodig om op het terrein te komen. Aan alle kanten staat duidelijk verboden toegang aangegeven. Geen van de verdachten wilde hier iets over verklaren. Het wederrechtelijk verblijven op het haventerrein acht ik aldus wettig en overtuigend bewezen. Verder zijn er op meerdere plekken tassen gevonden, bijvoorbeeld in AC 227. De tassen zijn te linken aan de locaties waar de verdachten zijn aangehouden. Stack AC 294 had een halve zegel en dezelfde inhoud aan spullen. Deze spullen zijn te koppelen aan verdachten [medeverdachte03] , [medeverdachte02] en [verdachte01] . De verdachten hebben zich in en tussen de stacks en naast elkaar bewogen. Er wordt gezien dat drie personen in de buurt van AC 227 en AC 228 lopen, richting AC 229. Dit blijken [medeverdachte01] , [medeverdachte04] en [medeverdachte05] , zij worden vervolgens alle drie rond deze stacks aangehouden. Ik acht wettig en overtuigend bewezen dat zij zich in vereniging hebben bevonden op het haventerrein. Hetzelfde acht ik bewezen ten aanzien van [medeverdachte03] , [medeverdachte02] en [verdachte01] , die rond dezelfde periode samen bij stack AC 303 zijn aangehouden. Ten aanzien van inklimming zou ik een heel betoog kunnen houden waarom daar sprake van zou zijn. Je komt niet uit de lucht vallen, er zijn overal rond het terrein hekken. Tegelijkertijd kan niet worden vastgesteld hoe ze op het terrein terecht zijn gekomen, waardoor ik verzoek de verdachten in zoverre vrij te spreken.
Samenvattend acht ik wettig en overtuigend bewezen dat verdachten [medeverdachte01] , [medeverdachte02] en [medeverdachte04] in vereniging wederrechtelijk hebben verbleven op het ECT terrein.
Geen van de heren heeft relevante recidive of er is helemaal geen Justitiële Documentatie. Over hun persoonlijke omstandigheden weten we verder weinig.
De richtlijn over uithalers doet recht aan de uithalersproblematiek en het doel dat de wetgever met artikel 138aa Wetboek van Strafrecht voor ogen heeft om deze problematiek aan te pakken. Ik houd ook rekening met de ernst van het gepleegde feit. De drugsproblematiek is een groeiend probleem, grote vondsten van honderden of duizenden kilo’s cocaïne zijn niet vreemd. In de sfeerprocessen-verbaal over de problematiek van uithalers en de omvang van de schade worden de essentie en omvang van de invoer van drugs uitgebreid beschreven. Die drugs moeten uit containers worden gehaald, zo komen we bij de uithalers.
Sinds 2019 worden steeds personen aangetroffen op haventerreinen met werktuigen die met dat doel kunnen worden gebruikt. Voorheen kregen zij daarvoor een geldboete opgelegd ter hoogte van € 95,00 euro wegens overtreding van artikel 461 Wetboek van Strafrecht. Het uithalen was enorm lucratief en dus stond de geldboete niet in verhouding tot de mogelijke verdiensten. Gemiddeld krijgen uithalers € 15.000,00 euro per klus, dat zijn geen misselijke bedragen. Deze situatie leidde niet alleen tot steeds verdere overspanning van het politieapparaat, maar ook van de veiligheid van medewerkers en terminals. De economische schade die door uithalers ontstaat is enorm, daar wordt onvoldoende bij stilgestaan. Het hele proces wordt stilgelegd. Dit staat in het sfeerproces-verbaal over de kosten, die zijn ook niet mals. Om de onhoudbare situatie rond uithalers het hoofd te bieden, heeft het OM een klemmend beroep gedaan op de wetgever om met wetgeving te komen. De wetgever heeft hieraan gehoor gegeven. Hiermee is een duidelijke boodschap afgegeven. In de Memorie van Toelichting komt ook terug dat uithalers een onmisbare schakel vormen in de problematiek, de wetgever begreep de ernst hiervan.
De vraag is nu: wat is een adequate bestraffing? De straf moet voldoende afschrikwekkend zijn voor de verdachten (speciale preventie) en voor anderen (generale preventie). Voorkomen moet worden dat uithalers worden ingehuurd en voorkomen moet worden dat zij de fundamentele schakel zijn in de georganiseerde criminaliteit. De getallen betreffen overigens alleen de cijfers van de aangehouden uithalers. De keuze om te gaan uithalen met het risico een taakstraf opgelegd te krijgen, is snel gemaakt. Een taakstraf biedt onvoldoende tegendruk tegen de beloning. Sinds de uitspraak van het Hof zijn in 11 dagen tijd 36 personen aangehouden; dat is gemiddeld meer dan 3 personen per dag. De door het Hof opgelegde taakstraffen doen onvoldoende recht aan het ondermijnende karakter van uithalen. Ik neem u mee in de woorden van een uithaler zelf, waaruit blijkt dat een taakstraf onvoldoende werkt.
De officier van justitietoont een passage uit een videofragment op Youtube van Danny’s Wereld, aflevering 9, waarin uithalers aan het woord komen. In de passage wordt door een uithaler verteld hoe gemakkelijk het is om op het terrein te komen en dat er grote bedragen worden verdiend met het uithalen.
De officier van justitiemerkt ter verdere toelichting op:
Hogere rechtspraak is vaak leidend en wordt vaak gevolgd. Het Hof heeft op 3 juni 2022 prima arresten gewezen, maar bijvoorbeeld niet voor wat betreft de strafmaat. Het betreft in dit geval hogere rechtspraak van maar één kamer, die uitspraak heeft gedaan in slechts vijf zaken. Dit in tegenstelling tot deze rechtbank, die al 30 jongens heeft veroordeeld tot een aantal maanden gevangenisstraf. De weg die deze rechtbank was ingeslagen, is de juiste. De Rotterdamse rechtbank is ook beter in staat de aantallen uithalers en de problematiek in te schatten. De cijfers die de problematiek in kaart brengen, had het Hof niet. Door middel van dit vonnis kan de rechtbank laten zien dat het Hof het bij het onjuiste eind had. De toegevoegde sfeerprocessen-verbaal die inzicht geven in de aantallen, de verdiensten en de kosten die gepaard gaan met het stilleggen van het proces, maken ook duidelijk dat een taakstraf niet voldoet.
Artikel 138aa Wetboek van Strafrecht lijkt op het eerste gezicht op huisvrede- of lokaalvredebreuk, maar dit artikel richt zich op het wegnemen van een cruciale schakel in de criminele keten. Uithalen leidt tot vele vormen van zware criminaliteit, waarvan we dagelijks de gevolgen zien in de wijken. Er staat ook veel op het spel voor de uithalers zelf, daarom beroept 95% van de uithalers zich op het zwijgrecht. Ze hebben veel te verliezen, als je praat ben je de sjaak. Het gaat hier niet om jongens die per ongeluk verdwaald zijn met slaapzakken en powerbanks. Het is duidelijk dat ze hier waren of langere tijd zouden verblijven om drugs uit te halen. Ik hoop u overtuigd te hebben, met dit alles in achterhoofd, dat een taakstraf niet in verhouding staat tot het feit. Daarom wil ik vasthouden aan de richtlijnen van het OM en de eerdere, door de rechtbank opgelegde straffen. Een nuttige toevoeging is overigens dat door de rechtbank vorige week werd ingezien dat artikel 138aa Wetboek van Strafrecht geen slachtofferloos delict is. Directe slachtoffers zijn de havenbedrijven die extra beveiligingsmaatregelen moeten nemen en waarvan het hele bedrijfsproces wordt lamgelegd.
Met de vrijheidsbeperkende maatregel wordt naast de bescherming van de havenbedrijven en hun medewerkers voorkomen dat verdachten het opnieuw doen. Het gebiedsverbod is ruimer dan de terreinen die worden gedekt door artikel 138aa Wetboek van Strafrecht. Het verbod ziet namelijk ook op de toegangswegen, dus het hele gebied rond de haventerreinen. Dit maakt het mogelijk voor de politie om eerder op te treden; tijdens een voorverkenning, voorbereiding, ondersteuning, wanneer zij als chauffeur optreden of zodra zij in het hek hangen. De maatregel vormt een beperking van de bewegingsvrijheid van de verdachten, maar betreft geen locatieverbod voor het centrum van Rotterdam. Het is een gebiedsverbod voor een besloten haventerrein dat op drie kwartier rijden ligt van het centrum. Daar hoeven de verdachten niets van te merken, zij hebben in dat gebied niets te zoeken. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachten opnieuw een strafbaar feit zullen begaan, verzoek ik deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De officier van justitieoverhandigt kaartjes waaruit de omvang van het verzochte gebiedsverbod blijkt.
De politierechtersluit het onderzoek en zegt meteen mondeling uitspraak te zullen doen.
Aantekening van het mondeling vonnis

1..Inhoud van de tenlastelegging

Bij de dagvaarding is aan de verdachte ten laste gelegde dat
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats
voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken
omgeven terrein van Europe Container Terminal ECT, gelegen aan de [adres02]
, in de Rotterdamse haven, terwijl hij, verdachte, zich de toegang had verschaft
tot die besloten plaats, door middel van
inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats
voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken
omgeven terrein van Europe Container Terminal ECT, gelegen aan de [adres02]
, in de Rotterdamse haven;
En
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
zich de toegang heeft verschaft tot een in een haven gelegen besloten plaats
voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken
omgeven terrein van Europe Container Terminal ECT, gelegen aan de [adres02]
, in de Rotterdamse haven, door middel van inklimming.

2..Bewijsmiddelen

-1.
Het proces-verbaal van de Douane, Regio Rotterdam-haven, nummer [proces-verbaalnummer03] .AMB, pagina’s 14 t/m 17 van het procesdossier, inhoudende alsrelaas van de verbalisanten of van één van hen:
Tijdens onze algemene surveillance dienst begaven wij, verbalisanten, ons op de terminal Hutchison Port ECT Delta (hierna te noemen: ECT Delta). Wij hoorden via de portofoon dat de ECT Delta beveiliging drie personen had gezien ter hoogte van AC 231. Wij zijn hier met drie koppels op afgereden, dit waren de collega's met roepnummers [roepnummer01] , [roepnummer02] en de [roepnummer03] .
Omstreeks 05:50 uur waren wij ter plaatste en zagen wij meerdere personen bewegen ter hoogte van AC 227 tot en met AC 235. Er waren in eerste instantie drie personen gemeld, maar aldaar waren meer personen waargenomen. Wij hebben met alle douanekoppels positie ingenomen rondom deze stack en hadden zowel aan landzijde als waterzijde zichtlijnen ingenomen.
Omstreeks 05:52 uur werd één persoon waargenomen ter hoogte van AC 227 en AC 228 en drie personen richting AC 229. Omstreeks 05:55 uur zag het douanekoppel met roepnummer [roepnummer01] drie personen in AC 229 en twee personen in AC 235. Omstreeks 06:01 uur verplaatsten drie personen zich naar AC 231. Ook werden er door de beveiliging van de ECT Delta tassen gezien in AC 227. Later bleek dat er in de tassen etenswaren en gereedschap zaten. Naast de tassen lagen telefoons onder een container, alle telefoons waren gebroken. Tussen 06:01 uur en 06:33 uur verplaatsten de personen zich tussen de verschillende stacks. Omstreeks 06:35 uur werd één persoon aangehouden tussen AC 231 en AC 232 door het douanekoppel [roepnummer02] (zie proces-verbaal [proces-verbaalnummer04] ).
Wij hadden positie ingenomen tussen stack 232 en 231, aan de waterzijde. Omstreeks 06:25 uur kregen wij via de portofoon te horen dat één manspersoon in het zwart gekleed zich verplaatste van AC 227 naar AC 228. Enkele minuten later zagen wij ter hoogte van AC 229 aan de waterzijde een manspersoon, in het zwart gekleed, lopen langs de containerstack.
Wij hebben de manspersoon hierop met luide stem aangesproken dat hij onze kant op moest
komen en met zijn handen zichtbaar. Wij zagen dat de manspersoon hier gehoor aan gaf en met
zijn handen omhoog onze richting op kwam lopen. Hierop hebben wij de verdachte aangehouden.
Omstreeks 06:58 uur hoorden wij over de portofoon dat er twee personen werden waargenomen in AC 229. Omstreeks 06:59 uur hoorden wij over de portofoon dat er twee personen aangehouden waren door het TBB (Team Bijzondere Bijstand), één persoon tussen AC 229 en AC 230 en de ander tussen AC 230 en AC 231.
Omstreeks 07:13 uur hoorden wij over de portofoon dat er insluipers werden gezien in AC 294
door de beveiliging.
Omstreeks 07.52 uur hoorden wij over de portofoon dat een vierde verdachte door het TBB was aangehouden, in AC 236.
Omstreeks 08.17 uur hoorden wij over de portofoon dat in AC 303 één persoon werd aangehouden door het douanekoppel met roepnummer [roepnummer04] (zie proces-verbaal [proces-verbaalnummer05] ).
Omstreeks 08.18 uur hoorden wij over de portofoon dat er twee personen werden aangehouden
in AC 303 door het douanekoppel met roepnummer [roepnummer05] (zie processen­verbaal [proces-verbaalnummer06] en [proces-verbaalnummer07] ).
Omstreeks 08.37 uur hoorden wij over de portofoon dat er twee personen werden aangehouden
door het TBB in AC 232. Deze verdachten werden vervoerd naar bureau Zuidplein.
-2.
Het proces-verbaal van de Douane, Regio Rotterdam-haven, nummer [proces-verbaalnummer07] , pagina’s 25 t/m 27 van het procesdossier, inhoudende alsrelaas van de verbalisanten of van één van hen:
Op 17 juni 2022 hielden wij, verbalisanten, omstreeks 08:20 een verdachte aan.
De verdachte gaf ons op te zijn: [verdachte01] , geboren op [geboortedatum01] .
-3.
Het proces-verbaal van de politie, Eenheid Rotterdam, nummer [proces-verbaalnummer08] , pagina’s 160 en 161 van het procesdossier, inhoudende alsrelaas van de verbalisant:
De verbalisant herkent [verdachte01] op een foto uit het politiesysteem, die als fotobijlage is gevoegd bij dit proces-verbaal.
-4.
Het proces-verbaal van de politie, Eenheid Rotterdam, nummer [proces-verbaalnummer09] , pagina’s 53 en 54 van het procesdossier, inhoudende alsrelaas van de verbalisant:
Ik, verbalisant, ben ter plaatse gegaan naar de ECT. Ter plaatse kreeg ik het verzoek om vier rugzakken, die in de stack waren aangetroffen, over te nemen van collega [naam01] . De tassen waren omstreeks 07:28 uur aangetroffen bij laan 27, ter hoogte van positie 31 in de stack.
Ik, verbalisant, heb onderzoek gedaan naar deze rugzakken. Tijdens dit onderzoek is
het volgende gebleken.
Rugzak 1
Inhoud:
2 x blauwe slaapzak
1. x betonschaar
1. x handschoenen
1. x telefoonsnoer
1. x stanleymes
Rugzak 2
Inhoud:
1. x betonschaar
1. x stanleymes
10 x powerbanks
1. x handschoenen
1. x wc-rol
Rugzak 3
Inhoud
1. x slaapzak
1. x betonschaar
1. x handschoenen
1. x verpakking aanstekers 2 stuks
1. x 6 sigaretten
1. x zak witte bollen
1. x zak stroopwafels
1. x witte tas met heel veel telefoonsnoertjes
4 x powerbanks
1. x stanleymes
1. x hoofdzaklamp
Bijzonderheden: geen datum op verpakking brood.
De inhoud van de bewijsmiddelen is zakelijk weergegeven.

3..Bewijsmotivering

Op grond van de hiervoor weergegeven inhoud van de wettige bewijsmiddelen, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op de wijze zoals hierna is vermeld.
De beveiliging en douanekoppels zien op verschillende, kort op elkaar gelegen tijdstippen groepjes mensen bewegen tussen een aantal containers. Gezien is dat de verdachten zich heen en weer bewegen en/of rennen tussen de stacks. De politierechter stelt vast dat de verdachte vervolgens rond dezelfde periode is aangehouden als (een aantal van) de medeverdachten. De politierechter ziet een zekere mate van organisatie in deze gedragingen van de verdachten, maar ook in het feit dat er tassen met onder andere voedsel, powerbanks en gereedschappen in en rond die stacks zijn aangetroffen. Daarbij brengt de aard der zaak mee dat dit geen klus is die men alleen verricht. Het uithalen van containers is een feit dat samen met anderen wordt begaan. Gelet op het vorenstaande, acht de politierechter wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen wederrechtelijk op het haventerrein van ECT Delta heeft begeven.
De politierechter ziet geen bewijs voor inklimming. Niet kan worden vastgesteld hoe de verdachte op het haventerrein terecht is gekomen. De politierechter spreekt de verdachte hiervan vrij.

4..Bewezenverklaring

Bewezen is dat de verdachte het onder ten laste heeft begaan op die wijze dat:
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats
voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken
omgeven terrein van Europe Container Terminal ECT, gelegen aan de [adres02]
, in de Rotterdamse haven, terwijl hij, verdachte, zich de toegang had verschaft
tot die besloten plaats, door middel van
inklimming;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Kwalificatie en strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
het wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is strafbaar.

7..Straffen

Gevangenisstrafvoor de duur van 2 (twee) maanden. De gevangenisstraf zal niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, waarbij een proeftijd wordt gesteld van 2 jaren;
Taakstrafvoor de duur van 120 uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
De tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, dient bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering te worden gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na aftrek 116 uren te verrichten taakstraf resteren;
Voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van 58 dagen.
Algemene voorwaarde bij de voorwaardelijke straf
- De veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
De officier van justitie heeft verzocht aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht. Zij acht een gebiedsverbod noodzakelijk, omdat er volgens haar ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal begaan.
De politierechter ziet af van de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel. In de arresten van 3 juni 2022 heeft het Gerechtshof Den Haag duidelijk gemaakt dat deze maatregel van weinig toegevoegde betekenis zal zijn in dit soort zaken. Van de combinatie van het onvoorwaardelijke- en voorwaardelijke strafdeel gaat volgens het Hof een speciaal preventieve werking uit, waardoor de verdachte zou moeten worden onthouden van dergelijk gedrag. De politierechter volgt dit oordeel van het Hof.

8..Motivering straf

De straffen zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij is het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het zich tezamen en in vereniging met anderen wederrechtelijk begeven op het haventerrein van ECT Delta. Dit is een ernstig feit met verstrekkende gevolgen. De bepaling artikel 138aa Wetboek van Strafrecht bestaat sinds 1 januari 2022, omdat de havenbedrijven gek werden van mensen, zoals de verdachten, die zich daar onbevoegd begaven. De politierechter denkt dat deze mensen daar zijn om drugs uit te halen, niet om verstoppertje te spelen. Vandaag, vorige week en eerder al is veel gezegd over welke strafmaat passend is voor dit feit. Daar is ook goed over nagedacht door de meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam, voordat deze de eerste vonnissen wees.
De officier van justitie heeft benadrukt dat het feit ook veel hinder en schade veroorzaakt voor de havenbedrijven die ermee te maken hebben, nog los van de bedoelingen van de mensen die zich daar begeven. Dat willen we als samenleving niet, vond ook de wetgever, en daarom is de nieuwe strafbaarstelling er gekomen. Door de rechtbank zijn al flink wat zaken behandeld waarin hoge straffen zijn opgelegd. In de eerste zaken die zijn aangebracht volgens de nieuwe strafbaarstelling, heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank maanden gevangenisstraf opgelegd. De meervoudige kamer had goed nagedacht over onder welke omstandigheden welke straffen passend zijn. Later zijn in andere zaken ook flinke gevangenisstraffen opgelegd.
Vervolgens, op 3 juni 2022, zijn de eerste, door de meervoudige kamer gewezen vonnissen, door het Gerechtshof Den Haag vernietigd. Het Hof denkt er op een aantal punten anders over dan de meervoudige kamer. Het Hof heeft goed gemotiveerd waarom het anders denkt over bijvoorbeeld de strafmaat. Het Hof heeft er, net als de rechtbank, dus ook goed over nagedacht. De politierechter heeft gemerkt dat het OM best boos is over de arresten van het Hof, maar de uitkomst van die arresten is wel waar we het op dit moment mee moeten doen. Het Gerechtshof Den Haag is de hoger beroepsinstantie van deze rechtbank. De politierechter kan niet anders dan beslissen overeenkomstig de lijn die door het Hof is ingezet. Dit geldt voor zowel de straf als de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 20 juni 2022 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Hiermee wordt niet in het nadeel van de verdachte rekening gehouden.
Gezien het voorgaande is het opleggen van een taakstraf passend en geboden. Daarnaast wordt een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, in de hoop dat dit de verdachte er van weerhoudt om nogmaals zo’n feit te plegen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 138aa Wetboek van Strafrecht
De politierechtergeeft aan de raadsman kennis dat de verdachte binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen tegen dit vonnis.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de politierechter en de griffier.