ECLI:NL:RBROT:2022:7950

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
26 september 2022
Zaaknummer
4908758
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling loonvorderingen van buitenlandse chauffeurs in het kader van arbeidsrechtelijke geschillen

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter in Dordrecht, zijn de loonvorderingen van buitenlandse chauffeurs aan de orde. De eisers, vertegenwoordigd door de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), hebben vorderingen ingediend tegen verschillende gedaagden, waaronder een besloten vennootschap en vennootschappen naar Duits en Tsjechisch recht. De chauffeurs stellen dat zij meer uren hebben gewerkt dan op hun loonstroken zijn vermeld, en dat hun gewerkte uren onterecht zijn gecorrigeerd door de gedaagden. De kantonrechter heeft eerder tussenvonnissen gewezen waarin de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en de toepasselijkheid van Nederlands recht zijn vastgesteld. De chauffeurs hebben hun vorderingen gebaseerd op een inschatting van hun gemiddelde arbeidsomvang, waarbij zij gebruik hebben gemaakt van tachograafschijven als bewijs. De gedaagden betwisten de vorderingen en stellen dat de chauffeurs onterecht hoge bedragen eisen, en dat de loonstroken betrouwbaar zijn. De kantonrechter heeft de zaak aangehouden voor verdere beoordeling en heeft partijen de gelegenheid gegeven om hun standpunten verder toe te lichten. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 27 oktober 2022 voor het nemen van akten door beide partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 4908758 CV EXPL 16-2278
uitspraak: 22 september 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheidFederatie Nederlandse Vakbeweging,
gevestigd te Amsterdam,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats eiser 2] (Roemenië),
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats eiser 3] (Roemenië),
4.
[eiser 4],
wonende te [woonplaats eiser 4] (Roemenië),
5.
[eiser 5],
wonende te [woonplaats eiser 5] ,
6.
[eiser 6],
wonende te [woonplaats eiser 6] (Roemenië),
7.
[eiser 7],
wonende te [woonplaats eiser 7] (Roemenië),
8.
[eiser 8],
wonende te [woonplaats eiser 8] (Roemenië),
9.
[eiser 9],
wonende te [woonplaats eiser 9] (Roemenië),
10.
[eiser 10],
wonende te [woonplaats eiser 10] (Roemenië),
eisers,
gemachtigde: mr. J.H. Mastenbroek,
tegen

1..de besloten vennootschap [gedaagde 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
2. de vennootschap naar Duits recht[gedaagde 2],
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ( Duitsland),
3. de vennootschap naar Tsjechisch recht[gedaagde 3] .,
gevestigd te [vestigingsplaats 3] (Tsjechië ) ,
gedaagden,
gemachtigde: aanvankelijk mr. R.A.A. Duk, thans mr. F.M. Dekker.
Eiseres onder 1 wordt hierna aangeduid als FNV.
Eisers onder 2 tot en met 10 worden hierna aangeduid als ‘de chauffeurs’.
Gedaagde onder 3 wordt hierna aangeduid als [gedaagde 3] .

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 augustus 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de akte van de zijde van FNV en de chauffeurs;
- de akte van de zijde van [gedaagde 1] c. s .
1.2
Het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De verdere beoordeling

2.1
De kantonrechter neemt hier over en blijft bij wat in het vonnis van 26 augustus 2021 is overwogen en beslist.
2.2
In dat tussenvonnis is de zaak verwezen naar de rol van 23 september 2021 voor het nemen van een akte door FNV en de chauffeurs waarin wordt ingegaan op de vorderingen van de individuele werknemers, de chauffeurs.
2.3
In het tussenvonnis van 15 februari 2018 is beslist dat de Nederlandse rechter bevoegdheid heeft. In het tussenvonnis van 26 augustus 2021 is beslist dat op de rechtsverhouding tussen [gedaagde 3] en de chauffeurs Nederlands recht van toepassing is. Ook is in dat vonnis beslist dat [gedaagde 3] tegenover de chauffeurs de cao moet nakomen.
2.4
Thans zijn de individuele vorderingen van de chauffeurs aan de orde. De chauffeurs en [gedaagde 3] hebben allen hun standpunten bij akte kenbaar gemaakt.
2.5
het standpunt van de chauffeurs
Namens de chauffeurs is gesteld dat zij meer uren hebben gewerkt dan er zijn verloond.
Naar hun overtuiging schrapte [gedaagde 3] stelselmatig gewerkte uren met een beroep op de zogenaamde normeringsregel. [gedaagde 3] schrapte althans in de praktijk 50% van de door de chauffeurs gewerkte tijd, wanneer die een door haar, [gedaagde 3] , zelf ingesteld maximum overschreed. Zo moest laden en lossen niet langer duren dan anderhalf uur, tanken niet meer dan 15 minuten en reinigen niet meer dan 30 minuten.
De op de loonstroken vermelde uren kunnen daarom niet doorslaggevend zijn. De chauffeurs verwijzen in dit verband naar het arrest van het gerechtshof Den Haag van 11 september 2018, waarin is geoordeeld dat eiseres [1] de facto een normeringsregeling toepaste. Omdat de op de loonstroken vermelde uren niet juist zijn, hebben de chauffeurs hun vorderingen berekend aan de hand van een inschatting van de gemiddelde arbeidsomvang.
Zij zijn daarbij uitgegaan van 40 uren basis, 40 overuren à 130%, 20 overuren à 150% en
10 overuren à 200%, waarbij geldt dat de chauffeurs werkten in een ritme van twee maanden “op” en één maand “af”. In de maand “op” maakten zij veel overuren, in de maand “af” maakten zij vanzelfsprekend geen uren en hebben zij geen aanspraak op netto dagvergoedingen. Om die situatie zoveel mogelijk te benaderen, zijn de chauffeurs bij hun inschatting van de aantallen gewerkte uren in de maanden “op” uitgegaan van voornoemde aantallen en in de maanden “af” van het basisloon.
Chauffeur [eiser 6] heeft kopieën bewaard van zijn tachograafschijven. De chauffeurs hebben op basis daarvan de door hem gewerkte uren berekend over een steekproef van volgens hen representatieve maanden februari, september en oktober 2013 en vastgesteld dat er door hem in die maanden meer uren zijn gewerkt dan op de loonstroken staan vermeld. Zij concluderen dat de uren ofwel onjuist zijn verwerkt, ofwel dat daarop onterechte correcties zijn uitgevoerd.
Zij bieden aan alle kopieën van de tachograafschijven van [eiser 6] in het geding te brengen alsmede bewijs te leveren van hun vorderingen door de benoeming van een deskundige, die aan de hand van de beschikbare gegevens en bescheiden hun vorderingen kan herberekenen.
De chauffeurs zijn bij hun berekeningen steeds uitgegaan van schaal D, trede 5, omdat zij allen bij hun indiensttreding ervaren chauffeurs waren.
De vordering van [eiser 2] moet worden verminderd tot € 33.961,77 bruto, inclusief wettelijke verhoging, en € 10.675,08 netto, omdat hij niet de hele maand mei 2014 in dienst is geweest en niet de hele maand april 2015 heeft gereden.
2.6
het standpunt van [gedaagde 3]
2.6.1
[gedaagde 3] stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van de chauffeurs veel te hoog zijn becijferd.
Zij bestrijdt dat zij een normeringsregeling heeft toepast, althans dat zij correcties heeft aangebracht op de door de chauffeurs opgegeven gewerkte uren. De verwijzing naar het arrest van het gerechtshof Den Haag zegt niets omdat die zaak speelde tussen andere procespartijen.
De overtuiging van de chauffeurs is voorts onvoldoende om aan te nemen dat zij ( [gedaagde 3] ) op de door hen opgegeven gewerkte uren correcties heeft aangebracht.
[gedaagde 3] gaat bij de berekening van de vorderingen van de chauffeurs uit van drie variabelen:
1) de aantallen gewerkte uren, 2) het uurloon en 3) datgene wat aan de chauffeurs al is betaald.
2.6.2
Wat het eerste betreft: zij neemt aan dat FNV en de chauffeurs uitgaan van 40 basisuren
per weeken van 40 overuren, 20 zaterdaguren en 10 zondaguren
per maand.
Conform haar standpunt over de gestelde normering/correctie gaat zij uit van de aantallen uren die staan vermeld op de loonstroken die de chauffeurs elke maand hebben ontvangen en die zij overlegt als producties D1 tot en met D9.
De chauffeurs pogen de redelijkheid van hun inschatting te onderbouwen met de kopieën van de tachograafschijven van chauffeur [eiser 6] . Zij lezen die tachograafschijven echter te ruim, en dus niet goed. De chauffeurs gaan ervan uit, ten onrechte, dat alle tijd waarin volgens de tachograaf de chauffeur heeft stilgestaan tussen de begin- en de eindtijd als werktijd moet worden aangemerkt. Het zou zo kunnen zijn dat [eiser 6] inderdaad in die uren wel heeft gewerkt, maar het kan evengoed zo zijn dat hij in de periode waarin hij niet reed, een lange pauze heeft genomen. Wat hij daadwerkelijk heeft gedaan, kan niet meer worden achterhaald.
In elk geval volgt uit de gegevens op de tachograafschijven van [eiser 6] niet dat de loonstroken onbetrouwbaar zouden zijn.
2.6.3
FNV en de chauffeurs gaan voor het uurloon uit van trede 5 in schaal D. Uitgangspunt is echter dat een chauffeur bij indiensttreding wordt ingedeeld in trede D0 en na ieder dienstjaar een trede omhoog gaat.
2.6.4
Wat de derde variabele betreft: de chauffeurs hanteren forfaitaire bedragen
– telkens € 400,- per maand bruto per chauffeur – in plaats van de bedragen die de chauffeurs in werkelijkheid betaald hebben gekregen. Om die reden zouden de loonvorderingen eigenlijk als onvoldoende onderbouwd moeten worden afgewezen.
2.6.5
Naast dit alles geldt nog dat FNV en de chauffeurs bij hun berekeningen het ritme van twee maanden “op”, één maand “af” niet steeds juist hebben gevolgd. Als voorbeeld kan de berekening van de loonvordering van [eiser 2] worden genomen . De maanden mei en juni 2014 zijn maanden “op”, en de maand juli “af”; augustus en september “op” en oktober “af”. November en december zijn dan weer “op”. Volgens dat ritme zou januari 2015 “af” moeten zijn, maar in de berekening van FNV en de chauffeurs staan de maanden januari en februari 2015 vervolgens als ”op”. Op die manier rekenen zij een maand te veel overuren en zaterdag- en zondaguren.
Dit is niet alleen bij [eiser 2] het geval , maar ook bij andere chauffeurs.
2.6.6
De chauffeurs rekenen voor alle maanden “af” steeds het volledige basisloon.
Zij hebben steeds de maand waarin het dienstverband is aangevangen en die waarin het is geëindigd volledig meegeteld, ook wanneer het dienstverband midden in een maand is begonnen of geëindigd. Bij chauffeur [eiser 2] hebben zij dat in hun akte voor de maand mei 2014 hersteld, maar bij hem is het ook voor de maand april 2015 niet goed berekend, omdat hij die maand slechts één dag heeft gewerkt en 5,5 dagen vrij heeft genomen.
Ook bij andere chauffeurs is de berekening op dit punt niet goed gegaan: alle chauffeurs, behalve [eiser 10] , hebben de eerste en/of de laatste maand van hun dienstverband maar beperkt gewerkt.
2.6.7
De chauffeurs hebben voorts steeds voor elke maand “af” het volledige basisloon gerekend, terwijl zij voor elke maand “op” alle overuren meetellen. Dat is niet terecht.
Voor elke maand “op” gaan zij uit van 40 overuren. In deze situatie zijn er twee mogelijkheden: ofwel alle overuren in die maand “op” worden uitbetaald, maar dan wordt er geen loon betaald in de maanden “af”, ofwel in laatstbedoelde maanden wordt het basisloon betaald, maar dan worden de niet gewerkte uren verrekend met de overuren in de maand daarvoor, de maand “op”. [gedaagde 3] illustreert dit standpunt onder randnummer 35 van haar akte met een rekenvoorbeeld.
2.6.8
[gedaagde 3] wijst nog op een typefout in de tabel van randnummer 9 van de akte.
Daar staat in de tweede kolom van de eerste regel “€ 21.312 netto”, terwijl dat volgens haar moet zijn: € 12.312,- netto, conform pagina 2 van productie 12 bij dagvaarding.
2.6.9
[gedaagde 3] stelt ten slotte twee berekeningswijzen voor:
optie 1) waarbij alle overuren tegen een loon van 130% worden uitbetaald en in een maand waarin minder dan het aantal basisuren is gewerkt alleen de gewerkte uren worden uitbetaald, en
optie 2) waarbij wordt uitgegaan van een tijd-voor-tijdregeling, wat erop neerkomt dat een chauffeur iedere maand ten minste het basisloon ontvangt, ook wanneer hij minder dan het aantal basisuren heeft gewerkt. In deze optie worden de “gemiste” uren verrekend met het overurensaldo dat is opgebouwd in de maanden “op”.
Beide opties heeft zij uitgewerkt in producties D11 respectievelijk D12.
Optie 2) is volgens [gedaagde 3] voor alle chauffeurs , behalve [eiser 7] , voordeliger .
Wat de onkostenvergoeding betreft, maakt het volgens [gedaagde 3] niet uit voor welke optie wordt gekozen. Zij is voor de hoogte uitgegaan van de maximale vergoeding per werkdag volgens de cao. Zij heeft de per chauffeur verschuldigde onkostenvergoeding in voornoemde producties vermeld in de kolom “verschuldigde onkostenvergoeding conform cao”.
Aan de chauffeurs zijn volgens [gedaagde 3] voorts aanzienlijke bedragen aan onbelaste vergoedingen betaald. Op de loonstroken staan die vermeld onderaan kolom Kč in de rijen 772, 773 en 774.
In de producties D11 en D12 staan die weergegeven in de kolommen “uitbetaald bruto loon” en “uitbetaalde onkostenvergoeding”. Die vergoedingen zijn hoger dan waartoe de chauffeurs naar Nederlands recht en volgens de cao gerechtigd zouden zijn. Het te veel ontvangene moet volgens [gedaagde 3] worden terugbetaald .
[gedaagde 3] sluit haar akte af met de opmerking dat het na te betalen loon een brutobedrag is en de kostenvergoeding een netto bedrag. Zij wil na het eindvonnis van de kantonrechter op de bruto loonbedragen de vereiste inhoudingen doen en vervolgens de netto loonbedragen verrekenen met de volgens haar te veel betaalde onkostenvergoedingen.
2.7
De kantonrechter oordeelt als volgt.
normeringsregeling/correctie toegepast?
2.7.1
De verwijzing naar het arrest van het gerechtshof Den Haag kan de chauffeurs niet baten. Uit niets is gebleken dat [gedaagde 3] een normeringsregeling hanteerde of mocht hanteren . Ook blijkt niet dat [gedaagde 3] de opgaven van de chauffeurs corrigeerde . Dat de chauffeurs ervan overtuigd zijn dat dat gebeurde, is daarvoor onvoldoende.
Over de wijze van interpreteren van de gegevens uit de tachograafschijf van [eiser 6] verschillen de chauffeurs en [gedaagde 3] van mening . Voor beide manieren zou wellicht iets te zeggen zijn, maar het is nu, bij gebreke van door de chauffeurs ingevulde urenverantwoordingsstaten [2] , niet meer vast te stellen of de uren waarin niet is gereden al dan niet werkuren zijn geweest en zo ja, in hoeverre. Daar komt bij dat het in elk geval niet verantwoord is om de gegevens van [eiser 6] zonder meer te “ extrapoleren” naar de overige chauffeurs. De kantonrechter gaat daarom voorbij aan het aanbod van de chauffeurs alle kopieën van de tachograafschijven van [eiser 6] over te leggen en door een deskundige de hoogte van hun vorderingen te laten berekenen.
De kantonrechter kan, gelet op het voorgaande, dan ook niet uitgaan van de door de chauffeurs bepleite inschatting van de gemiddelde arbeidsomvang. Dan resteren als informatiebron slechts de loonstroken van [gedaagde 3] . Op basis daarvan zal worden beslist.
De kantonrechter neemt met [gedaagde 3] aan dat de chauffeurs uitgaan van 40 basisuren
per weeken van 40 overuren, 20 zaterdaguren en 10 zondaguren
per maand. Mocht dat anders zijn, dan kunnen de chauffeurs dat alsnog laten weten.
uurloon
2.7.2
Zonder toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom het door [gedaagde 3] gestelde uitgangspunt zou moeten gelden dat chauffeurs bij indiensttreding in trede D0 worden ingeschaald. Dat is ook niet in overeenstemming met artikel 19 van de destijds geldende CAO. [gedaagde 3] heeft de stelling van de chauffeurs dat het in alle gevallen ging om een ervaren chauffeur, niet bestreden, en ook niet, subsidiair, dat trede D5 passend is voor die ervaren chauffeurs. Daarom zal de kantonrechter trede D5 bij de berekening van het uurloon van de chauffeurs hanteren.
wat is aan de chauffeurs al betaald?
2.7.3
De chauffeurs hanteren steeds een forfaitair bedrag van € 400,- bruto per maand per chauffeur, dat aan hen zou zijn betaald. [gedaagde 3] bepleit afwijzing van de vordering van de chauffeurs vanwege onvoldoende onderbouwing, maar het moge duidelijk zijn dat daarvoor geen goede reden bestaat. De chauffeurs hebben bij dagvaarding en bij akte immers uitgelegd dat zij niet (meer) over alle voor een berekening noodzakelijke stukken beschikken en hebben onweersproken gesteld dat [gedaagde 3] daarover wel beschikt . De kantonrechter zal daarom bij de berekening van de vorderingen van de chauffeurs uitgaan van de bruto bedragen die volgens de loonstroken aan elke chauffeur per maand zijn betaald.
[gedaagde 3] heeft die bedragen , die zijn af te leiden uit de maandelijkse loonstroken, weergegeven in haar productie D12.
De chauffeurs krijgen de gelegenheid kenbaar te maken of de totaalbedragen juist zijn berekend.
De kantonrechter heeft graag de beschikking over een naar het Nederlands vertaalde versie van de in het Tsjechisch opgestelde loonstrook en verzoekt [gedaagde 3] die in het geding te brengen, na afstemming met de gemachtigde van de chauffeurs over de vertaling.
het ritme twee maanden “op” en een maand ”af”
2.7.4
De chauffeurs hebben nog niet kunnen reageren op wat [gedaagde 3] over “ het ritme ” heeft aangevoerd. [3] Zij krijgen de gelegenheid dat alsnog te doen, ten aanzien van
alle chauffeurs.
loonberekening bij “het ritme”
2.7.5
De chauffeurs hebben ook nog niet kunnen reageren op wat [gedaagde 3] over de loonberekening bij “het ritme” van twee maanden “op” en een maand “af” heeft gesteld. [4]
Zij krijgen de gelegenheid dat alsnog te doen, ten aanzien van
alle chauffeurs.
typefout?
2.7.6
De chauffeurs krijgen ook de gelegenheid te reageren op de door [gedaagde 3] genoemde typefout . [5]
de twee berekeningswijzen van [gedaagde 3]
2.7.7
De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde 3] zelf geen voorkeur heeft voor een van beide opties voor de berekening van het aan de chauffeurs nog verschuldigde.
Daarom krijgen de chauffeurs elk de gelegenheid kenbaar te maken naar welke optie hun voorkeur uitgaat.
Ook verneemt de kantonrechter graag het standpunt van de chauffeurs over de volgens [gedaagde 3] te veel betaalde onbelaste vergoedingen en de eventuele verrekening daarvan, bezien in het licht van de cao-bepalingen, en over de door [gedaagde 3] voorgenomen wijze van betaling te zijner tijd (terugrekening van bruto naar netto loonbedragen en vervolgens verrekening met eventueel te veel ontvangen onbelaste vergoedingen) [6] .
2.7.8
en verder
De kantonrechter zal de zaak verwijzen naar de rol voor het nemen van een akte door elk van partijen.
De chauffeurs kunnen bij akte reageren op wat hiervoor is overwogen onder
2.7.1,
2.7.3,
2.7.4,
2.7.5,
2.7.6.
en
2.7.7.
[gedaagde 3] wordt in de gelegenheid gesteld de onder 2.7.3 bedoelde vertaling in het geding te brengen, nadat zij die heeft afgestemd met de gemachtigde van de chauffeurs.
Nadere akten zullen in beginsel niet worden toegestaan.
2.8
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
De kantonrechter:

1..verwijst de zaak naar de rolzitting van donderdag 27 oktober 2022voor

1.1
het nemen van een akte door de chauffeurs als bedoeld onder 2.7.1, 2.7.3, 2.7.4, 2.7.5, 2.7.6 en 2.7.7;
1.2
het nemen van een akte door [gedaagde 3] als bedoeld onder 2 . 7.3;
2 houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
37878

Voetnoten

1.In die zaak [gedaagde 1]
2.Gesteld noch gebleken is dat die er nog zijn.
3.zie 2.6.5 en 2.6.6.
4.zie 2.6.7.
5.zie 2.6.8.
6.zie 2.6.9.