Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoeker;
- mevrouw [persoon A] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot het bevelen van een dwangakkoord op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. De verzoeker, die een schuldregeling had aangeboden aan zijn schuldeisers, heeft niet de gevraagde medische stukken en een strafrechtelijk vonnis overgelegd, wat leidde tot onvoldoende duidelijkheid over zijn arbeidscapaciteit. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker niet kon aantonen dat zijn huidige afloscapaciteit het maximale was en dat er geen sprake was van een saneringsgezinde houding. De schuldeiser LAVG, die niet instemde met de aangeboden regeling, had een relatief klein aandeel in de totale schuldenlast, maar de rechtbank vond dat de belangen van LAVG zwaarder wogen dan die van de verzoeker en de overige schuldeisers. De rechtbank heeft het verzoek om LAVG te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen, en zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.