ECLI:NL:RBROT:2022:8027

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
C/10/638325 / FA RK 22-3382
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en hoofdverblijfplaats van minderjarige in ouderschapszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 september 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de zorgregeling en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige, geboren in 2009. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.J. Schipper-de Bruijn, verzocht om wijziging van de zorgregeling die in 2019 was vastgesteld, zodat de minderjarige bij hem zou verblijven van zondag tot zondag, met een co-ouderschapsregeling. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. V.T.E. Kuijpers, voerde verweer en stelde dat de huidige regeling, waarbij de minderjarige eens in de veertien dagen een weekend bij de man verblijft, rust en duidelijkheid biedt. De raad voor de kinderbescherming adviseerde om de huidige regeling te handhaven, gezien de communicatieproblemen tussen de ouders.

De rechtbank oordeelde dat de huidige zorgregeling, waarbij de minderjarige een weekend per veertien dagen bij de man verblijft, de meeste rust biedt. De rechtbank wees het verzoek van de man om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem vast te stellen af, omdat de minderjarige voornamelijk bij de vrouw verblijft. Ook het verzoek van de man om de onderhoudsbijdrage te wijzigen werd afgewezen, omdat de omstandigheden niet voldoende waren veranderd. De rechtbank benadrukte het belang van duidelijkheid voor de minderjarige en dat de ouders zich aan de zorgregeling moeten houden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/638325 / FA RK 22-3382
Beschikking van 26 september 2022 betreffende de hoofdverblijfplaats van de minderjarige, de zorgregeling en de onderhoudsbijdrage
in de zaak van:
[naam man], hierna: de man,
wonende te [woonplaats man] ,
advocaat mr. G.J. Schipper-de Bruijn te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
t e g e n
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats vrouw] ,
advocaat mr. V.T.E. Kuijpers te Rotterdam.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de man, ingekomen op 17 mei 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2022. De informele rechtsingang van de minderjarige, bekend onder zaaknummer C/10/637402 / FA RK 22-2910, is gelijktijdig behandeld.
Daarbij zijn verschenen:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam] .
1.3.
De minderjarige is door de kinderrechter gehoord.

2..De vaststaande feiten

2.1.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige:
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2009 te [geboorteplaats minderjarige].
2.2.
Het ouderlijk gezag over de minderjarige wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend.
2.3.
Uit de beschikking van deze rechtbank van 21 maart 2019, hersteld bij beschikking van 9 mei 2019, volgt dat de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de vrouw. Verder is bij deze beschikking een zorgregeling vastgesteld waarbij de minderjarige in de oneven weken eens per veertien dagen van vrijdag 18:00 uur voor het eten tot zondag 18:00 uur voor het eten bij de man verblijft en in de even weken op dinsdag van 15:00 uur (uit school) tot 19:00 uur na het eten, alsmede gedurende een deel van de vakanties en feestdagen.
2.4.
Bij vonnis in kort geding van 30 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter − tot in de bodemprocedure anders is beslist of partijen in onderling overleg anders overeenkomen − een zorgregeling vastgesteld waarbij de minderjarige bij de man zal zijn als volgt:
  • een weekend per veertien dagen van vrijdag uit school tot maandag naar school;
  • de laatste drie weken van de zomervakantie 2022 (van 1 augustus 2022 tot en met 19 augustus 2022).
Verder is vervangende toestemming verleend voor de inschrijving van de minderjarige op de middelbare school [naam school] te [plaatsnaam] , welke vervangende toestemming strekt tot vervanging van de vereiste toestemming van de vrouw.
2.5.
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.

3..De beoordeling

3.1.
Zorgregeling
3.1.1.
De man verzoekt wijziging van de bij beschikking van 21 maart 2019 vastgestelde zorgregeling en te bepalen dat:
- de minderjarige bij de vrouw verblijft van zondag tot en met zondag;
- de minderjarige de week hierop volgend bij de man verblijft van zondag tot en met zondag en waarbij de verdeling van de zorg in de vakanties hetzelfde kan blijven in die zin dat de minderjarige in de meivakantie één week bij de vrouw doorbrengt, hij in de zomervakantie in de oneven jaren de laatste drie weken bij de vrouw doorbrengt en in de even jaren de eerste drie weken, hij in de Kerstvakantie in de even jaren de week van Kerst bij de vrouw doorbrengt en in de oneven jaren de week van Oud en Nieuw bij de vrouw doorbrengt;
- de minderjarige op de verjaardag van de vrouw bij haar verblijft;
- de verdeling van de zorg in de herfst- en voorjaarsvakantie in onderling overleg en in samenspraak met de minderjarige gebeurt;
- de man de minderjarige ophaalt bij de vrouw en de vrouw hem ophaalt bij de
man;
- bij buitenlandse reizen de ouder bij wie het reisdocument in beheer is (dit zal de ouder zijn bij wie de minderjarige is ingeschreven), dit verstrekt aan de andere ouder;
- de reizen pas worden geboekt na overleg tussen de ouders;
- indien aan de orde de ouders elkaar hun medewerking zullen verlenen voor het invullen en ondertekenen van toestemmingsformulieren, waarbij de benodigde documenten worden verstrekt en ook de verblijfsadressen;
- na de reis het reisdocument aan die andere ouder wordt teruggegeven.
3.1.2.
Hij legt aan het verzoek ten grondslag dat een zogenaamde co-ouderschapsregeling meer in belang is van de minderjarige dan de huidige weekendregeling, nu de minderjarige dit zelf aangeeft. Daarnaast wil de man zelf ook zoveel mogelijk tijd met de minderjarige doorbrengen.
3.1.3.
De vrouw voert verweer tegen de verzochte week op, week af regeling, waarbij de minderjarige de ene week bij de man en de andere week bij haar is.
Zij voert aan dat de minderjarige belang heeft bij rust en duidelijkheid. De huidige regeling waarbij hij eens in de veertien dagen een weekend bij de man verblijft, loopt goed en geeft deze rust. Er is veel strijd gaande tussen haar en de man over verschillende onderwerpen en beslissingen aangaande de minderjarige. Voor een co-ouderschapsregeling is goede communicatie tussen de ouders nodig. Nu deze hier ontbreekt is de verzochte regeling volgens de vrouw niet in belang van de minderjarige.
3.1.4.
De raad wijst op de omstandigheid dat de minderjarige inmiddels de puberleeftijd heeft bereikt, hij naar de middelbare school is gegaan en te maken heeft met twee ouders die niet dan wel moeizaam met elkaar spreken. Een co-ouderschapsregeling, waarvoor vereist is dat ouders goede afspraken kunnen maken hetgeen partijen niet lukt, gaat de minderjarige in de gegeven omstandigheden niet meer rust geven, maar alleen meer onrust. De raad meent dan ook dat de huidige zorgregeling gehandhaafd moet blijven.
Gelet op zijn leeftijd is het, afhankelijk van waar de ouders wonen, wellicht mogelijk dat de minderjarige buiten de zorgregeling om tussentijds (spontaan) contact heeft met de man.
3.1.5.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank stelt voorop dat de minderjarige gebaat is bij rust. Met de raad is de rechtbank van oordeel dat een week op, week af regeling deze rust niet zal geven. Voor de door de man en ook door de minderjarige gewenste co-ouderschapsregeling is nodig dat de ouders in staat zijn om met elkaar te communiceren en te overleggen. Hiervan is nu geen sprake. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de huidige zorgregeling, waarbij de minderjarige een weekend per veertien dagen van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de man verblijft, hem op dit moment de meeste rust geeft. Een dergelijke weekendregeling heeft al vanaf 2019 geruime tijd gegolden en is dit jaar opnieuw door partijen onder begeleiding van Veilig Thuis voorlopig afgesproken en bij vonnis in kort geding van 30 juni 2022 bepaald. Daarbij weegt ook mee dat de huidige school van de minderjarige dichter bij de vrouw gelegen is.
In de gegeven omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om de bij de beschikking van 21 maart 2019 vastgestelde zorgregeling in zoverre te wijzigen dat de minderjarige alleen nog eens in de twee weken dagen van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de man verblijft en niet meer doordeweeks. Dit sluit immers aan bij de thans lopende zorgregeling en geeft de minderjarige rust en duidelijkheid. Het staat partijen en de minderjarige uiteraard vrij om in onderling overleg naast het contactweekend andere contactmomenten tussen de man en de minderjarige af te spreken. De eerder vastgestelde regeling die ziet op de verdeling van de zorg in de vakanties, feest- en andere bijzondere dagen blijft ongewijzigd. Het verzoek van de man de zorgregeling te wijzigen in een co-ouderschapsregeling zal dan ook worden afgewezen.
Het is belangrijk dat partijen zich aan deze zorgregeling houden zodat het voor de minderjarige duidelijk is wanneer hij bij welke ouder verblijft. In het kindgesprek bleek dat hij behoefte heeft aan deze duidelijkheid. Ook als partijen in onderling overleg extra contactmomenten tussen de minderjarige en de man afspreken, moet dit dus tijdig goed met de minderjarige afgestemd worden, zodat hij weet wat hij kan verwachten.
3.1.6.
De vrouw heeft geen verweer gevoerd tegen de verzochte wijziging ten aanzien van het halen en brengen van de minderjarige. Dit onderdeel van het verzoek wordt, als onweersproken toegewezen. Niet gebleken is dat het belang van de minderjarige zich daartegen verzet. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het ophalen van de minderjarige door de vrouw bij de man met name zal zien op de vakanties en op feest- en bijzondere dagen, omdat de minderjarige vanuit de weekendregeling op maandag rechtstreeks naar school gaat.
3.1.7.
Het verzoek van de man dat ziet op het verstrekken en teruggeven van reisdocumenten, het boeken van (buitenlandse) reizen na overleg en het bepalen van het verlenen van toestemming/medewerking aan reizen met de minderjarige zal bij gebreke van een deugdelijke grondslag en belang worden afgewezen. Hierbij heeft de rechtbank in overweging genomen dat de man tijdens de mondelinge behandeling onweersproken heeft aangevoerd dat hij zelf een identiteitskaart gaat aanvragen voor de minderjarige, zodat ieder van de ouders over een eigen reisdocument van de minderjarige zal beschikken. Het uitoefenen van gezamenlijk gezag vereist tijdig overleg tussen ouders over reizen door een ouder met de minderjarige. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding of grondslag om reeds nu partijen te gelasten mee te werken en toestemming te geven voor (buitenlandse) reizen van de andere ouder met de minderjarige of om overleg als voorwaarde voor het boeken van een reis te stellen. Dit zal door partijen per reis moeten worden besproken en beoordeeld, waarbij de rechtbank ervan uitgaat dat als er geen belemmeringen zijn voor de betreffende reis, de andere ouder gewoon zijn of haar toestemming zal verlenen.
3.1.8.
De rechtbank vindt het belangrijk dat de minderjarige zelf te horen krijgt wat er in deze procedure wordt beslist ten aanzien van de zorgregeling, maar ook dat de overige betrokkenen weten wat de rechtbank hierover aan de minderjarige terugkoppelt. Hierna zal de rechtbank zich daarom tot de minderjarige richten. Deze tekst zal worden overgenomen in een brief, die naar hem wordt gestuurd aangezien hij geen afschrift van de beschikking zal ontvangen.
Uitleg voor de minderjarige
Je hebt de kinderrechter verteld dat je graag bij elk van je ouders bent. De kinderrechter vindt het fijn om dat te horen.
Je wil graag de ene week bij je ene ouder en de andere week bij je andere ouder zijn. Dat vindt de kinderrechter op dit moment geen goed idee. Voor zo’n regeling is nodig dat je ouders goed met elkaar kunnen overleggen en dat kunnen ze op dit moment helaas niet. Je bent er nu aan gewend dat je doordeweeks bij je moeder bent en één keer in de twee weken van vrijdag uit school tot maandag naar school bij je vader. De kinderrechter denkt dat het jou rust en duidelijkheid geeft dat deze regeling zo blijft. Daar komt bij dat je nieuwe school dichterbij je moeder is. Ook dat geeft rust.
De kinderrechter zal dus bepalen dat je één keer in de twee weken van vrijdag uit school tot maandag naar school bij je vader bent en verder bij je moeder. De eerder door de rechter vastgestelde zorgregeling in de vakanties en feestdagen zal niet veranderen.
De kinderrechter heeft je ouders laten weten dat het belangrijk is dat zij zich aan deze regeling houden, omdat het voor jou duidelijk moet zijn wanneer je bij je vader en wanneer je bij je moeder bent. Ook als je ouders een keer een extra contactmoment tussen jou en je vader afspreken, moeten zij dat ook tijdig goed met jou bespreken, zodat jij weet wat je kan verwachten. De kinderrechter heeft namelijk goed gehoord dat deze duidelijkheid belangrijk is voor jou.
Tijdens het gesprek met de kinderrechter gaf je verder aan dat je graag naar het Thorbecke wil. De kinderrechter heeft van je ouders gehoord dat je nu ook naar die middelbare school gaat. Dat lijkt de kinderrechter fijn voor jou.
3.2.
Verblijfplaats
3.2.1.
De man verzoekt wijziging van de beschikking van 21 maart 2021 en te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige voortaan bij hem zal zijn.
3.2.2.
Hij legt aan dit verzoek ten grondslag dat de minderjarige sinds 20 juli 2020 bij hem staat ingeschreven. Daarom verzoekt hij de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem vast te stellen zodat de beschikking voldoet aan de feitelijke situatie. De man staat ook open voor de inschrijving van de minderjarige op het adres van de vrouw, mits er wel nadere afspraken over de zorgregeling worden gemaakt en dit niet leidt tot minder contact.
3.2.3.
In de gegeven omstandigheden waarin de minderjarige de meeste tijd bij de vrouw verblijft en eens in de twee weken een weekend bij de man doorbrengt, is er geen dan wel onvoldoende aanleiding het hoofdverblijf van de minderjarige bij de man vast te stellen. Dit verzoek wordt daarom afgewezen. De rechtbank acht het wel raadzaam dat de inschrijving van de minderjarige op het adres van de vrouw daarmee in overeenstemming wordt gebracht.
3.3.
Onderhoudsbijdrage
3.3.1.
De man verzoekt wijziging van voormelde beschikking van 21 maart 2019, hersteld bij beschikking van 9 mei 2019 in die zin, dat de in die beschikking vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige met ingang van 20 juli 2020 wordt bepaald op nihil.
3.3.2.
Voor zover de man dit verzoek handhaaft, geldt dat het samenhangt met het verzoek het hoofdverblijf van de minderjarige en de zorgregeling te wijzigen. Omdat die verzoeken (grotendeels) worden afgewezen, ziet de rechtbank aanleiding om ook het verzoek de kinderbijdrage te wijzigen af te wijzen. Immers, omdat het hoofdverblijf en de zorgregeling (grotendeels) gehandhaafd blijven ontbreekt een rechtens relevante gewijzigde omstandigheid op grond waarvan de kinderbijdrage wijzigt.
3.4.
Proceskosten
3.4.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4..De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt − de bij beschikking van deze rechtbank van 21 maart 2019 − vastgestelde regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in die zin dat de minderjarige een weekend per veertien dagen van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de man verblijft, waarbij in voorkomende gevallen de man de minderjarige ophaalt bij de vrouw en de vrouw de minderjarige ophaalt bij de man en waarbij de verdeling van de zorg in de vakanties en op feest- en bijzondere dagen ongewijzigd blijft;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.M. Coenraad, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E. van Alebeek-Baars op
26 september 2022.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.