Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het vonnis van 30 augustus 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, heeft eiser, een huurder, Woonbron, de verhuurder, aangeklaagd wegens schade aan zijn inboedel als gevolg van lekkage in de gehuurde woning. De huurder vorderde een schadevergoeding van € 4.824,38, vermeerderd met wettelijke rente, na eerder een bedrag van € 4.415,62 van Woonbron te hebben ontvangen. De procedure begon met een dagvaarding op 16 juni 2021 en de mondelinge behandeling vond plaats op 20 december 2021. Tijdens de behandeling werd vastgesteld dat er geen eerdere uitspraak was gedaan over deze vordering, wat het verweer van Woonbron, dat dit al eerder was beslist, niet kon onderbouwen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de schade aan de eigendommen van de huurder is erkend en dat Woonbron aansprakelijk is voor deze schade. De discussie ging voornamelijk over de hoogte van de schadevergoeding. De huurder had een schade-expert ingeschakeld die de schade begrootte op € 8.990,-, terwijl de expert van Woonbron de schade op € 4.508,- had geschat. De kantonrechter oordeelde dat de huurder onvoldoende bewijs had geleverd om de hogere schadevergoeding te onderbouwen, vooral omdat hij geen aankoopbonnen of foto’s van de schade had overgelegd.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de schade vastgesteld op € 4.508,-, waar al een bedrag van € 4.415,62 door Woonbron was betaald. Woonbron werd veroordeeld om nog € 92,38 aan de huurder te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering van de huurder voor de kosten van contra-expertise werd afgewezen, omdat deze niet noodzakelijk was voor de vaststelling van de aansprakelijkheid. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten droegen. Het vonnis werd uitgesproken door mr. F. Aukema-Hartog op 7 januari 2022.