ECLI:NL:RBROT:2022:8096
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake bijzondere bijstand voor begrafeniskosten na zelfmoord van de zoon
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 11 juli 2022, wordt de zaak behandeld van een eiseres die bijzondere bijstand voor begrafeniskosten heeft aangevraagd na de zelfmoord van haar zoon. De rechtbank oordeelt dat de verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen, onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de noodzakelijke kosten voor eiseres. De eiseres had aanvankelijk een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor uitvaartkosten, waarbij verweerder haar een bedrag van € 666,33 toekende, gebaseerd op het feit dat de kosten voor de begrafenis verdeeld moesten worden over de erfgenamen. Eiseres betwistte dit en voerde aan dat er bijzondere omstandigheden waren die een volledige vergoeding rechtvaardigden, waaronder het feit dat de andere erfgenamen, de vader en zus van de overledene, niet in staat waren om bij te dragen aan de kosten.
De rechtbank constateert dat de verweerder niet voldoende heeft aangetoond dat de kosten voor eiseres beperkt zijn tot een derde van de totale uitvaartkosten. De rechtbank wijst erop dat de familieomstandigheden van eiseres, waaronder het gebrek aan contact met de andere erfgenamen en hun weigering om de nalatenschap te verwerpen, niet zijn meegewogen in de beslissing van de verweerder. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en niet voldoet aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank geeft verweerder de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.