In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft Van Amstel Nederveen B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] met betrekking tot een huurovereenkomst voor bedrijfsruimte. De huurovereenkomst was oorspronkelijk aangegaan tussen Van Amstel Nederveen en voormalig huurders, maar werd later overgedragen aan [gedaagde] via een indeplaatsstelling. Van Amstel Nederveen vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, alsook betaling van huurachterstand, boeterente en buitengerechtelijke kosten. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat de huurachterstand door [gedaagde] inmiddels was ingelopen, maar Van Amstel Nederveen handhaafde haar vordering met betrekking tot de boeterente en buitengerechtelijke kosten.
De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] boeterente verschuldigd was wegens het niet tijdig betalen van de huur, ondanks zijn verweer dat hij niet op de hoogte was van de algemene voorwaarden. De rechter stelde vast dat de indeplaatsstelling betekende dat [gedaagde] gebonden was aan de voorwaarden van de huurovereenkomst, inclusief het boetebeding. De kantonrechter wees de vordering van Van Amstel Nederveen grotendeels toe, met uitzondering van een deel van de gevorderde buitengerechtelijke kosten, die niet voldoende onderbouwd waren. De uitspraak werd gedaan op 15 april 2022, waarbij [gedaagde] werd veroordeeld tot betaling van de boeterente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten aan Van Amstel Nederveen.