ECLI:NL:RBROT:2022:8209

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
FT EA 22/529, / FT EA 22/531, FT EA 22/530 en FT EA 22/532
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling met meerdere schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot het toewijzen van een dwangakkoord. Verzoekers, die in financiële problemen verkeerden, hadden een verzoek ingediend om een schuldregeling aan te bieden aan hun schuldeisers, waaronder één schuldeiser die weigerde in te stemmen met de regeling. De verzoekers hadden in totaal negen schuldeisers, met een totale vordering van € 150.879,18. De aangeboden regeling voorzag in een betaling van 19,1% aan de preferente schuldeisers en 9,55% aan de concurrente schuldeisers. Tijdens de zitting bleek dat de verzoekers hun uiterste best hadden gedaan om tot een regeling te komen, en dat acht van de negen schuldeisers akkoord waren gegaan met het aanbod. De rechtbank heeft vastgesteld dat de weigering van de ene schuldeiser, die een vordering van 7,82% van de totale schuldenlast vertegenwoordigde, niet in redelijkheid kon worden gehandhaafd. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de verzoekers en de overige schuldeisers zwaarder wogen dan die van de weigerende schuldeiser. De rechtbank heeft het verzoek om de weigerende schuldeiser te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en de kosten van de procedure aan de weigerende schuldeiser opgelegd. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummers: [nummer]
uitspraakdatum: 8 september 2022
in de zaak van:
[verzoeker 1]
en
[verzoeker 2],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoekers.

1..De procedure

Verzoekers hebben op 13 juni 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- [schuldeiser];
die weigert mee te werken aan een door verzoekers aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 8 september 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer V.T. Raats en de heer W. Haksteeg, beiden werkzaam bij Zuidweg&Partners (hierna: schuldhulpverlening);
  • de heer D. van Hunen, namens [schuldeiser].
Verzoekster is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen bij de behandeling van het verzoek dwangakkoord. Verzoekster is telefonisch gehoord bij de behandeling van het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoekers hebben volgens het ingediende verzoekschrift negen schuldeisers, waarvan twee preferente en zeven concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 150.879,18 van verzoekers te vorderen. Verzoekers hebben bij brief van
17 december 2021 een schuldregeling aangeboden aan hun schuldeisers, inhoudende een betaling van 19,1% aan de preferente schuldeisers en 9,55% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. In de 285-verklaring van 9 juni 2022 heeft schuldhulpverlening verklaard dat het aanbod gedeeltelijk is toegenomen, namelijk 19,24% aan de preferente schuldeisers en 9,62% aan de concurrente schuldeisers.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn WIA-uitkering. Verzoeker is voor 49,92% arbeidsongeschikt verklaard. Verzoeker is door het UWV ontheven voor de duur van het re-integratietraject. Deze is op 29 augustus 2022 beëindigd en door schuldhulpverlening is bevestigd dat de sollicitatieverplichting voor de overige 50% weer herleeft. Schuldhulpverlening heeft ter zitting toegezegd dat zij zal toezien op de nakoming hiervan bij de hercontroles. De aangeboden regeling is voorts gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoekster had op basis van haar parttime dienstbetrekking. Verzoekster was 20 uur per week werkzaam en was onrechtmatig ontslagen. In de vaststellingsovereenkomst was bepaald dat verzoekster tot juli 2022 het bedongen salaris doorbetaald zou krijgen. Ter zitting is gebleken dat verzoekster een fulltime baan heeft gevonden in het Erasmus MC. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Nu verzoekster een fulltime baan heeft en meer inkomen genereert dan ten tijde van het aanbod het geval was, kunnen de schuldeisers rekenen op een hogere afloscapaciteit.
Verzoekers hebben zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke hebben gedaan om het aangeboden percentage aan hun schuldeisers aan te bieden. Verzoekers hebben sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan.
Acht schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 11.948,42 op verzoekers, welke 7,82% van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

[schuldeiser] heeft ter zitting verklaard dat zij niet akkoord gaat met de aangeboden regeling, omdat zij jarenlang de toezegging hebben gehad van verzoekster dat zij voor volledige betaling van de opslagkosten zou zorgdragen. [schuldeiser] heeft, op basis van deze toezegging, afgezien van haar retentierecht en heeft de inboedel afgeleverd in de nieuwe woning van verzoekers. [schuldeiser] heeft verzoekers de mogelijkheid geboden om een nieuwe stap te zetten en een menselijke oplossing te bieden. [schuldeiser] vindt het niet juist dat verzoekers nu terugkomen op hun toezegging om zorg te dragen voor de volledige betaling.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekers of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van [schuldeiser] een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 7,82%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk acht van de negen schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Zuidweg&Partners. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekers in staat moeten worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker niet beschikt over betaald werk. Verzoeker is op 1 augustus 2019 per
23 oktober 2018 voor 45 tot 55% arbeidsongeschikt verklaard. Verzoeker had een ontheffing van de sollicitatieverplichting voor de duur van zijn re-integratietraject. Na beëindiging van dit traject herleeft de sollicitatieverplichting. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat zij toezicht houdt en handhaaft op de nakoming van de sollicitatieverplichting. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is voorts gebleken dat verzoekster beschikt over een fulltime baan, op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Verzoekster heeft verklaard dat zij er goed vertrouwen in heeft dat haar arbeidsovereenkomst omgezet zal worden naar een vast contract. Dat betekent dat verzoekster reeds voldoet aan de in de schuldsaneringsregeling bestaande werkverplichting voor 36 uur per week.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekers het maximale ten behoeve van hun schuldeisers zullen afdragen, is voldaan.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekers van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekers zouden kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekers die vanuit een stabiele situatie hun schuldenproblematiek willen oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [schuldeiser], die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om [schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[schuldeiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekers niet zijn bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekers zullen kunnen voortgaan met het betalen van hun schulden en dat zij niet verkeren in de toestand dat zij hebben opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [schuldeiser] om in te stemmen met de door verzoekers aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [schuldeiser] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekers begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 september 2022. [1]
De griffier is buiten staat
dit vonnis te ondertekenen

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.