Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoekster;
- de heer M. Madja, werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoekster op 11 augustus 2022 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b van de Faillissementswet, waarin zij vroeg om een voorlopige voorziening. Dit verzoek was gericht op het voorkomen van ontruiming van haar huurwoning, nadat de rechtbank op 24 juni 2022 een vonnis had uitgesproken tot ontruiming. Verzoekster ontving een Participatiewet-uitkering en had haar huurbetalingen hervat, maar had een huurachterstand van € 4.438,80 opgebouwd. De rechtbank heeft op 1 september 2022 de zitting gehouden, waarbij verweerster, Investe Participations C.V., niet ter zitting verscheen maar wel een verweerschrift indiende. De rechtbank moest beoordelen of er sprake was van een bedreigende situatie voor verzoekster, wat noodzakelijk is voor de toewijzing van de voorlopige voorziening. De rechtbank concludeerde dat verzoekster voldoende inkomsten had om de huur te betalen en dat het belang van verzoekster om in haar woning te blijven zwaarder woog dan het belang van verweerster om het vonnis tot ontruiming uit te voeren. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, onder voorwaarden dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens werd verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kreeg zij de mogelijkheid om in de toekomst een nieuw verzoek in te dienen.