ECLI:NL:RBROT:2022:8218
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van eiseres voor eigen arbeid in het kader van de Ziektewet
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 7 oktober 2022, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) beoordeeld. Eiseres, die werkzaam was als productiemedewerker tuinbouw, had zich op 6 mei 2019 ziek gemeld en ontving aanvankelijk een Ziektewet-uitkering. Na een verzoek om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en een daaropvolgend besluit van verweerder, werd eiseres geschikt geacht voor haar eigen werk. Verweerder besloot op 13 september 2021 dat eiseres met ingang van 16 juni 2021 geen recht had op een ZW-uitkering, omdat zij in staat werd geacht om ten minste 65% van haar maatmaninkomen te verdienen in verschillende functies.
De rechtbank heeft het beroep op 30 september 2022 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. De rechtbank concludeert dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de verzekeringsarts een juist beeld heeft gehad van de medische situatie van eiseres. De rechtbank oordeelt dat eiseres op 16 juni 2021 terecht geschikt is geacht voor haar eigen arbeid, en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de criteria voor geschiktheid in het kader van de Ziektewet. Eiseres heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep, indien zij het niet eens is met deze uitspraak.