Op 30 augustus 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De zaak betreft de verzoeken van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland-Zuid, die om verlenging van de uithuisplaatsing heeft verzocht. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de vader telefonisch is gehoord. De ouders van [naam kind] zijn betrokken bij de procedure, waarbij de moeder en vader hun standpunten hebben gepresenteerd. De moeder heeft aangegeven dat zij zich buitengesloten voelt en dat zij wil werken aan een co-ouderschapsregeling, terwijl de vader het verzoek van de GI steunt en zich inzet voor de zorg voor [naam kind].
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de uithuisplaatsing van [naam kind] in een gezinsgerichte voorziening noodzakelijk is voor zijn ontwikkeling en opvoeding. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van drie maanden, met de mogelijkheid om de beslissing later te herzien op basis van de voortgang van de gezinsopname en de houding van de ouders. De GI is opgedragen om uiterlijk twee weken voor de volgende zitting een rapportage in te dienen over de stand van zaken. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI tot uithuisplaatsing in een residentiële setting voor de resterende periode afgewezen, omdat dit verzoek ter zitting was ingetrokken.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 2 september 2022. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.