ECLI:NL:RBROT:2022:841
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.C.W. van der Feltz
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen door de heffingsambtenaar over WOZ-beschikking
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 9 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Dordrecht. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking waarin de waarde van zijn onroerende zaak in Dordrecht voor het belastingjaar 2020 was vastgesteld op € 250.000,-. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van de eiser ongegrond in een uitspraak op bezwaar van 16 februari 2021. Eiser heeft vervolgens op 8 september 2021 een beroep ingesteld wegens het niet-tijdig beslissen op zijn bezwaar.
De rechtbank heeft het beroep op 28 januari 2022 behandeld, waarbij de eiser niet ter zitting verscheen, maar de heffingsambtenaar vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar tijdig uitspraak op bezwaar had gedaan en dat de uitspraak op bezwaar aan de gemachtigde van de eiser was verzonden.
De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van het niet-tijdig nemen van een besluit en verklaarde het beroep van de eiser niet-ontvankelijk. Ook het verzoek om een dwangsom werd afgewezen, omdat de heffingsambtenaar niet in gebreke was gebleven. De rechtbank wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, aangezien de eiser geen feiten had gesteld die de ontvangst van de poststukken in twijfel trokken. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag.