Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoeker;
- mevrouw [persoon A] , werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een verzoeker die een voorlopige voorziening vroeg op basis van artikel 287b, eerste lid, van de Faillissementswet. De verzoeker, die in financiële problemen verkeerde en al sinds januari 2022 zijn huur niet had betaald, vroeg de rechtbank om een moratorium te verlenen om ontruiming van zijn huurwoning te voorkomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een bedreigende situatie, aangezien de verzoeker een vonnis had ontvangen dat ontruiming van zijn woning zou volgen. De rechtbank heeft de belangen van de verzoeker, die in zijn huurwoning wilde blijven en een minnelijk schuldhulpverleningstraject wilde doorlopen, afgewogen tegen de belangen van de schuldeiser, die het vonnis tot ontruiming wilde uitvoeren. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij in staat was om de huurbetalingen te voldoen, mede door de borgstelling van een derde en een toekenningsbesluit van de gemeente voor bijstandsuitkering. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot het moratorium toegewezen, maar met voorwaarden, en de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. De uitspraak houdt in dat de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis wordt opgeschort voor de duur van zes maanden, mits de verzoeker zijn huurbetalingen tijdig blijft voldoen.