ECLI:NL:RBROT:2022:8459

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
12 oktober 2022
Zaaknummer
9833813
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waterschade in hotelkamer en bewijsopdracht voor aansprakelijkheid

In deze zaak heeft MB Ulvenhout B.V., eiseres en exploitant van Hotel Mastbosch in Breda, een vordering ingesteld tegen een gedaagde die in december 2020 een hotelkamer had geboekt. De eiseres stelt dat er waterschade is ontstaan aan de laminaatvloer van de hotelkamer, veroorzaakt door water dat vanuit de badkamer de woon-/slaapkamer is binnengelopen. De eiseres heeft de gedaagde aansprakelijk gesteld voor de schade, die zij op € 2.780,48 heeft begroot. De gedaagde betwist echter de aansprakelijkheid en stelt dat hij de waterschade niet heeft veroorzaakt.

De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 6 september 2022, waar de kantonrechter de feiten en omstandigheden heeft besproken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er op de bewuste avond water vanuit de badkamer naar de woon-/slaapkamer is gelopen, wat heeft geleid tot schade aan de laminaatvloer. De eiseres heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder foto’s en schriftelijke verklaringen van haar werknemers, maar de kantonrechter oordeelt dat deze onvoldoende zijn om de aansprakelijkheid van de gedaagde te bewijzen.

De kantonrechter heeft MB Ulvenhout toegelaten tot het leveren van bewijs van feiten en omstandigheden die kunnen aantonen dat de gedaagde en/of zijn partner onrechtmatig hebben gehandeld, wat zou leiden tot aansprakelijkheid voor de schade. De eiseres krijgt de gelegenheid om op 27 oktober 2022 schriftelijk aan te geven op welke wijze zij dit bewijs wil leveren. De verdere beslissing is aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9833813 CV EXPL 22-12698
datum uitspraak: 7 oktober 2022
vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
MB Ulvenhout B.V.,
vestigingsplaats: Breda,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.M. Karstens,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘MB Ulvenhout’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 13 april 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van 28 juni 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de spreekaantekeningen van MB Ulvenhout;
  • de foto’s die MB Ulvenhout op de zitting heeft overgelegd.
1.2.
Op 6 september 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigde van MB Ulvenhout besproken.

2..De feiten

2.1.
MB Ulvenhout exploiteert een hotel en restaurant te Breda onder de naam Hotel Mastbosch.
2.2.
[gedaagde] heeft een kamer in het hotel geboekt voor de periode van 17 december 2020 tot en met 18 december 2020. [gedaagde] verbleef met zijn partner in suite 106, onder meer bestaande uit een woon-/slaapkamer en een doucheruimte met bad.
2.3.
In de avond van 17 december 2020 is er in suite 106 vanuit de badkamer water de woon-/slaapkamer binnengelopen.
2.4.
Op 5 januari 2021 heeft MB Ulvenhout een e-mail aan [gedaagde] gezonden met - voor zover van belang - de volgende inhoud:
“(…) Zoals afgesproken hebben wij enige tijd gewacht om te kijken in welke mate er waterschade zou ontstaan naar aanleiding van uw verblijf.
Zie bijgevoegd het schaderapport wat door uw handelen is ontstaan.
(…)
Wij zijn helaas genoodzaakt u verantwoordelijk te stellen voor de geleden schade.
(…)
Maandag 11 januari verwachten wij te starten met het vervangen van de vloer.
Mocht er een taxateur van uw verzekeringsmaatschappij langs wensen te komen dient dit voor die tijd te gebeuren. (…)”
2.5.
MB Ulvenhout heeft op 15 januari 2021 een brief aan [gedaagde] gezonden met daarbij gevoegd een factuur ten bedrage van € 2.780,48 met betrekking tot de kosten van het herstel van de laminaatvloer, met het verzoek dit bedrag binnen 14 dagen aan MB Ulvenhout te voldoen.

3..Het geschil

3.1.
MB Ulvenhout eist samengevat:
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 2.780,48 met rente;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
MB Ulvenhout baseert de eis op het volgende. In de hotelkamer, waar [gedaagde] met zijn partner verbleef, is schade ontstaan aan de laminaatvloer van de woon-/slaapkamer. Deze schade is het gevolg van het feit dat er water uit de badkamer de woon-/slaapkamer is binnengelopen. Omdat alleen [gedaagde] met zijn partner in de hotelkamer verbleef is hij aansprakelijk voor de ontstane schade. De schade aan de vloer bedraagt € 2.780,48.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de eis. Hij voert aan dat hij de waterschade aan de vloer niet veroorzaakt heeft. Er moet een andere oorzaak zijn geweest.

4..De beoordeling

schade aan de laminaatvloer
4.1.
Vast staat dat er in de avond van 17 december 2020 een zodanige hoeveelheid water vanuit de badkamer van suite 106 naar de woon-/slaapkamer is gelopen dat dit tot gevolg heeft gehad dat de laminaatvloer in de woon-/slaapkamer is beschadigd. Op de door MB Ulvenhout overgelegde foto’s is te zien dat diverse planken door het vocht zijn kromgetrokken en er sprake is van schimmelvorming op de ondervloer. Hierdoor staat voldoende vast dat de laminaatvloer door het vele water zodanig beschadigd was, dat deze vervangen diende te worden. [gedaagde] heeft gesteld dat de schade wellicht beperkt had kunnen worden door bij het droogmaken van de vloer gebruik te maken van een waterstofzuiger. In hoeverre dit de schade had kunnen voorkomen, heeft hij echter niet uitgelegd. De kantonrechter gaat hier daarom niet in mee.
4.2.
MB Ulvenhout stelt dat de hoogte van de schade € 2.780,48 is, bestaande uit de kosten voor de vervanging van de laminaatvloer en het verhuurklaar maken van de hotelkamer. Zij heeft deze kosten gespecificeerd in de door haar overgelegde factuur. De hoogte van het door MB Ulvenhout genoemde schadebedrag is door [gedaagde] niet betwist, zodat voldoende vast staat dat de schade aan de laminaatvloer in totaal € 2.780,48 bedraagt.
oorzaak van de schade
4.3.
Volgens MB Ulvenhout is [gedaagde] aansprakelijk voor de schade aan de laminaatvloer. MB Ulvenhout stelt dat haar werknemers [naam 1] en [naam 2] op de bewuste avond, op het moment dat zij op de deur van de hotelkamer klopten, klotsende geluiden uit de badkamer hebben horen komen, waarna bij binnenkomst werd geconstateerd dat het bad nog half vol was en er een laag van circa 1 cm water in de woon-/slaapkamer was gelopen. MB Ulvenhout stelt zich kennelijk op het standpunt dat door [gedaagde] (en zijn partner) zodanige handelingen zijn verricht in de badkamer - meer in het bijzonder in het bad - dat daardoor water vanuit de badkamer de woon-/slaapkamer is binnengelopen met de hiervoor genoemde schade aan de laminaatvloer als gevolg. De kantonrechter begrijpt hieruit dat MB Ulvenhout aan haar vordering ten grondslag legt dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld
(artikel 6:162 BW).
4.4.
[gedaagde] betwist dat hij de schade heeft veroorzaakt en stelt dat hij op normale wijze gebruik heeft gemaakt van de badkamer. Hij heeft het bad alleen laten vollopen met water, maar er vervolgens verder geen gebruik van gemaakt. Gelet op de betwisting door [gedaagde], rust op grond van artikel 150 Rv op MB Ulvenhout de bewijslast van haar stelling dat door [gedaagde] en/of zijn partner zodanige handelingen zijn verricht dat er water vanuit de badkamer de woon-/slaapkamer is binnengelopen. In beginsel mag MB Ulvenhout zelf bepalen op welke wijze zij dit bewijs levert. Het is dus niet zo dat dit slechts door middel van een expertiserapport van een schade-expert kan worden aangetoond, zoals door [gedaagde] is gesteld.
4.5.
Ter onderbouwing van haar stelling heeft MB Ulvenhout schriftelijke verklaringen van haar werknemers [naam 3], [naam 2], [naam 4] en [naam 1] in het geding gebracht. Die verklaringen zijn, gelet op de uitdrukkelijke betwisting van [gedaagde] dat hij de schade heeft veroorzaakt, onvoldoende om aan te kunnen nemen dat [gedaagde] zodanige handelingen heeft verricht dat die ertoe hebben geleid dat er water vanuit de badkamer de woon-/slaapkamer is binnengelopen. De verklaring van [naam 3] gaat niet over wat er op de bewuste avond van 17 december 2020 is gebeurd. [naam 2], [naam 4] en [naam 1] hebben één gezamenlijke verklaring ondertekend, zodat niet duidelijk is wie deze verklaring heeft opgesteld en wie wat die avond heeft gezien. Dit betekent dat op basis van de overgelegde verklaringen het hiervoor bedoelde bewijs nog niet door MB Ulvenhout is geleverd.
bewijsopdracht
4.6.
Gelet op het voorgaande wordt MB Ulvenhout toegelaten tot het leveren van bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat door [gedaagde] en/of zijn partner op 17 december 2020 in hun hotelkamer zodanige handelingen zijn verricht dat daardoor water vanuit de badkamer de woon-/slaapkamer is binnengelopen.
4.7.
Als MB Ulvenhout slaagt in het leveren van het bewijs komt ook vast te staan dat het handelen van [gedaagde] zodanig onzorgvuldig is geweest dat dit als onrechtmatig kan worden aangemerkt en aan hem kan worden toegerekend. Het is immers algemeen bekend een laminaatvloer niet (goed) bestand is tegen (een aanzienlijke hoeveelheid) water. Dit betekent dat [gedaagde] in dat geval aansprakelijk is voor de ontstane schade. Als MB Ulvenhout slaagt in het bewijs, zal haar eis dus worden toegewezen.
4.8.
MB Ulvenhout wordt in de gelegenheid gesteld zich bij akte op de rolzitting van 27 oktober 2022 uit te laten over de wijze waarop zij het bewijs wenst te leveren.
4.9.
De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
laat MB Ulvenhout toe tot het leveren van bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat door [gedaagde] en/of zijn partner op 17 december 2020 in hun hotelkamer zodanige handelingen zijn verricht dat daardoor water vanuit de badkamer de woon-/slaapkamer is binnengelopen;
5.2.
bepaalt dat:
- MB Ulvenhout op de rolzitting van
donderdag 27 oktober 2022 om 14.30 uurin de gelegenheid worden gesteld schriftelijk mede te delen of, en zo ja op welke wijze, zij dit bewijs wenst te leveren;
- en indien zij dit bewijs schriftelijk wenst te leveren zij die bewijsstukken dan dadelijk bij die schriftelijke reactie in het geding moet brengen;
- en indien zij dit bewijs wenst te leveren door het doen horen van getuigen zij bij akte opgave dient te doen van het aantal en de personalia van de door haar voor te brengen getuigen alsmede van de verhinderdata van alle betrokkenen voor de maanden november 2022 tot en met januari 2023, zodat vervolgens een datum voor het getuigenverhoor kan worden bepaald;
5.3.
wijst MB Ulvenhout erop dat namen en woonplaatsen van eventueel voor te brengen getuigen tenminste zeven dagen vóór het te houden getuigenverhoor schriftelijk aan de kantonrechter en de wederpartij moeten worden aangezegd;
5.4.
bepaalt dat MB Ulvenhout te zijner tijd zelf zorg dient te dragen voor behoorlijke oproeping van de getuigen;
5.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal worden gehouden in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100, gebouw B (het rode gebouw) te Rotterdam, ten overstaan van de hierna genoemde kantonrechter;
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
44487