ECLI:NL:RBROT:2022:8508

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
9895170
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident in vrijwaring met betrekking tot aansprakelijkheid na ongeval tijdens werkzaamheden

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, heeft de kantonrechter op 30 september 2022 uitspraak gedaan in een incident van vrijwaring. De eiser, [persoon A], heeft in de hoofdzaak [bedrijf B] aangeklaagd voor schadevergoeding na een ongeval dat hij op 31 augustus 2017 heeft gehad tijdens zijn werkzaamheden voor [bedrijf B]. Hij vordert een verklaring voor recht dat [bedrijf B] aansprakelijk is voor de door hem geleden schade, die hij begroot op € 585.934,63.

[bedrijf B] heeft in haar incidentele conclusie verzocht om [verzekeringsmaatschappij C] in vrijwaring op te roepen, omdat zij een aansprakelijkheidsverzekering heeft afgesloten bij deze maatschappij. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [bedrijf B] voldoende gronden heeft om [verzekeringsmaatschappij C] op te roepen, aangezien er een rechtsverhouding bestaat die [verzekeringsmaatschappij C] verplicht om de gevolgen van een eventuele veroordeling van [bedrijf B] in de hoofdzaak te dragen.

De kantonrechter heeft de incidentele vordering van [bedrijf B] toegewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen. Tevens heeft de kantonrechter [bedrijf B] de gelegenheid gegeven om een conclusie van antwoord in de hoofdzaak in te dienen, waarbij zij is gewezen op de deadline voor indiening. De verdere beslissing is aangehouden tot de rolzitting op 26 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9895170 CV EXPL 22-15829
datum uitspraak: 30 september 2022
Vonnis in het incident van de kantonrechter
in de zaak van
[persoon A],
woonplaats: [woonplaats A] ,
eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident,
gemachtigde: mr. drs. I.L. Madu,
tegen
[bedrijf B],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats B] ,
gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident,
gemachtigde: mr. B.D. Bos.
De partijen worden hierna ‘ [persoon A] ’ en ‘ [bedrijf B] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 17 mei 2022, met bijlagen;
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring ex art. 210 Rv, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord in het incident.

2..Het geschil

2.1.
[persoon A] stelt zich in de hoofdzaak op het standpunt dat hij op 31 augustus 2017 een ongeval heeft gehad, tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden in dienst van [bedrijf B] . Hij stelt dat hij daardoor schade heeft geleden en nog zal lijden. [persoon A] vordert een verklaring voor recht dat [bedrijf B] aansprakelijk is voor deze schade en vordert een veroordeling van [bedrijf B] tot betaling van een schadevergoeding van € ‭585.934,63‬.‬‬‬‬
2.2.
[bedrijf B] heeft in haar incidentele conclusie verzocht het haar toe te staan om [verzekeringsmaatschappij C] . (hierna: [verzekeringsmaatschappij C] ) in vrijwaring op te roepen. Zij legt daaraan ten grondslag dat zij een aansprakelijkheidsverzekering heeft afgesloten bij [verzekeringsmaatschappij C] en dat de aansprakelijkstelling van [persoon A] onder de reikwijdte daarvan valt.
2.3.
[persoon A] heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter.

3..De beoordeling

In het incident
3.1.
Op grond van artikel 210 Rv kan [bedrijf B] een derde in vrijwaring oproepen als zij meent daartoe gronden te hebben. Voldoende is dat zij stelt (en onderbouwt) dat zij met die derde een rechtsverhouding heeft, die voor die derde een verplichting meebrengt om de nadelige gevolgen van een veroordeling van [bedrijf B] in de hoofdzaak (mede) te dragen.
3.2.
Als het juist is wat [bedrijf B] stelt, dan kan zij een eventuele veroordeling in de hoofdzaak, op grond van de verzekeringsovereenkomst, geheel of gedeeltelijk afwentelen op [verzekeringsmaatschappij C] . Daarmee is aan de voorwaarde uit r.o. 3.1 voldaan. De incidentele vordering wordt daarom toegewezen.
3.3.
De kantonrechter ziet aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen.
In de hoofdzaak
3.4.
[bedrijf B] heeft nog niet geantwoord in de hoofdzaak. Daarom zal aan haar die gelegenheid worden geboden. Omdat ze al twee keer uitstel heeft gekregen voor het indienen van een conclusie van antwoord zal haar geen nader uitstel worden verleend. De kantonrechter wijst [bedrijf B] erop dat de conclusie uiterlijk de dag vóór de rolzitting om 12.00 uur (in tweevoud) op de griffie ontvangen moet zijn. Het processtuk kan ook nog op de rolzitting zelf worden ingediend, maar dan moet rekening gehouden worden met een wachttijd.
3.5.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4..De beslissing

De kantonrechter:
in het incident:
4.1.
staat [bedrijf B] toe om [verzekeringsmaatschappij C] in vrijwaring op te roepen en verwijst de zaak daartoe naar de rolzitting van
woensdag 26 oktober 2022om
14.30 uur;
4.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen;
in de hoofdzaak:
4.3.
stelt [bedrijf B] in gelegenheid om een conclusie van antwoord te nemen op de rolzitting van
woensdag 26 oktober 2022om
14.30 uur;
4.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
33394