In deze zaak heeft eiseres op 26 juli 2021 een bezwaarschrift ingediend tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 17 juni 2021, waarbij een compensatiebedrag van € 40.767,- was toegekend. Eiseres heeft op 27 juni 2022 beroep ingesteld wegens het uitblijven van een beslissing op bezwaar. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat de zaak zich leent voor een beslissing op basis van de stukken, zoals bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling van eiseres niet op de juiste wijze is ingediend, omdat deze niet per post is verzonden en de communicatie via file transfer niet openstaat voor ingebrekestellingen. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat de ingebrekestelling per post is verzonden. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres niet-ontvankelijk, omdat de ingebrekestelling niet correct is ingediend. Daarnaast is de rechtbank onbevoegd om te oordelen over de vordering van eiseres om haar dossier te overleggen, aangezien dit geen besluit in de zin van de Awb is. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast op 28 september 2022.