In deze zaak, die voor de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen een verhuurder en huurders over de hoogte van de servicekosten en kosten voor meubilering en stoffering van een huurwoning. De huurders, aangeduid als [gedaagden], huren een woning van de verhuurder, aangeduid als [eiser], en zijn het niet eens over de hoogte van de servicekosten die in rekening worden gebracht. De verhuurder stelt dat de huurders over de jaren 2018 tot en met 2020 € 25,26 per maand aan servicekosten en € 125,- per maand voor meubilering en stoffering verschuldigd zijn. De huurders daarentegen beroepen zich op een uitspraak van de Huurcommissie, die heeft vastgesteld dat zij slechts € 12,- per jaar aan servicekosten hoeven te betalen. De huurders vorderen een terugbetaling van € 3.582,24 aan teveel betaalde kosten.
Tijdens de procedure zijn beide partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten nader toe te lichten. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 8 juli 2022 de huurders gevraagd om aan te geven welke bedragen zij in de periode 2018-2020 aan vergoeding voor meubilering en stoffering en VvE-kosten hebben voldaan. In het eindvonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vergoeding voor meubilering en stoffering voor de jaren 2018 tot en met 2020 wordt vastgesteld op € 116,66 per maand, en dat de door de verhuurder gevorderde servicekosten op nihil worden vastgesteld. De kantonrechter heeft de vordering van de verhuurder tot betaling van de servicekosten afgewezen, omdat de huurders de verschuldigde bedragen al hebben betaald.
De kantonrechter heeft ook de reconventionele vordering van de huurders tot terugbetaling van teveel betaalde kosten toegewezen, waarbij het bedrag is vastgesteld op € 1.200,24. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de verhuurder is veroordeeld om binnen 14 dagen na de uitspraak het bedrag aan de huurders te betalen. Het vonnis is uitgesproken door mr. F. Aukema-Hartog.