ECLI:NL:RBROT:2022:8619

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
C/10/644511 / KG ZA 22-771
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over opschorting van werkzaamheden en oplevering in aannemingsovereenkomst

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert de eiser, eigenaar van een pand dat wordt getransformeerd naar appartementen, dat de gedaagde, een aannemersbedrijf, de werkzaamheden hervat en oplevert conform de gemaakte afspraken. De eiser stelt dat de gedaagde ten onrechte de uitvoering van de werkzaamheden heeft gestaakt, terwijl de gedaagde aanvoert dat de eiser in verzuim is door het niet betalen van de deelfacturen. De voorzieningenrechter moet beoordelen of de overeenkomst is opgezegd door de eiser en of de gedaagde recht heeft op opschorting van de werkzaamheden. De rechter concludeert dat er aanwijzingen zijn dat de overeenkomst mogelijk is opgezegd, maar dat de gedaagde ook niet onwelwillend staat tegenover het afmaken van de werkzaamheden. De rechter oordeelt dat de vorderingen van de eiser worden afgewezen, omdat de gedaagde haar verplichtingen mag opschorten wegens de niet-betaling van de deelfacturen. De eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/644511 / KG ZA 22-771
Vonnis in kort geding van 14 oktober 2022
in de zaak van
[naam eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
advocaat mr. J.M.L.G. de Jong te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam gedaagde] H.O.D.N. [handelsnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde],
gedaagde,
vertegenwoordigd door haar bestuurder [naam ].
Partijen worden hierna [naam eiser] en [naam gedaagde] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding en 17 producties van [naam eiser];
  • het schriftelijke verweer met producties van [naam gedaagde];
  • de nagezonden foto’s van [naam eiser];
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[naam eiser] is eigenaar van het pand aan de [adres] (hierna: het pand). Het pand wordt getransformeerd naar appartementen.
2.2.
[naam gedaagde] is een aannemersbedrijf dat zich bezig houdt met gevelisolatie, structuurwerkzaamheden en aanverwante werkzaamheden.
2.3.
Op 14 april 2022 hebben [naam eiser] en [naam gedaagde] gesproken over het stuken van de buitengevel van het pand.
2.4.
Op 5 mei 2022 hebben partijen contact gehad over de ruimtes tussen de gevel en de kozijnen in verband met de te plaatsen hoekprofielen. [naam eiser] heeft via WhatsApp vier foto’s verzonden aan [naam gedaagde], waarop telkens een deel van een gevel en een deel van een kozijn zichtbaar is. [naam gedaagde] heeft hierop als volgt per WhatsApp-bericht gereageerd:
“Dat [is] perfect. Is voor ons goed zo om strak tegen aan te kunnen werken.”
2.5.
[naam gedaagde] heeft op 8 juni 2022 per e-mail een (op 20 april 2022 gedateerde) offerte met een werkomschrijving toegezonden voor het stuken van de buitengevel inclusief materiaal en opbouw/afbouw van het steigerwerk. De totale geoffreerde prijs is € 77.555,00 inclusief btw (€ 69.500,00 exclusief btw). In de offerte is het volgende betaalschema opgenomen:
“(…)
1: 25% na oplevering voorgevel gebouw ( binnen 5 dagen per bankoverschrijving )
2: 25% na oplevering zijgevel links ( binnen 5 dagen per bankoverschrijving )
3: 25% na oplevering achtergevel gebouw ( binnen 5 dagen per bankoverschrijving )
4: 25% na oplevering zijgevel rechts ( binnen 5 dagen per bankoverschrijving )
(…)”
2.6.
Bij de offerte hoort een werkomschrijving die onderdeel uitmaakt van de offerte. Daarin staat: “Start project: 15 augustus Verwachte Oplevering: week 38”.
2.7.
Bij e-mail van 18 juni 2022 heeft [naam eiser] aan [naam gedaagde] bevestigd dat de werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd vanaf 15 augustus 2022.
2.8.
Op 15 augustus 2022 is [naam gedaagde] begonnen met de werkzaamheden.
2.9.
Op 16 augustus 2022 heeft [naam ] (hierna: [naam ]) van [naam gedaagde] per e-mail aan [naam eiser] medegedeeld:
“(…)
Nog even over de nieuwe kozijnen die je vorige week hebt laten plaatsen. Dit komt niet helemaal overeen met de fotos die je mij stuurde. Dat waren fotos van reeds geplaatste nieuwe kozijnen aan de voorzijde en die zijn goed met links en rechts aan de negge kanten dezelfde open ruimte tussen kozijn en gevel van ongeveer 1,5 cm. Aan zowel linker grote zijgevel als achtergevel zijn een behoorlijk aantal kozijnen niet goed geplaatst of de gatenzager heeft de gevelopeningen te breed of in sommige gevallen te krap uitgezaagd. Er zijn kozijnen met aan de linkernegge zijde 0 cm en aan de rechter negge zijde tot wel 3 cm open ruimte. Wij kunnen slechts tot aan de stelkozijnen stucen maar de vrije de vrije open ruimte van 3 cm zal anders moeten worden opgelost. Ik denk zelf dat je dit het best met compriband kunnen uitvullen in die gevallen waar tussen de 1 en 3 cm vrije en open ruimte is. Dit is ook een te doen gebruikelijke methode bij het plaatsen van nieuwe kozijnen tegen stelkozijn. De neggezijden die maar 0 of 2 mm vrije ruimte hebben zouden dan afgekit kunnen worden. Even voor alle duidelijkheid. Dit valt niet onder onze werkzaamheden dus jij dient zelf een schilder of kitter te regelen. Deze kan gebruik maken van onze steigers mits dit onze planning niet belemmerd.
(…)”
2.10.
Op 25 augustus 2022 heeft [naam eiser] per e-mail de eerste deelfactuur ten bedrage van € 19.388,75 inclusief btw ontvangen.
2.11.
Op 30 augustus 2022 heeft [naam eiser] per e-mail de tweede deelfactuur ten bedrage van € 19.388,75 inclusief btw ontvangen.
2.12.
Op 2 september 2022 13:41 uur heeft [naam ] aan [naam eiser] in een e-mail met als onderwerp ‘opschorting werkzaamheden’ meegedeeld:
“(…)
Hierbij delen wij jou mede dat wij vanaf vandaag 02-09-2022 de verder geplande werkzaamheden opschorten omdat je in verzuim bent door niet aan je betalings verplichting te voldoen conform onze overeenkomst tot aanneming van 08-06-2022 alwaar jij zelf akkoord op hebt gegeven op 18-06-2022.
(…)
Op het moment dat dit bedrag is bijgeschreven op onze bank rekening, zullen wij onze werkzaamheden weer hervatten.
(…)”
2.13.
Op 2 september 2022 16:58 uur heeft [naam ] aan [naam eiser] in een e-mail met als onderwerp ‘laatste betalingsvoorstel’ meegedeeld:
“(…)
Ik wil je langs deze weg nog een laatste gelegenheid bieden om voor maandag 05 sept 2022 en voor 08:00 uur in ieder geval de 1e Deel factuur betaald te hebben.
In dien dit niet het geval gaat zijn, dan is er mijns inziens sprake van schuldeisers verzuim en word het voor mij onmogelijk verdere prestaties te gaan verrichten voor jou. Wij zullen dan op maandag 05-09-2022 na 08:00 uur aanvangen met het afbreken van alle aanwezige steigers. Zowel de gehuurde als onze eigen steigers.
(…)”
2.14.
Op 2 september 2022 omstreeks 20:15 uur heeft [naam ] aan [naam eiser] via WhatsApp meegedeeld dat hij voornoemde e-mail heeft gestuurd. Daarna zijn – voor zover relevant – de volgende berichten gewisseld tussen omstreeks 20:15 uur en 21:01 uur:
[naam eiser]: “Je hebt kans dat ik maandag gelijk een kort geding procedure tegen je start
We hebben een afspraak voor maandag 16:00 uur
Als je eerder wilt afspreken op zondag of morgen dan kan dat
Je gaat te ver”
[naam ]: “Eerst betalen dan verder praten”
[naam eiser]: “Neem 10 advocaten of juristen
[in reactie op “Eerst betalen en dan verder praten”] Nee
Einde discussie
Ik ben heel rustig tegen je geweest nu houdt het op
We gaan eerste duidelijke afspraken maken
Bovendien kan je mij niet dwingen om een factuur te sturen omdat er geen sprake is van oplevering
Staat in je eigen offerte”
[naam ]: “Afspraken zijn reeds gemaakt en vastgelegd in de werkomschrijving. En daar hou jij je niet aan”
[naam eiser]: “Ik ga niet met jou via de app in discussie
Kom maar langs dan praten we en zetten we alles op papier”
[naam ]: “Goed weekend en tot maandag ochtend 08:00 uur”
[naam eiser]: “Kom je maandag 16:00 uur of zoveeel eerder niet, dan ga ik een procedure tegen je starten
[in reactie op “Goed weekend en tot maandag 08:00 uur] Ik ga alle sloten nu vervangen
Mocht je zonder toestemming op mijn termijn komen dan bel ik de politie
(…)
Niks is opgeleverd door jou, dus je hebt geen recht op betaling.
Wil je het oplossen, dan kunnen we daar morgen, zondag of maandag na 16:00 uur over praten.
Zie ik iemand van jou of wie dan ook op mijn terrein. Dan bel ik de politie.
(…)
Hoor ik niks van je, dan ga ik je dagvaarden in kort geding.
(…)
De cilinders van de deuren waarvan jullie de sleutels hadden zijn door mij vervangen.
Vanaf nu is de bouwterrein verboden om door jullie te betreden.
Camera’s hangen er al
Buren zojuist geïnformeerd over de situatie. Zij zullen een oogje in het zeil houden.
Je hebt de mogelijkheid om een oplossing te bereiken. Anders wordt het een juridische procedure.”
2.15.
Op 4 september 2022 heeft [naam ] aan [naam eiser] een e-mail gestuurd met als onderwerp ‘Ingebrekestelling’. In de bijgevoegde brief schrijft [naam ], voor zover nu relevant:
“(…)
Wij hebben afgelopen 3 weken voor je gewerkt en op vrijdag 02-09-22 zowel de Linker zijgevel als de Rechter zijgevel opgeleverd. Maar tevens ook al een deel van de Voorgevel en een fors deel van de achtergevel. Mijn zoon Jordi heeft vrijdag middag rond 13:00 uur een rondje met jou om het pand gelopen en heeft alles wat vers gepleisterd was laten zien. Hier zijn 6 personeelsleden van ons bedrijf getuige van geweest. Dus er is wel degelijk sprake van tussentijdse oplevering van deze gevel delen. Met andere woorden zowel 1e als 2e deelfactuur zijn ruimschoots opeisbaar. We zijn eigenlijk al aan het werk voor de 3e Deel factuur maar hebben nog helemaal niets betaald gekregen.
(…)
Op vrijdag middag 02-09-2022 om 13:41 uur heb ik jou een brief gemaild waarin wij genoodzaakt zijn de werkzaamheden op te schorten totdat in ieder geval de 1e deelfactuur betaald zou zijn (deze is inmiddels 6 dagen verlopen).
(…)
Uit de whatsapp conversatie word duidelijk gesteld dat jij in ieder geval niet voornemens bent te gaan betalen en je verder aan de overeenkomst wilt gaan houden. Hiermee word het voor ons onmogelijk gemaakt verdere prestaties te verrichten. Daarnaast heb je ons via whatsapp de toegang tot het pand en het terrein ontzegd en dreigde je met politie en met het dagvaarden voor een kort geding.
(…)”
2.16.
Na voornoemde e-mail van 4 september 2022, is namens [naam eiser] de eerste deelfactuur ten bedrage van € 17.375,00 betaald aan [naam gedaagde] onder de vermelding “betaling onder protest”.
2.17.
Bij e-mail van 5 september 2022 heeft [naam ] aan [naam eiser] meegedeeld de betaling onder protest niet te accepteren. In een separate e-mail van 5 september 2022 van Boeder Incasso aan [naam eiser] wordt namens [naam gedaagde] aanspraak gemaakt op “Schade Vergoeding / Eindafrekening (als gevolg van opzegging Overeenkomst van aanneming)”.
2.18.
Op 6 september 2022 heeft mr. De Jong namens [naam eiser] een brief geschreven aan [naam gedaagde], die wordt afgesloten met:
“(…)
Hierbij stel ik u in gebreke en verzoek u spoedig de bouwkundige gebreken te herstellen en de werkzaamheden voort te zetten, dit
binnen een termijn van vijf (5) werkdagenna dagtekening van deze brief. Bij gebreke daarvan acht ik mij vrij rechtsmaatregelen te treffen. U wordt hierbij aansprakelijk gesteld voor geleden schade en nog te lijden schade.
(…)”

3..Het geschil

3.1.
[naam eiser] vordert samengevat, uitvoerbaar bij voorraad:
  • [naam gedaagde] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de werkzaamheden te hervatten en hervat te houden tot aan alle opleveringen;
  • [naam gedaagde] te veroordelen om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis de werkzaamheden gereed te maken conform de offerte van [naam gedaagde] met nummer 0138;
  • te bepalen dat [naam gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 1.000,00 per dag met een maximum van € 100.000,00 als [naam gedaagde] niet tijdig voldoet aan het gevorderde;
  • [naam gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[naam eiser] legt aan zijn vorderingen – kort gezegd – ten grondslag dat [naam gedaagde] ten onrechte de uitvoering van de overeengekomen werkzaamheden heeft gestaakt.
3.3.
[naam gedaagde] voert verweer.

4..De beoordeling

4.1.
In een kort geding procedure kan een vordering worden toegewezen als de partij die de voorziening vordert, hierbij zoveel spoed heeft dat van hem niet kan worden gevergd de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten. Bij de beoordeling van de vorderingen is van belang hoe aannemelijk het is dat die vorderingen in een eventuele bodemprocedure zullen worden toegewezen. Verder moeten de belangen van beide partijen worden meegewogen in de beoordeling.
Opzegging?
4.2.
In discussie is of [naam eiser] de overeenkomst heeft opgezegd.
[naam gedaagde] stelt dat dit het geval is en beroept zich op jurisprudentie die als bijlage 28 tot en met 30 bij het verweer is overgelegd. Volgens [naam gedaagde] ligt in de WhatsApp-berichten van 2 september 2022 van [naam eiser] een opzegging van de overeenkomst besloten en is die opzegging kracht bijgezet doordat [naam eiser] op maandag 5 september 2022 de werknemers van [naam gedaagde] daadwerkelijk heeft laten wegsturen door de politie. [naam eiser] betwist dat hij de overeenkomst heeft opgezegd en stelt dat het doel van het vervangen van de sleutels juist was het voorkomen dat de steigers door [naam gedaagde] zouden worden weggehaald. Het voorkomen dat die steigers werden weggehaald was belangrijk, omdat de werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd en er nog niet is opgeleverd, aldus [naam eiser]. Volgens hem is er geen sprake van een uitdrukkelijke en ondubbelzinnige opzegging.
In 2.14 is (grotendeels) geciteerd uit het WhatsApp-gesprek tussen [naam ] van [naam gedaagde] en [naam eiser] op 2 september 2022. Hoewel daarin woorden als “beëindiging” of “opzegging” niet worden gebezigd, is wel sprake van mededelingen en gedragingen van [naam eiser] waarin de opzegging van de overeenkomst ligt besloten. De aanvullende gedraging is het gegeven dat [naam eiser] op maandag 5 september 2022 werknemers van [naam gedaagde] van het terrein heeft laten wegsturen door de politie. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter niet uitgesloten dat in een eventuele bodemprocedure wordt geoordeeld dat de overeenkomst is opgezegd.
Welke werkzaamheden hervatten en gereedmaken en wanneer?
4.3.
Als het ervoor moet worden gehouden dat de overeenkomst niet is opgezegd, kan in beginsel nakoming van de overeenkomst worden gevorderd.
[naam eiser] vordert een veroordeling tot het hervatten van
dewerkzaamheden en een veroordeling tot het gereedmaken van de werkzaamheden conform de offerte met nummer 0138. Partijen zijn het echter niet eens over de inhoud van de gemaakte afspraken.
[naam eiser] heeft vóór het uitbrengen van de offerte vier foto’s verzonden aan [naam gedaagde] en [naam gedaagde] heeft op basis daarvan gezegd dat het zo perfect is om strak tegen aan te kunnen werken (zie 2.4). Volgens [naam gedaagde] is kort na aanvang van de werkzaamheden gebleken dat niet alle (stel)kozijnen op dezelfde manier zijn geplaatst als is te zien op de in mei toegestuurde foto’s. Sommige kozijnen aan de linker- en achtergevel zijn met tussenruimtes van tussen de 0 tot 3 cm geplaatst en niet met een gelijke tussenruimte van ongeveer 1,5 cm links en rechts zoals de kozijnen in de voorgevel, aldus [naam gedaagde]. [naam gedaagde] heeft dit al op de tweede dag na aanvang van de werkzaamheden per e-mail aan [naam eiser] meegedeeld en aangegeven dat dit volgens haar niet onder haar werkzaamheden valt (zie 2.9). [naam eiser] stelt dat nu sprake is van kieren naast de kozijnen, [naam gedaagde] de werkzaamheden niet heeft uitgevoerd zoals afgesproken. Uit die stelling leidt de voorzieningenrechter af dat het wegwerken van de kieren volgens [naam eiser] onder de afspraak valt. [naam eiser] stelt verder dat hij [naam gedaagde] meerdere malen heeft gevraagd om cement te gebruiken vóór het plaatsen van het hoekprofiel zodat de tussenruimte kan worden weggewerkt en dat de in mei verzonden foto’s het kozijn betreffen met de meeste ruimte. [naam gedaagde] betwist dat. Volgens [naam gedaagde] zijn de andere kozijnen niet goed geplaatst en kan zij de kieren niet oplossen. Zij heeft een aantal oplossingen met compriband of met kitwerk voorgesteld, maar dat werk moet worden uitbesteed omdat het niet onder haar werkzaamheden valt, aldus [naam gedaagde]. Volgens [naam gedaagde] is de oorzaak van de ontstane discussie dat [naam eiser] niet begrijpt of wil begrijpen wat ‘strak stuken’ precies inhoudt en evenmin dat het niet mogelijk is om te grote tussenruimtes op te lossen met stucwerk.
De voorzieningenrechter overweegt dat in dit kort geding niet volledig kan worden vastgesteld wat partijen hebben afgesproken c.q. welke afspraken onder de offerte vallen. Gelet op de overgelegde stukken is voorshands echter aannemelijk dat de situatie met de (stel)kozijnen anders is gebleken dan aanvankelijk aan de hand van de foto’s was voorgespiegeld. Dat staat in de weg aan toewijzing van de vorderingen.
4.4.
[naam eiser] verbindt aan zijn vordering tot het hervatten van de werkzaamheden een termijn van twee dagen en aan zijn vordering ter zake het gereedmaken van de werkzaamheden een termijn van tien dagen na betekening van dit vonnis.
Ter zitting heeft [naam gedaagde] aangevoerd dat zij niet onwelwillend staat tegenover het afmaken van de werkzaamheden. Zij kan dat echter niet eerder doen dan in februari of maart 2023, omdat zij in de tussentijd andere projecten heeft, waarvan zij de contracten niet zomaar kan verbreken. Voor het werk van [naam eiser] had zij een aaneengesloten termijn van zes weken ingepland en als gevolg van het gedrag van [naam eiser] heeft zij een aantal weken stil moeten zitten. Dat heeft [naam eiser] niet gemotiveerd betwist.
Opschorting? Oplevering?
4.5.
[naam gedaagde] doet een beroep gedaan op opschorting van haar verplichtingen uit de overeenkomst. Met het oog daarop moet worden beoordeeld of de verstuurde deelfacturen al opeisbaar zijn. Uit de overeenkomst volgt dat de deelfacturen opeisbaar zijn, telkens na oplevering van een door partijen benoemd deel van de gevelwerkzaamheden (zie 2.5).
Volgens [naam gedaagde] is de linker zijgevel op 24 augustus 2022 en de rechter zijgevel op 2 september 2022 opgeleverd, in het bijzijn van zes van haar werknemers. Zij heeft zes schriftelijke verklaringen van die werknemers overgelegd. Daarin is te lezen dat de respectieve werknemers hebben gezien dat [naam eiser] de muren op voornoemde data heeft bekeken in het bijzijn van [naam ] van [naam gedaagde]. Daar komt bij dat [naam eiser] niet eerder dan nádat de deelfacturen zijn verstuurd, is begonnen over de kozijnaansluitingen, aldus [naam gedaagde]. [naam eiser] betwist dat de zijgevels zijn opgeleverd. Volgens [naam eiser] is niet mondeling en ook niet schriftelijk aan hem kenbaar gemaakt dat het werk gereed was om te worden opgeleverd. Er is geen opleverrondje en geen proces-verbaal van oplevering gemaakt en bovendien zijn er nog gebreken bij de kozijnaansluitingen, aldus [naam eiser].
Vooropgesteld wordt een proces-verbaal van oplevering geen vereiste is voor oplevering van het werk. Oplevering kan ook op andere wijze geschieden, zowel uitdrukkelijk als stilzwijgend. Op de in het geding gebrachte foto’s is te zien dat de linkerzijgevel gestuct is. Op de vraag wat er aan de linkerzijgevel niet af is, heeft [naam eiser] geantwoord dat de aansluiting van de kozijnen niet goed is. Gelet hierop, gaat de voorzieningenrechter er van uit dat volgens [naam eiser] alleen het door hem gestelde probleem met de kozijnaansluitingen in de weg staat aan oplevering. Zoals hiervoor in 4.3 (voorshands) is geoordeeld, lijkt de situatie ten aanzien van de (stel) kozijnen anders dan [naam eiser] [naam gedaagde] heeft voorgeschoteld. Dat moet voor rekening en risico van [naam eiser] komen. Daar komt bij dat nergens uit blijkt dat [naam eiser] eerder dan na ontvangst van de deelfacturen opmerkingen heeft gemaakt over de kozijnaansluitingen. Mede gelet op de overgelegde foto’s acht de voorzieningenrechter voorshands aannemelijk dat er al twee geveldelen zijn opgeleverd. Dat, gevoegd bij het verstrijken van de in de facturen opgenomen betalingstermijnen en de aanmaning van [naam gedaagde], leidt tot het, voorlopige, oordeel dat er opeisbare betalingsverplichtingen zijn die [naam eiser] niet nakomt. [naam gedaagde] kan haar werkzaamheden in verband daarmee opschorten.
Spoedeisendheid?
4.6.
[naam eiser] stelt dat hij spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen omdat het hele pand in december 2022 moet worden opgeleverd. Volgens hem zijn de werkzaamheden van [naam gedaagde] essentieel voor die oplevering. Volgens [naam gedaagde] heeft [naam eiser] echter gezegd dat oplevering van de voorgevel in februari/maart 2023 vanwege het nog laten plaatsen van kozijnen goed is en dat hij geen haast heeft. Bovendien is het pand van binnen nog lang niet gereed en is een oplevering van het hele pand in december 2022 alleen daarom al niet haalbaar, aldus [naam gedaagde]. Zij stelt dat er zes getuigen zijn die over de staat van de binnenkant van het pand kunnen verklaren en heeft zes schriftelijke verklaringen in het geding gebracht. [naam eiser] heeft daartegenin gebracht dat de binnenkant van het pand wel al bijna klaar is voor oplevering en dat alleen de gevelwerkzaamheden nog moeten worden gedaan. Hij bestrijdt dat hij heeft gezegd dat oplevering in februari/maart 2023 goed is en dat hij geen haast heeft. Hoe langer de oplevering van het hele pand wordt uitgesteld, hoe meer geld het hem kost, aldus [naam eiser].
De stellingen van [naam eiser] zijn niet met stukken onderbouwd. Nergens blijkt uit dat het pand in december 2022 moet worden opgeleverd. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat het staken van de werkzaamheden door [naam gedaagde] – welke werkzaamheden alleen maar aan de buitengevelmoeten plaatsvinden – in de weg staat aan die oplevering. Voor zover er al bewijslevering nodig zou zijn, bijvoorbeeld door het horen van getuigen, geldt dat daarvoor in een kort geding geen plaats is. De feiten waarop [naam eiser] zich in het kader van de spoedeisendheid beroept zijn bij deze stand van zaken niet voldoende aannemelijk.
Conclusie
4.7.
Al het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen worden afgewezen. Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel vanwege het hiervoor in 4.6. overwogene.
Geen tegenvordering
4.8.
[naam gedaagde] heeft in haar schriftelijke verweer gevraagd om onmiddellijke betaling van een bedrag van € 44.423,05 als zijnde schadevergoeding. Dat is een tegenvordering (ook genoemd: eis in reconventie). Bij de civiele handelsrechter kan een tegenvordering alleen worden ingediend door een advocaat. Nu [naam gedaagde] in dit kort geding zonder advocaat is verschenen, wordt de tegenvordering niet in behandeling genomen.
Proceskosten
4.9.
[naam eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [naam gedaagde] worden begroot op € 676,00 aan griffierecht.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [naam eiser] af,
5.2.
veroordeelt [naam eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [naam gedaagde] tot op heden begroot op € 676,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2022.3142/2009