Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekers;
- mevrouw [naam 3] , werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure op basis van de Faillissementswet. Verzoekers, een echtpaar, hebben op 15 september 2022 een verzoekschrift ingediend voor een voorlopige voorziening ex artikel 287b, eerste lid, Fw, om te voorkomen dat de levering van elektriciteit en/of gas door verweerster, een energieleverancier, zou worden opgeschort. De verzoekers verkeerden in financiële problemen en hadden zich aangemeld voor schuldhulpverlening. Tijdens de zitting op 6 oktober 2022 is verweerster niet verschenen, ondanks dat zij behoorlijk was opgeroepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een bedreigende situatie was, aangezien verweerster had aangekondigd de energievoorziening te beëindigen, terwijl verzoekers in het kader van schuldhulpverlening recht hadden op bescherming tegen afsluiting.
De rechtbank heeft de belangen van verzoekers, die afhankelijk zijn van de energievoorziening voor hun levensonderhoud, zwaarder laten wegen dan de belangen van verweerster, die betaling voor de geleverde diensten eiste. De rechtbank heeft daarom de voorlopige voorziening toegewezen en verweerster verboden de levering van elektriciteit en/of gas op te schorten voor de duur van zes maanden, mits verzoekers hun lopende termijnen tijdig blijven voldoen. Tevens heeft de rechtbank verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, met de mogelijkheid om in de toekomst een nieuw verzoek in te dienen. De uitspraak benadrukt de bescherming van kwetsbare consumenten in financiële nood en de rol van schuldhulpverlening in dergelijke situaties.