Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het tussenvonnis van 17 maart 2021 (verder het “tussenvonnis”) en de daarin genoemde stukken;
- de brief van 23 juni 2021 van [gedaagde] met de aanvullende productie 23;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 8 juli 2021;
- het proces-verbaal van (voortzetting) getuigenverhoor van 19 oktober 2021;
- de akte uitlating voortzetting procedure van 17 november 2021 van [eiseres];
- het proces-verbaal van getuigenverhoor (contra-enquête) van 14 februari 2022;
- de conclusie na enquête van [gedaagde];
- de (antwoord)conclusie na enquête van [eiseres];
- de akte van 8 juni 2022 van [gedaagde].
2..De verdere beoordeling
in conventie en in reconventie
eigenlijk altijd tegen geheel of gedeeltelijke contante betaling”. Verder heeft [gedaagde] verklaard dat de afspraak om een gedeelte contant te betalen “
een proces” is geweest, in die zin dat [gedaagde] heeft gevraagd of een gedeelte contant, zonder btw, kon worden afgerekend, waarop [naam 1] geeft gezegd dat hij dat met zijn broer moest bespreken en later mondeling heeft laten weten dat dat akkoord was. Daarna is gesproken over hoeveel er contant zou worden betaald en heeft [naam 1] gezegd dat maximaal € 20.000,00 contant kon worden betaald. Daarop is afgesproken dat de optionele werkzaamheden contant zouden worden afgerekend, voor een bedrag van € 20.000,00. Dat bedrag heeft [gedaagde] in verband met een opnamelimiet van € 10.000,00 per dag, in twee dagen in porties van € 2.000,00 opgenomen, in een witte enveloppe gedaan en bij [gedaagde] thuis aan [naam 1] overhandigd, aldus nog steeds [gedaagde] in zijn getuigenverklaring.
Nee”. De getuige [naam 3] heeft echter verklaard:
maar dat het iets goedkoper zou kunnen als wij een deel wit en een deel zwart zouden doen[onderstreping, rechtbank].”
iets te doen naast de formele rekening”, waarmee de getuige bedoelde: “
cash, contant geld”.
het bronbestand” van de betreffende e-mail zou zijn en waaruit zou blijken dat de door [eiseres] als productie 18 in deze procedure in het geding gebrachte versie van de e-mail van 8 oktober 2018 het juiste en ongewijzigde origineel van die e-mail is. De rechtbank volgt deze redenering niet.
Date: Mon, 8 Oct 201805:32:08[vet, rechtbank]
”, terwijl de door [eiseres] eerder als productie 18 in het geding gebrachte e-mail de datumregel “
maandag 8 oktober 201807:32[vet, rechtbank]” bevat. Zonder een nadere, door een onafhankelijke deskundige, gegeven onderbouwing, die dus ontbreekt, kan de door [eiseres] gepresenteerde conclusie dus niet getrokken worden.
5.013,00(4,5 punten × tarief € 1.114,00)