ECLI:NL:RBROT:2022:8725

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 september 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
9862640 CV EXPL 22-14141
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijds hoger beroep toegestaan van beschikking in deelgeschilprocedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 september 2022 uitspraak gedaan in een deelgeschilprocedure tussen eiser [eiser01] en de gedaagden Aluminium & Chemie Rotterdam B.V. (Aluchemie) en Achmea Schadeverzekeringen N.V. De procedure betreft een verzoek van [eiser01] om te verklaren dat zijn vordering uit hoofde van een beroepsziekte niet is verjaard, en dat het beroep van Achmea op verjaring niet kan worden gehonoreerd. De kantonrechter heeft eerder, op 15 december 2021, in een beschikking geoordeeld dat de vordering van [eiser01] niet is verjaard en heeft de kosten van het deelgeschil begroot op € 2.989,00.

Aluchemie en Achmea hebben vervolgens verzocht om tussentijds hoger beroep tegen deze beschikking. De kantonrechter heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden voor tussentijds hoger beroep is voldaan, aangezien de beslissing over de verjaring van de vordering een cruciale kwestie is die bepalend is voor de afloop van de zaak. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het doelmatig is dat deze kwestie eerst in hoger beroep wordt behandeld, voordat de bodemprocedure verder gaat.

De kantonrechter heeft het verzoek om tussentijds hoger beroep toegewezen en de procedure in de hoofdzaak aangehouden tot na de rolzitting op 23 maart 2023, waar partijen zich kunnen uitlaten over de stand van zaken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9862640 CV EXPL 22-14141
datum uitspraak: 16 september 2022
vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. G.J. Knotter te Utrecht,
tegen

1..Aluminium & Chemie Rotterdam B.V.,

gevestigd te Rotterdam,
2. Achmea Schadeverzekeringen N.V.,
handelend onder de naam [handelsnaam01] ,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagden,
gemachtigde: mr. E.L. Traag te Arnhem.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiser01] ”, “Aluchemie” en “Achmea”.

1..De procedure

1.1
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het exploot van dagvaarding van 21 april 2022, met producties;
  • de akte depot aan de zijde van [eiser01] met betrekking tot productie 5 bij dagvaarding;
  • de akte houdende verzoek verlof tussentijds hoger beroep ex artikel 1019cc lid 3 sub a Rv, met producties;
  • de brief van 11 juli 2022 aan de zijde van [eiser01] .
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis (nader) bepaald op heden.

2..De beoordeling

2.1
Op 23 augustus 2021 heeft [eiser01] bij de kantonrechter van deze rechtbank een deelgeschilprocedure als bedoeld in artikel 1019w e.v. Rv aanhangig gemaakt (zaaknummer 9410672 VZ VERZ 21-14528). In die procedure heeft [eiser01] verzocht, bij beschikking, te verklaren dat de vordering van [eiser01] uit hoofde van zijn beroepsziekte ex artikel 7:658 BW niet is verjaard dan wel dat het door Achmea gedane beroep op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet kan worden gehonoreerd, met begroting van de kosten van het deelgeschil op € 2.989,00.
2.2
Bij beschikking d.d. 15 december 2021 heeft de kantonrechter het (primaire) verzoek van [eiser01] toegewezen en voor recht verklaard dat de vordering van [eiser01] uit hoofde van artikel 7:658 BW niet is verjaard en daarbij de kosten als bedoeld in artikel 1019aa lid 1 Rv begroot op € 2.989,00 (inclusief btw).
2.3
In de onderhavige bodemprocedure heeft [eiser01] gevorderd, bij vonnis, voor recht te verklaren dat Aluchemie ex artikel 7:658 BW aansprakelijk is voor de schade van [eiser01] als gevolg van de in de uitvoering van de werkzaamheden ontstane (gezondheids)schade.
Ingeval van vestiging van aansprakelijkheid van Aluchemie heeft [eiser01] gevorderd, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Aluchemie en Achmea hoofdelijk te veroordelen tot:
a. vergoeding van de materiële en immateriële schade van [eiser01] , op te maken bij staat en te vereffenen naar de wet;
b. betaling van een algeheel voorschot op die schade ter grootte van € 50.000,00, althans zodanig bedrag als de kantonrechter redelijk acht;
c. betaling van een algeheel voorschot op de buitengerechtelijke kosten van € 10.000,00, althans zodanig bedrag als de kantonrechter redelijk acht;
d. betaling van de in het deelgeschil begrote kosten van € 2.989,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2022;
alles met hoofdelijke veroordeling van Aluchemie en Achmea in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.4
Aluchemie en Achmea hebben verzocht aan hen verlof te verlenen om tussentijds hoger beroep te kunnen instellen tegen voormelde beschikking van 15 december 2021 en om de onderhavige bodemprocedure hangende het tussentijds hoger beroep aan te houden.
Aluchemie en Achmea hebben daartoe (kort gezegd) aangevoerd dat zij zich niet kunnen verenigen met het oordeel van de deelgeschilrechter dat de vordering van [eiser01] uit hoofde van artikel 7:658 BW niet is verjaard en dat de deelgeschilbeschikking vatbaar is voor (tussentijds) hoger beroep. In voornoemde brief heeft [eiser01] meegedeeld dat het verzoek van Aluchemie en Achmea voldoet aan de voorschriften van artikel 1019cc lid 3 sub a Rv. [eiser01] heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter.
2.5
In artikel 1019cc lid 1 Rv is bepaald dat, voor zover in de deelgeschilbeschikking uitdrukkelijk en zonder voorbehoud is beslist op één of meer geschilpunten tussen partijen betreffende hun materiële rechtsverhouding, de rechter daaraan in de procedure ten principale op dezelfde wijze gebonden is als wanneer de beslissing zou zijn opgenomen in een tussenvonnis in die procedure. Daarmee is aangeknoopt bij de leer van de bindende eindbeslissing: de rechter in eerste aanleg kan daarvan in beginsel niet terugkomen, tenzij er inmiddels nadere gegevens voorhanden zijn waaruit blijkt dat de beslissing niet juist is geweest.
2.6
In het onderhavige geval is in de beschikking in de deelgeschilprocedure geoordeeld dat de vordering van [eiser01] uit hoofde van artikel 7:658 BW niet is verjaard. Dit betekent dat op een geschilpunt tussen partijen betreffende hun materiële rechtsverhouding is beslist, zoals bedoeld in artikel 1019cc lid 1 Rv.
2.7
In artikel 1019cc lid 3 sub a Rv is bepaald dat voor zover de beschikking een dergelijke beslissing bevat, daarvan in de procedure ten principale hoger beroep kan worden ingesteld als van een tussenvonnis ofwel binnen drie maanden, te rekenen vanaf de eerste roldatum ofwel, indien de uitspraak om tussentijds appel open te stellen nadien is gedaan, binnen drie maanden, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak, met dien verstande dat de appellant, binnen de grenzen van artikel 332 Rv, in het hoger beroep slechts ontvankelijk zal zijn, indien de rechter in eerste aanleg deze mogelijkheid heeft geopend op een daartoe binnen dezelfde termijn door één der partijen gedaan verzoek, waarover de wederpartij is gehoord.
2.8
De kantonrechter stelt vast dat Aluchemie en Achmea het verzoek om hoger beroep in te mogen stellen tijdig in voormelde zin hebben gedaan en dat [eiser01] over het verzoek is “gehoord” als bedoeld in artikel 1019cc lid 3 Rv, in die zin dat hij zich over het verzoek heeft kunnen uitlaten.
2.9
In de Memorie van Toelichting bij de Wet Deelgeschilprocedure (31518, nr. 3, p. 22) is vermeld dat aan de mogelijkheid van hoger beroep tegen de deelgeschilbeschikking, voordat eindvonnis in de bodemprocedure is gewezen, behoefte kan bestaan als de beschikking een cruciale kwestie betreft die in feite bepalend is voor de afloop van de zaak. Net als wanneer een dergelijke kwestie in de bodemprocedure in een tussenvonnis zou zijn behandeld, kan het doelmatig zijn wanneer partijen deze kwestie bij het gerechtshof (en eventueel bij de Hoge Raad) kunnen uitprocederen, zonder dat zij gedwongen zijn om eerst de gehele bodemprocedure in eerste aanleg af te ronden (met alle kosten en vertraging door bijvoorbeeld nadere bewijslevering door getuigenverhoren of deskundigenberichten).
2.1
Naar het oordeel van de kantonrechter is in de onderhavige situatie aan het hiervoor onder 2.9 weergegeven criterium voldaan. Immers, de vraag of de vordering van [eiser01] uit hoofde van artikel 7:658 BW al dan niet is verjaard, is mede bepalend voor de afloop van de zaak. Nu de kantonrechter in de bodemprocedure in beginsel gebonden is aan de in het deelgeschil gegeven beslissing (zoals blijkt uit hetgeen hiervoor onder 2.5 en 2.6 is overwogen), moet het doelmatig worden geacht dat over die beslissing, waarmee Aluchemie en Achmea zich niet kunnen verenigen, eerst in hoger beroep een oordeel zal worden gegeven, waartegen [eiser01] zich overigens ook niet heeft verzet.
2.11
De conclusie is dat het verzoek van Aluchemie en Achmea wordt toegewezen.
De procedure in de hoofdzaak zal in afwachting van het hoger beroep (pro forma) worden aangehouden tot na te melden rolzitting. Partijen kunnen zich (uiterlijk) dan uitlaten over de stand van zaken.

3..De beslissing

De kantonrechter:
staat tussentijds hoger beroep toe van de op 15 december 2021 onder zaaknummer 9410672 VZ VERZ 21-14528 gegeven beschikking in de tussen partijen gevoerde deelgeschilprocedure;
verwijst de zaak naar de rolzitting van
donderdag 23 maart 2023 te 15.30 uuropdat partijen zich dan kunnen uitlaten over de stand van zaken.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
764