ECLI:NL:RBROT:2022:8764

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
C/10/640568 / JE RK 22-1514 en C/10/642204 JE RK 22-1774
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag over een minderjarige in het kader van de jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 oktober 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de beëindiging van het ouderlijk gezag over de minderjarige [naam kind01]. De zaak betreft de ouders van [naam kind01], die sinds zijn geboorte uit huis is geplaatst en al meer dan drie jaar in een pleeggezin verblijft. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond hebben verzocht om het gezag van de ouders te beëindigen en de GI tot voogd over [naam kind01] te benoemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [naam kind01] op zich te nemen binnen een aanvaardbare termijn, mede gezien de instabiliteit in hun leven en de ontwikkeling van [naam kind01]. De moeder heeft weliswaar stappen gezet in haar persoonlijke ontwikkeling, maar de rechtbank oordeelt dat de huidige omstandigheden onvoldoende zijn om het gezag te handhaven. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag toegewezen en de GI benoemd tot voogd over [naam kind01]. De rechtbank heeft tevens het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing afgewezen, nu het gezag van de ouders is beëindigd.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/640568 / JE RK 22-1514 en C/10/642204 JE RK 22-1774
datum uitspraak: 12 oktober 2022

beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
en

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2018 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats01] ,

[naam02] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats02] ,

[naam03] en [naam04] ,

hierna te noemen de pleegouders, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 26 augustus 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.

Op 21 september 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. E.J.M. van Daalhuizen,
- de vader,
- de pleegouders,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam05] .
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam06] ,
- een medewerkster van pleegzorg, mw. [naam07] (als informant)
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Hongaarse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van mw. [naam08] , tolk in de Hongaarse Taal. De tolk heeft, alvorens haar taak aan te vangen, op de bij de wet voorgeschreven wijze, de belofte afgelegd dat zij haar taak naar haar geweten zal vervullen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van de kinderrechter van 23 juli 2018 is de (voorlopige)ondertoezichtstelling van [naam kind01] uitgesproken. Sinds 23 juli 2018 is [naam kind01] met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst. Sinds april 2019 verblijft [naam kind01] in het huidige, perspectief biedende pleeggezin. Deze maatregelen duren nog steeds voort.
De GI heeft zich bij brief van 10 december 2021 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

De (aangehouden) verzoeken

C/10/640568 / JE RK 22-1514
De Raad heeft verzocht het gezag van de ouders te beëindigen en de GI tot voogd over [naam kind01] te benoemen.
C/10/642204 JE RK 22-1774
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind01] te verlengen voor de duur van een jaar. De GI heeft tevens verzocht de uithuisplaatsing van [naam kind01] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.

Het standpunt van de Raad

De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en licht het als volgt toe. [naam kind01] is sinds zijn geboorte uit huis geplaatst en verblijft ruim drie jaar in het huidige pleeggezin. [naam kind01] is ingegroeid, heeft zijn eigen plek en ontwikkelt zich goed binnen het perspectief biedend pleeggezin. De moeder en vader hebben feitelijk nooit de zorg over [naam kind01] gedragen. Ondanks dat de moeder stappen vooruit zet, weet zij nog altijd onvoldoende aan te sluiten bij wat [naam kind01] nodig heeft op sociaal emotioneel gebied. De moeder is onvoldoende in staat veiligheid, stabiliteit, rust en structuur te bieden. Dit is extra belangrijk, omdat [naam kind01] mogelijk een vorm van autisme heeft. Er is sprake van een bedreigde ontwikkeling van [naam kind01] , omdat moeder zich tot op heden heftig verzet tegen een plaatsing van [naam kind01] in het huidige pleeggezin waardoor [naam kind01] in een loyaliteitsconflict dreigt te raken. De aanvaardbare termijn waarin de moeder en vader weer de volledige zorg over [naam kind01] op zich kunnen nemen is ruimschoots overschreden. De Raad is van mening dat het perspectief van [naam kind01] is gelegen in het pleeggezin. [naam kind01] heeft recht op duidelijkheid om te mogen opgroeien in het pleeggezin en acht daarmee een beëindiging van het ouderlijk gezag van beide ouders in het belang van [naam kind01] .

Het standpunt van de GI

De GI sluit zich aan bij het verzoek van de Raad en handhaaft ter zitting haar verzoek. De GI stelt dat het perspectief van [naam kind01] ligt bij het pleeggezin. [naam kind01] ervaart hier de rust en stabiliteit die hij voor zijn ontwikkeling behoeft. De GI stelt zich op het standpunt dat [naam kind01] het recht heeft om te weten waar hij gaat opgroeien. Een gezag beëindigende maatregel is het meest passend en zal duidelijkheid scheppen. De ouders houden veel van [naam kind01] , maar de GI acht een ouderrol op afstand meer passend. Het is belangrijk dat pleegzorg samen met de ouders kan bekijken wat een passende rol is van hen in het leven van [naam kind01] .

Het standpunt van de moeder

De moeder heeft de afgelopen periode grote stappen gemaakt. De moeder heeft hulpverlening ontvangen voor haar verslavingsproblemen en heeft haar traject positief afgerond. Sinds 2020 heeft de moeder mede door de hulpverlening vanuit Humanitas een eigen woning en ook heeft zij een baan. Vanuit deze situatie is moeder onder begeleiding van haar bewindvoering schuldenvrij en daardoor zal deze per 1 oktober 2022 stoppen. Gesteld kan worden dat de moeder een grote vooruitgang heeft gemaakt. Deze elementen waren punten waarop ontwikkeling moest plaatsvinden en dit heeft de moeder gerealiseerd. De moeder verkeert in een moeilijke positie waarin zij maar één keer in de zes weken omgang heeft met [naam kind01] . Het contact is daarmee volgens de moeder te beperkt en biedt onvoldoende mogelijkheden. In de rapportages wordt geen reden gegeven waarom de moeder nog geen begeleiding of hulpverlening in dat kader heeft voorzien, desondanks adviseert de Raad toch tot beëindiging van het ouderlijk gezag. Het is belangrijk na een lange tijd van beperkte contactmogelijkheden mede door corona, dat komende periode wordt gekeken naar de juiste begeleiding en ondersteuning die de moeder geboden kan worden als het gaat om de contactmomenten met [naam kind01] . Op dit moment leiden de huidige omstandigheden nog niet tot een beëindiging van het ouderlijk gezag. Er moet eerst helderheid komen over de begeleiding en ondersteuning die moeder al ontvangen heeft en de mogelijkheden die hierin nog open staan. Daarnaast stelt de moeder zich op het punt dat de omgang met haar andere twee kinderen in Hongarije goed verloopt. De moeder gaat eens in de drie maanden naar Hongarije waar zij dan ongeveer twaalf dagen onbegeleide omgang heeft met haar kinderen. Ook dit zijn belangrijke omstandigheden die moeten worden betrokken in de situatie van [naam kind01] . De moeder stelt dat zij in staat is haar eigen kind op te voeden, evenals ze heeft gedaan met haar andere kinderen. De moeder krijgt binnenkort een nieuwe woning toegewezen, waarna ook haar problemen rondom haar exen zullen verminderen en zij zich in een veilige omgeving zal bevinden. De moeder wil graag frequenter contact met [naam kind01] . Ze is erg bang dat [naam kind01] vervreemd van haar raakt door het minimale contact.

Het standpunt van de vader

De vader stelt dat de omgang met [naam kind01] goed gaat. De vader heeft zelf veel kinderen en had gewenst dat [naam kind01] vanaf het begin meer bij hem was geweest zodat de huidige situatie anders was geweest. De vader wil [naam kind01] graag de warmte geven die een kind van zijn ouders behoeft, maar snapt dat de huidige situatie in het belang van [naam kind01] is. De vader begrijpt dat indien de moeder onstabiel is de huidige situatie moet voortduren, maar stelt zich dan wel op het punt dat hij frequenter omgang wil met [naam kind01] . De vader denkt hierbij aan omgang in de vorm van een weekendverblijf. De vader wil graag zijn gezag behouden.

Het standpunt van pleegzorg

Pleegzorg merkt tijdens de omgangmoment op dat er sprake is van een taalbarrière. Hierdoor is het voor de moeder lastig de behoefte van [naam kind01] te vervullen. [naam kind01] heeft kenmerken van een autisme stoornis, hierdoor moeten er verschillende testen worden afgenomen. In het kader hiervan is het van belang dat er een erfelijkheidsonderzoek wordt afgenomen. De vader heeft hiervoor zijn toestemming gegeven, maar bij de moeder is dit tot op heden nog niet gelukt. Hierdoor bestaat er nog steeds onduidelijkheid over de medische achtergrond van [naam kind01] . Door het mogelijke autisme van [naam kind01] behoeft hij extra stabiliteit en zekerheid. Pleegzorg acht het niet in het belang van [naam kind01] om de omgangsmomenten frequenter te laten plaatsvinden, omdat [naam kind01] een onrustige en ontregelde reactie vertoont naar aanleiding van de omgangsmomenten.

Het standpunt van de pleegouders

De pleegouders stellen dat het goed gaat met [naam kind01] . Hij is gestart op het reguliere
basisonderwijs en gaat tevens naar de buitenschoolse opvang. Hij doet het goed met de
dagelijkse structuur die hem geboden wordt. De pleegouders betreuren het dat het
erfelijkheidsonderzoek niet heeft plaatsgevonden.

De beoordeling

Beëindig van het gezag. C/10/640568 / JE RK 22-1514
De rechtbank overweegt, dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
De rechtbank stelt hierbij voorop dat voor het bepalen van de aanvaardbare termijn voor een kind gekeken moet worden naar de periode van onzekerheid die het kind kan overbruggen zonder verdergaand ernstige schade op te lopen voor zijn ontwikkeling als gevolg van onzekerheid over de vraag in welk gezin hij of zij verder zal opgroeien. Volgens de wetgever is het afhankelijk van de leeftijd en de ontwikkeling van de minderjarige wat een redelijke termijn is. In ieder geval sluit een jarenlange verlenging van de ondertoezichtstelling daar niet bij aan en is (volgens de Memorie van Toelichtingen) voor jongere kinderen de aanvaardbare termijn over het algemeen korter dan voor oudere kinderen.
Het Europese Hof voor de rechten van de Mens (EHRM) heeft op basis van Europese Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) bepaald dat in het geval van een gezag beëindiging daadwerkelijk gebleken moet zijn dat voortzetting van de familieband schadelijk is voor het kind. Een gezagsbeëindiging is namelijk een zeer zwaar middel dat alleen in uitzonderlijke gevallen dient te worden toegepast. Zie ook het uitgebreide arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 13 januari 2022 (ECLI:NL:GHSHE:2022:76).
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is het volgende gebleken. Tijdens de zwangerschap van de moeder waren er dusdanige zorgen dat [naam kind01] na zijn geboorte direct uit huis is geplaatst. Vanwege het middelgebruik van de moeder is [naam kind01] verslaafd ter wereld gekomen. De moeder kent een belast verleden en heeft lange tijd te maken gehad met verslavingsproblematiek. Ook heeft de moeder verschillende relaties gehad die werden gekenmerkt door instabiliteit en ruzies. De moeder kan door haar beperkende pedagogische aanpak en gebrek aan inzichten onvoldoende handelen vanuit de behoefte van [naam kind01] . Daarnaast vertoont [naam kind01] signalen van een Autisme Spectrum Stoornis, waardoor hij een specifieke opvoedingsomgeving behoeft waarin structuur en voorspelbaarheid geboden worden. Dit kan de moeder niet bieden. [naam kind01] is nu vier jaar oud. Hij is sinds zijn geboorte uit huis geplaats en verblijft al 3.5 jaar in het huidige, perspectief biedende pleeggezin. [naam kind01] verblijft daarmee al bijna zijn hele leven bij de pleegouders. Vast staat dat [naam kind01] is ingegroeid in het pleeggezin. Hij ontwikkelt zich positief en het pleeggezin biedt de structuur en voorspelbaarheid waar [naam kind01] gebaat bij is.
Ook bij de vader is sprake van een dusdanige instabiliteit dat hij de verzorging en opvoeding van [naam kind01] niet op zich kan nemen. De vader heeft geen vaste verblijfplaats een heeft nooit zelfstandig voor [naam kind01] gezorgd. De vader streeft ernaar vaker contact te hebben met [naam kind01] , maar lijkt niet het doel te hebben om zelfstandig voor [naam kind01] te zorgen. Het is de Raad niet gelukt om met de vader te spreken, ondanks verschillende pogingen tot contact.
De rechtbank acht de ouders niet in staat de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [naam kind01] binnen een voor [naam kind01] nog aanvaardbaar termijn op zich te nemen. De moeder heeft grote stappen gezet. Zij is afgekickt, werkt en heeft een eigen woning. Dit is lovenswaardig. Tegelijkertijd blijkt uit het dossier dat de politie nog regelmatig aan haar deur staat vanwege overlast of ruzie. Dit betekent dat de moeder nog niet de rust heeft gevonden die voor [naam kind01] zo belangrijk is. Ook is voldoende duidelijk geworden dat het de moeder niet lukt om goed aan te sluiten bij [naam kind01] , ondanks dat hier wel op is ingezet. [naam kind01] kan, met het oog op zijn ontwikkeling, niet in onzekerheid blijven. De momenteel aanwezige onduidelijkheid is een te zware belasting voor [naam kind01] . De aanvaardbare termijn om nog langer onduidelijkheid te hebben over het opgroei-perspectief, mede gelet op de jonge leeftijd van [naam kind01] en de lange duur van de uithuisplaatsing, is verstreken. Een gezagsbeëindigende maatregel zal de rust creëren die [naam kind01] nodig heeft om zich verder te kunnen ontwikkelen. Een gezagsbeëindiging zal er ook voor zorgen dat de ouders hun nieuwe rol als ouders op afstand kunnen invullen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de ouders toewijzen.
De rechtbank wijst er nadrukkelijk op dat het beëindigen van het gezag niets afdoet aan het feit dat de ouders altijd de ouders van [naam kind01] blijven. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de band die er tussen de ouders en [naam kind01] is behouden blijft en dat door de GI bezien wordt hoe de omgang tussen hen vorm kan krijgen die recht doet aan die band.
Omdat de beëindiging van het gezag van de ouders ertoe zal leiden, dat een gezagsvoorziening over [naam kind01] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid BW een voogd over hem te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank acht het van belang dat de belangen van [naam kind01] worden behartigd door een neutrale derde. De GI is in dat kader de meest aangewezen instantie om deze rol te vervullen. De GI heeft zich bereid verklaard de voogdij op zich te nemen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de GI moet worden belast met de voogdij.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:276 lid 1 van het BW worden de ouders van wie het gezag is beëindigd, ervan uitgaande dat zij het bewind voeren over het vermogen van [naam kind01] , veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover aan de opvolger in dit bewind.
C/10/642204 JE RK 22-1774
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [naam kind01] te verlengen voor de duur van een jaar. Nu het gezag van de ouders is beëindigd en de GI tot voogd over hem is benoemd, kan dit verzoek niet verder worden beoordeeld wegens een gebrek aan belang.

De beslissing

De rechtbank:
wat betreft C/10/640568 / JE RK 22-1514
beëindigt het ouderlijk gezag van [naam01] , geboren op [geboortedatum02] te [geboorteplaats02] , over [naam kind01] ;
beëindigt het ouderlijk gezag van [naam02] , geboren op [geboortedatum03] te [geboorteplaats03] , over [naam kind01] ;
benoemt tot voogdes over [naam kind01] de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam;
veroordeelt de ouders aan de voogdes rekening en verantwoording van het gevoerde bewind over het vermogen van [naam kind01] te doen;
wat betreft C/10/642204 JE RK 22-1774
wijst af het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [naam kind01] ;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.J.E. van der Veer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.