In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder tot vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing die op 23 juni 2022 door de gecertificeerde instelling (GI) was gegeven. De moeder, die de zorg heeft voor vier kinderen, verzocht om de schriftelijke aanwijzing te laten vervallen, omdat de vader sinds enkele maanden geen contact met de kinderen heeft gehad, wat volgens haar tot onrust heeft geleid. De moeder pleitte voor een duidelijk plan voor de omgang tussen de vader en de kinderen, waarbij de GI zou moeten begeleiden.
De vader, bijgestaan door zijn advocaat, voerde verweer tegen het verzoek van de moeder. Hij was van mening dat het contact met de kinderen hersteld moest worden en dat de begeleiding door de GI een positieve stap zou zijn. De GI steunde de vader in zijn standpunt en benadrukte het belang van duidelijkheid voor de kinderen. De kinderrechter heeft de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder niet aanwezig was.
Na beoordeling van de argumenten van beide partijen, concludeerde de kinderrechter dat de schriftelijke aanwijzing in stand kon blijven. De kinderrechter oordeelde dat er voldoende overeenstemming was tussen de ouders over het opbouwen van contact tussen de vader en de kinderen, en dat de GI een belangrijke rol zou spelen in dit proces. Het verzoek van de moeder werd afgewezen, en de beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig.