In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 september 2022 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure tussen een man en een vrouw, die de ouders zijn van drie minderjarigen. De man verzocht om gezamenlijk gezag over de kinderen, terwijl de vrouw zich hiertegen verzette. De rechtbank oordeelde dat er een ernstig verstoorde verstandhouding tussen de ouders bestaat, wat het gezamenlijk gezag in gevaar zou brengen. De rechtbank concludeerde dat er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders, en wees het verzoek van de man af.
Daarnaast verzocht de man om een zorgregeling, waarbij de kinderen elke veertien dagen op zaterdag bij hem zouden zijn. De vrouw voerde verweer en de rechtbank constateerde dat de man zijn afspraken omtrent belcontacten met de kinderen niet nakwam. De rechtbank oordeelde dat uitbreiding van de omgangsregeling op dat moment niet in het belang van de kinderen was, en wees ook dit verzoek af. De rechtbank benadrukte het belang van contact met beide ouders voor de ontwikkeling van de kinderen, maar stelde dat de ouders de kinderen niet mochten belasten met hun onderlinge strijd.
De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing is mondeling gegeven en schriftelijk vastgesteld, met de mogelijkheid voor hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de beschikking.