ECLI:NL:RBROT:2022:9008

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
C/10/642929 / JE RK 22-1895
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 augustus 2022 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind01]. De zaak is gestart op verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die op 8 augustus 2022 een verzoekschrift heeft ingediend. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij een vertegenwoordigster van de GI en de oma van de minderjarige als informant aanwezig waren. De ouders van [naam kind01] zijn niet verschenen.

De feiten tonen aan dat [naam kind01] sinds 6 juli 2022 bij haar oma vaderszijde verblijft, nadat de vader en stiefmoeder hebben aangegeven de zorg niet meer aan te kunnen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de thuissituatie bij de vader, waar sprake was van emotionele kindermishandeling. De GI heeft het verzoek tot uithuisplaatsing gehandhaafd, met als doel de minderjarige in een veilige omgeving te plaatsen.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [naam kind01]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 28 juni 2023. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de mogelijkheid tot hoger beroep is aangegeven. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugd
Zaaknummer: C/10/642929 / JE RK 22-1895
Datum uitspraak: 26 augustus 2022

Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen: GI, gevestigd te Rotterdam.
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2013 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] .

[naam02] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats02] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 8 augustus 2022, ingekomen bij de griffie op 11 augustus 2022.
Op 26 augustus 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam03] ;
- de oma vaderszijde, [naam04] , als informant.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de moeder;
- de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind01] verblijft bij oma vaderszijde.
Bij beschikking van 22 juni 2022 is de ondertoezichtstelling van [naam kind01] verlengd tot 28 juni 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Vanaf het moment dat [naam kind01] bij vader is geplaatst zijn er zorgen ontstaan. Er werd vaak negatief over [naam kind01] gepraat, zij kreeg de schuld van de problematiek en spanningen die er speelden en er werd tegen haar uitgesproken dat alles opgelost zou zijn als zij niet meer thuis zou wonen. De uitlatingen van vader en stiefmoeder zijn een vorm van emotionele kindermishandeling. Gelet op het voorgaande is met spoed ambulante hulpverlening ingezet maar vader en stiefmoeder hebben hier niet aan meegewerkt. Op 6 juli jl. heeft de vader [naam kind01] naar zijn moeder gebracht omdat het niet langer ging. De GI is met de oma van vaderszijde in gesprek gegaan en oma staat ervoor open om de zorg voor [naam kind01] te dragen. [naam kind01] vindt het ook fijn bij oma en wil niet terug naar haar vader. Het was even wennen, in het begin had [naam kind01] ook bij oma last van woedeaanvallen. Er is toen hulpverlening ingezet en na twee weken was er een flinke verbetering te zien. Het is de bedoeling dat in de toekomst hulpverlening vanuit Horses&Co ingezet zal worden. Ook is er een persoonlijkheidsonderzoek aangevraagd voor [naam kind01] .

De standpunten

De oma stemt in met het verzoek tot uithuisplaatsing van [naam kind01] bij haar. In de relatie tussen de ouders van [naam kind01] was sprake van agressie, ruzie en was er onvoldoende structuur. De oma heeft altijd geprobeerd zoveel mogelijk ondersteuning te bieden. Uiteindelijk is het geëscaleerd en zijn ouders uit elkaar gegaan. Bij de moeder thuis ging het niet. Bij de vader werd [naam kind01] niet geaccepteerd door haar stiefmoeder en werd zij uiteindelijk naar de oma gebracht. De oma heeft enige ervaring met gedragsproblematiek bij kinderen en haar aanpak heeft een positief effect op [naam kind01] . Het gaat goed met [naam kind01] bij de oma vaderszijde. Zij zorgt graag voor [naam kind01] . Nu, maar ook voor langere tijd als dat in haar belang wordt geacht.

De beoordeling

Uit de overlegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [naam kind01] sinds 6 juli 2022 bij de oma vaderszijde verblijft nadat de vader en stiefmoeder hebben aangegeven dat zij de zorg voor [naam kind01] niet meer aankonden. In de thuissituatie bij de vader vertoonde [naam kind01] opstandig gedrag. [naam kind01] is eerder vanuit de moeder uithuisgeplaatst bij de vader vanwege de persoonlijke problematiek van de moeder en de gedragsproblematiek die [naam kind01] liet zien. Sinds de uithuisplaatsing bij de vader is het contact tussen [naam kind01] en de moeder verbroken en is de hechtingsrelatie verstoord. Sinds [naam kind01] bij de oma vaderszijde verblijft lijkt er sprake van een positieve ontwikkeling. De oma lijkt goed om te kunnen gaan met de gedragsproblematiek en zij staat open voor de nodige hulpverlening.
De komende periode zal het perspectief van [naam kind01] duidelijk moeten worden. De communicatie tussen de moeder en de GI is een tijd lang moeizaam verlopen, maar sinds mei jl. is er sprake van een positieve verandering. De moeder is bereikbaar voor de GI en zij houdt zich aan de afspraken. Er is een keer in de week telefonisch contact tussen de moeder en [naam kind01] . Er zal de komende periode gekeken worden naar de mogelijkheden om begeleide bezoeken op te starten tussen [naam kind01] en de moeder. Daarnaast zal het de komende periode duidelijk moeten worden of de moeder of de vader in de toekomst in staat zal zijn om [naam kind01] een opvoedingsomgeving te bieden die tegemoet komt aan haar behoeften of dat er gezocht moet worden naar een andere oplossing. Tot die tijd acht de kinderrechter het van belang dat de plaatsing bij de oma vaderszijde in ieder geval kan worden voortgezet.
Uit het voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [naam kind01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind01] (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg daarom verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg tot 28 juni 2023;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2022 door mr. J.C.M. Persoon, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W. Apeldoorn, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 2 september 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.