In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) aan de moeder van de minderjarige [naam kind01]. De moeder, [naam01], verzoekt de schriftelijke aanwijzing van de GI te laten vervallen, terwijl de GI verzoekt om bekrachtiging van deze aanwijzing en het opleggen van een dwangsom van € 50,00 per dag bij niet-nakoming.
De schriftelijke aanwijzing, gegeven op 11 augustus 2022, verplichtte [naam01] om medische gegevens van [naam kind01] te delen met de andere ouder, [naam02]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren op 2 september 2022, waarbij beide ouders en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI op basis van artikel 1:263 van het Burgerlijk Wetboek een schriftelijke aanwijzing kan geven, maar dat dit niet kan worden opgelegd als een verplichting aan de ouder.
De kinderrechter oordeelt dat het niet delen van medische gegevens niet kan worden gezien als een gebrek aan medewerking aan de uitvoering van het plan voor de ondertoezichtstelling. Er zijn geen feiten die aantonen dat het delen van deze informatie noodzakelijk is om een bedreiging van de ontwikkeling van [naam kind01] weg te nemen. De kinderrechter benadrukt dat beide ouders de wettelijke verplichting hebben om belangrijke informatie over hun kind te delen en roept hen op om in het belang van [naam kind01] samen te werken. Uiteindelijk verklaart de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing vervallen en wijst het verzoek van de GI af.