ECLI:NL:RBROT:2022:9101

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
10/029423-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige veroordeelde met complexe problematiek en gebrek aan passende zorgvoorzieningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige veroordeelde, geboren in 1998, die momenteel verblijft in de Rijks Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt. De PIJ-maatregel werd oorspronkelijk opgelegd ter zake van meerdere ernstige misdrijven, waaronder diefstal, mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat er op dit moment geen geschikte plek is waar de veroordeelde kan werken aan zijn resocialisatie, wat het risico op stagnatie van zijn behandeling met zich meebrengt. De rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel van het openbaar ministerie in overweging genomen, waarbij de officier van justitie heeft gepleit voor een verlenging van twaalf maanden. De verdediging heeft echter verzocht om een kortere verlenging van drie maanden, met de argumentatie dat de vordering onvoldoende onderbouwd is en dat er geen passende zorgvoorzieningen beschikbaar zijn.

De rechtbank heeft de situatie van de veroordeelde en de adviezen van deskundigen in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat de veiligheid van anderen en de ontwikkeling van de veroordeelde in het geding zijn. De rechtbank heeft besloten de PIJ-maatregel te verlengen, maar niet voor de gevorderde duur van twaalf maanden. In plaats daarvan is de termijn verlengd met zes maanden, met de voorwaarde dat er binnen deze periode een passende plek voor de veroordeelde moet worden gevonden. Indien dit niet lukt, zal er een andere oplossing moeten worden gezocht, aangezien de PIJ-maatregel dan mogelijk niet langer kan worden verlengd. De rechtbank benadrukt het belang van een geschikte zorgplek voor de verdere ontwikkeling van de veroordeelde en de risico's die ontstaan door het gebrek aan voorzieningen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team jeugd
Parketnummer: 10/029423-18
Datum uitspraak: 6 oktober 2022
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige raadkamer voor strafzaken, met betrekking tot de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna PIJ-maatregel) van
[naam veroordeelde01], (de veroordeelde),
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1998,
ingeschreven in de basisregistratie personen (en verblijvende) op het adres van
Rijks Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt, hierna: de RJJI,
Borgtweg 1, 3202 LJ te Spijkenisse,
raadsman mr. M. Iwema, advocaat te Rotterdam.

1..Procesverloop

Op 12 juli 2018 heeft de rechtbank de PIJ-maatregel van de veroordeelde gelast. De PIJ-maatregel is opgelegd ter zake van diefstal in vereniging met braak en inklimming, belediging van een ambtenaar in functie, vernieling, meermalen gepleegd, mishandeling, meermalen gepleegd, bedreiging met brandstichting en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling. De termijn van de PIJ-maatregel is gestart op 27 juli 2018.
Op 16 september 2021 heeft deze rechtbank de PIJ-maatregel laatstelijk verlengd met twaalf maanden.
Op 21 juli 2022 heeft de rechtbank van het openbaar ministerie een vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel ontvangen.
Bij die vordering is gevoegd het advies van het hoofd van de inrichting waar de veroordeelde op dat moment verbleef, de Forensisch Psychiatrische Afdeling [naam afdeling01] (hierna: de FPA), gedateerd 18 juli 2022, inclusief de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde over de periode 15 juni 2021 tot 25 maart 2022.
Op de zitting van 22 september 2022 is de vordering is achter gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
  • de officier van justitie, mr. A.P.G. de Beer,
  • de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman,
  • de deskundige, [naam01] , als gedragsdeskundige werkzaam bij de RJJI,
  • de deskundige, [naam02] , als klinisch psycholoog werkzaam bij de FPA via een video-verbinding.

2..Standpunt van partijen

2.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verlenging van de termijn van de PIJ-maatregel met twaalf maanden. Er moet een plek worden gevonden waar het resocialisatietraject van de veroordeelde op een adequate manier kan worden voortgezet. De huidige plek bij de RJJI is niet geschikt, maar op dit moment is er geen andere geschikte plek voor de veroordeelde voorhanden. Het komt uiteindelijk neer op een politiek probleem. Er zijn onvoldoende voorzieningen die jongens zoals de veroordeelde kunnen opvangen. Veroordeelde is op grond van artikel 48 van de Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen (BJJ) geplaatst in de FPA [naam afdeling01] (hierna: FPA). De FPA heeft een poging gedaan om hem te begeleiden, maar heeft niet de personeelsbezetting om de veiligheid op de afdeling te kunnen garanderen. Een zorgmachtiging is geen optie. Zolang er geen andere passende plek is, blijft de veroordeelde teruggeplaatst worden bij de RJJI, wat niet in zijn belang is. De PIJ-maatregel kan echter op dit moment niet (voorwaardelijk) worden beëindigd. De veroordeelde zou dan zonder begeleiding, zorg en passende woonplek op straat komen te staan. De PIJ-maatregel is niet voor niets opgelegd en de problematiek van de veroordeelde staat nog altijd op de voorgrond. Gelet hierop kan de reclassering binnen het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel niet met de veroordeelde aan de slag.
2.2.
Standpunt van de veroordeelde
De veroordeelde en zijn raadsman hebben primair de afwijzing van de vordering bepleit. Subsidiair wordt verzocht om de termijn van de verlenging te beperken tot drie maanden. Allereerst is de vordering tot verlenging onvoldoende onderbouwd. Het advies van de FPA refereert slechts aan de eerdere conclusies van de RJJI, terwijl de veroordeelde sinds 12 april 2022 bij de FPA verbleef. Het lijkt erop dat er bij de FPA geen behandeling en begeleiding van de veroordeelde van de grond is gekomen. Hij wil het liefst behandeling en perspectief; zicht op uitstroom naar een passende woonplek zoals begeleid wonen. Het is niet ondenkbaar dat de veroordeelde door de gang van zaken gefrustreerd raakt. Dat er geen passende plek voor de veroordeelde beschikbaar is, is niet aan hem te wijten. Er moet naarstig worden gezocht naar een geschikte plek; het heeft al zeven maanden geduurd voordat hij in de FPA terecht kon. Indien er op korte termijn geen geschikte plek kan worden gevonden in het kader van de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, zal de maatregel beëindigd moeten worden omdat die niet meer in het belang is van de ontwikkeling van de veroordeelde. Er zal dan een andere oplossing gevonden moeten worden, zoals begeleid wonen in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel. De veroordeelde is bereid om de nodige behandeling in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel voort te zetten. De raadsman merkt tot slot op dat een zorgmachtiging geen geschikt alternatief zal bieden, omdat het niet waarschijnlijk is dat de veroordeelde op dit moment nog een gevaar voor zichzelf of anderen vormt.

3..Adviezen

3.1.
Advies FPA
Het advies van 18 juli 2022 houdt onder meer het volgende in.
Actuele diagnose
Bij de veroordeelde is sprake van (mogelijk blijvende) kwetsbaarheden en er zijn voortdurende zorgen over zijn functioneren. De veroordeelde voelt zich snel onveilig en gevoelens van spanning en stress kunnen snel oplopen. Het blijft voor de veroordeelde (intern) hard werken om stabiliteit te behouden en hierin heeft hij deels zijn omgeving nodig. Er is sprake van stemmingsklachten met soms – in het verleden – suïcidaliteit, trauma-gerelateerde problematiek en inadequate coping-strategieën. Daarnaast is er sprake van wantrouwen in anderen versterkt door ingrijpende levensgebeurtenissen. Eerder zijn antisociale en borderline kenmerken genoemd, maar hier kan in de periode van de veroordeelde op de FPA niet voldoende over worden gezegd. Het gedrag zou ook kunnen passen bij hechtingsproblematiek en de psychotraumata in de voorgeschiedenis. Er lijkt sprake te zijn van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, op termijn zou een persoonlijkheidsonderzoek geïndiceerd zijn om meer onderbouwd uitspraken te kunnen doen over de persoonlijkheid van de veroordeelde.
Verloop behandeling
In de afgelopen periode is een aantal agressie incidenten gezien op de afdeling. Kort na terugtrekken herpakt de veroordeelde zichzelf. Ook heeft hij een incident gehad met betrekking tot drugsgebruik en is er een vermoeden van drugshandel. De veroordeelde laat zich wel goed aansturen en is te corrigeren in zijn gedrag. Hij heeft nodig dat de ander hem zaken op rustige toon uitlegt en op een rustige manier nieuwsgierig is naar zijn denkwijzen. De veroordeelde is aan het oefenen met het geven van meer openheid, maar durft dit nog niet naar alle medewerkers. De veroordeelde zet zich in tijdens zijn behandeling. In de groepstherapie gericht op emotieregulatie zet hij zich in en doet hij zijn huiswerk. Tijdens de gesprekken van het delictanalysetraject geeft hij openheid over zijn binnenwereld.
Gevaar voor herhaling
De veroordeelde is op 12 april 2022 op de FPA geplaatst. Uit de bij opname gedane risicotaxatie wordt het recidiverisico gescoord op hoog. De volgende aandachtspunten voor behandeling komen naar voren: impulsiviteit, zelfredzaamheid, copingvaardigheden en sociaal netwerk. Het risico op gewelddadige recidive is hoog voor de veroordeelde wanneer hij zonder begeleiding op zichzelf woont; het is afhankelijk van de omgeving en interventies die de veroordeelde worden geboden. Wanneer de veroordeelde in een prikkelarme omgeving verblijft met voldoende structuur en voldoende duidelijkheid en hulp, neemt het risico op gewelddadige recidive af.
Verder behandeltraject en –perspectief
De behandeling op de FPA verkeert in de beginfase. De FPA wil de diagnostiek uitbreiden met onder andere uitbreiding van de delictanalyse en een herbeoordeling van ASS. Het doel van de opname is om te komen tot resocialisatie, waarbij nu wordt gedacht aan uitstroom richting beschermd wonen in de regio met begeleiding van het ambulante team. Rekening houdend met het kwetsbare evenwicht van de veroordeelde is voortzetting van klinische behandeling in deze fase geïndiceerd. Er wordt verwacht dat er nog twaalf maanden nodig zijn om met de veroordeelde toe te werken naar een volgende stap in de verzelfstandiging.
Het advies luidt de termijn van de PIJ-maatregel te verlengen met twaalf maanden.
3.2.
Ter zitting gegeven adviezen
De deskundige, [naam02] , als klinische psycholoog verbonden aan de FPA, heeft het verlengingsadvies ter zitting toegelicht en aangegeven dat het advies van 18 juli 2022 achterhaald is. Zij heeft onder meer verklaard dat de veroordeelde vlak voor de zomer binnen de FPA is overgeplaatst van de opnameafdeling naar een vervolgafdeling voor individuele behandeling. Ondanks dat ook deze afdeling een heel gestructureerde omgeving biedt, is de overstap en het wennen niet goed genoeg gelukt. De overplaatsing is mogelijk te vroeg geweest. De spanningen liepen steeds verder op en de veroordeelde viel terug in het gedrag van de delictketen. Door gebrek aan plek op de opnameafdeling is hij geplaatst bij een separeerunit, waar hij de rust weer heeft gevonden. De veroordeelde zou vervolgens voor een time-out terug gaan naar de RJJI, maar inmiddels is duidelijk dat hij niet terug kan keren naar de FPA. Het valt te betreuren dat hij geen doorstart heeft kunnen maken op de opnameafdeling van de FPA. Dat hij niet terug kan naar de FPA heeft voornamelijk te maken met het gebrek aan capaciteit van het team op de afdeling. De FPA hoopt dat er een andere zorgaanbieder is die de veroordeelde kan bieden wat hij nodig heeft en niet kampt met personele problemen. De veroordeelde heeft veel structuur en intensieve begeleiding nodig. Binnen een heel gestructureerde setting zou in een laag tempo kunnen worden toegewerkt naar een beschermde woonplek. Een FPA of forensisch psychiatrische kliniek zou daarvoor een geschikte plek zijn.
De deskundige, [naam01] , als gedragswetenschapper verbonden aan de RJJI, heeft ter zitting onder meer het volgende verklaard. De veroordeelde zou voor een time-out terugkomen naar de RJJI. De veroordeelde heeft hard gewerkt om een terugkeer naar de FPA te realiseren, maar op 15 september 2022 heeft de RJJI te horen gekregen dat de veroordeelde niet terug kan naar de FPA. Het is hierbij van belang om te benadrukken dat dit niet zozeer ligt aan de problematiek veroordeelde zelf, maar dat de problematiek van de veroordeelde de draagkracht van het personeel overstijgt. Op grond van artikel 48 van de BJJ blijft de RJJI verantwoordelijk indien behandeling op een andere plek niet van de grond komt. Daarom is hij nu weer terug bij de RJII. Eerder is al geconcludeerd dat de RJJI niet de juiste plek is voor de veroordeelde om te resocialiseren. Het reguliere resocialisatietraject binnen de RJJI is niet passend bij de problematiek en de risicofactoren van de veroordeelde. Er moet een geschikte langdurige vervolgplek voor de veroordeelde gevonden worden. De terugplaatsingen naar de RJJI zijn niet in het belang van de ontwikkeling van de veroordeelde. Op dit moment zijn er landelijk te weinig plekken voor jongeren zoals de veroordeelde. Om een plek te vinden zal de RJJI bijna dagelijks contact moeten houden met de Divisie Individuele Zaken. Als er geen plek voorhanden blijkt zal er gezocht moeten worden naar een andere oplossing. Er kan worden gedacht aan een zorgmachtiging (waarbij de PIJ-maatregel beëindigd zou moeten worden), maar het is maar de vraag of de veroordeelde daarvoor in aanmerking komt.

4..Beoordeling

Een PIJ-maatregel kan op grond van artikel 6:6:31, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) juncto artikel 77s, eerste lid, sub b en c, van het Wetboek van Strafrecht slechts verlengd worden indien de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daarnaast dient de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van die maatregel te eisen en dient de maatregel in het belang te zijn van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde. Aan deze drie voorwaarden moet worden voldaan om tot een verlenging van de maatregel te kunnen komen.
De rechtbank stelt vast dat de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De rechtbank is verder van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist. Het risico op gewelddadige recidive is immers – bij de huidige stand van zaken – onverminderd hoog. De vraag die ook dient te worden beantwoord is of verlenging van de maatregel ook in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde.
Ter beantwoording van die vraag stelt de rechtbank vast dat uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de veroordeelde onverminderd behoefte heeft aan structuur en intensieve begeleiding en dat dit op dit moment niet kan worden geboden in het kader van reclasseringsbegeleiding en voorwaarden. Veroordeelde beschikt niet over voldoende vaardigheden en zelfstandigheid om op dit moment over te gaan tot een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. Tegelijkertijd is er geen plek voorhanden waar de veroordeelde een passend beveiligingsniveau krijgt geboden en kan werken aan resocialisatie. De veroordeelde is zeer recent teruggeplaatst bij de RJJI, van waaruit geen passend resocialisatietraject kan worden geboden. De veroordeelde krijgt hierdoor geen perspectief geboden en loopt het risico dat zijn behandeling stagneert. In het kader van zijn zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling is het van belang dat hij een plek krijgt waar hij kan werken aan de noodzakelijke resocialisatie. Een dergelijke plek dient naar het oordeel van de rechtbank op (zeer) korte termijn te worden gevonden; de problematiek van veroordeelde staat daaraan – zoals ter zitting is benadrukt – niet in de weg. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de verlenging van de maatregel niet voor de gevorderde duur van twaalf maanden toe te wijzen, maar voor de duur van zes maanden. Indien er na zes maanden nog steeds geen passende plek voor veroordeelde is gevonden, zal er – bijtijds – moeten worden gezocht naar een andere oplossing. Bij het uitblijven van (het perspectief op) een geschikte plek kan dit tot gevolg hebben dat de PIJ-maatregel niet langer kan worden verlengd, omdat de maatregel geen perspectief meer biedt voor de ontwikkeling van de veroordeelde, ondanks dat aan de andere voorwaarden is voldaan. Dit is dan een situatie dat in het huidige bestel – waarbij niet is ingezet op afdoende geschikte plekken voor personen als veroordeelde – is gecreëerd, met alle risico’s (voor de samenleving) van dien.
Gevolg gevend aan het bepaalde in artikel 6:6:31, tweede lid, Sv, geeft de rechtbank aan dat de maatregel, gelet op de ingangsdatum, de huidige expiratiedatum en de verlenging bij deze beslissing, behoudens verdere verlenging, op 15 maart 2023 voorwaardelijk zal eindigen en op 15 maart 2024 onvoorwaardelijk zal eindigen.

5..Beslissing

De rechtbank:
verlengtde termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
met zes maanden,
wijst afhet meer of anders gevorderde of verzochte.
Deze beschikking is gegeven door
mr. K.J. van den Herik, voorzitter, tevens kinderrechter
en mrs. A.M.J. Adriaansen en J.C.M. Persoon, rechters, tevens kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. W. Apeldoorn, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2022.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening en de veroordeelde binnen veertien dagen na betekening daarvan beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. (
art.6:6:37 Sv)