In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige veroordeelde, geboren in 1998, die momenteel verblijft in de Rijks Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt. De PIJ-maatregel werd oorspronkelijk opgelegd ter zake van meerdere ernstige misdrijven, waaronder diefstal, mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat er op dit moment geen geschikte plek is waar de veroordeelde kan werken aan zijn resocialisatie, wat het risico op stagnatie van zijn behandeling met zich meebrengt. De rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel van het openbaar ministerie in overweging genomen, waarbij de officier van justitie heeft gepleit voor een verlenging van twaalf maanden. De verdediging heeft echter verzocht om een kortere verlenging van drie maanden, met de argumentatie dat de vordering onvoldoende onderbouwd is en dat er geen passende zorgvoorzieningen beschikbaar zijn.
De rechtbank heeft de situatie van de veroordeelde en de adviezen van deskundigen in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat de veiligheid van anderen en de ontwikkeling van de veroordeelde in het geding zijn. De rechtbank heeft besloten de PIJ-maatregel te verlengen, maar niet voor de gevorderde duur van twaalf maanden. In plaats daarvan is de termijn verlengd met zes maanden, met de voorwaarde dat er binnen deze periode een passende plek voor de veroordeelde moet worden gevonden. Indien dit niet lukt, zal er een andere oplossing moeten worden gezocht, aangezien de PIJ-maatregel dan mogelijk niet langer kan worden verlengd. De rechtbank benadrukt het belang van een geschikte zorgplek voor de verdere ontwikkeling van de veroordeelde en de risico's die ontstaan door het gebrek aan voorzieningen.