ECLI:NL:RBROT:2022:9131

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
C/10/644460 / JE RK 22-2144
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige bij de oma vaderszijde, ondanks de slechte verstandhouding tussen de moeder en de oma

In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 oktober 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam kind01] voor de duur van twaalf maanden en de uithuisplaatsing bij de oma vaderszijde, [naam06], voor de duur van zes maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een verstoorde relatie tussen [naam kind01] en zijn moeder, wat leidt tot ernstige bedreigingen in zijn ontwikkeling. De moeder en de oma vaderszijde zijn niet in staat om in het belang van [naam kind01] met elkaar te communiceren, waardoor hij tussen hen in klem zit. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de huidige situatie niet veilig is voor [naam kind01] en dat hij bij zijn oma vaderszijde moet blijven wonen, ondanks de bezwaren van de moeder. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verleend, met de nadruk op het belang van de ontwikkeling van [naam kind01] en de noodzaak van hulpverlening voor zowel hem als zijn moeder. De kinderrechter heeft ook opdracht gegeven om alternatieven voor de toekomst te onderzoeken, zoals een terugplaatsing bij de moeder of een plaatsing in een neutraal pleeggezin.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens : C/10/644460 / JE RK 22-2144
datum uitspraak: 7 oktober 2022

beschikking ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2008 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam01] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 13 september 2022, ingekomen bij de griffie op 13 september 2022.
- de e-mail met bijlagen van mr. J.C. Heijmann, advocaat te Papendrecht van 5 oktober 2022.
Op 14 oktober 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind01] , die voorafgaand aan de zitting ook apart is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat voornoemd,
- twee vertegenwoordigers van de Raad, [naam02] en [naam03] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna de GI, [naam04] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan de [naam05] , werkzaam als jongerencoach.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind01] verblijft in het netwerk, te weten bij de oma vaderszijde, [naam06] .
Bij beschikking van 11 juli 2022 is [naam kind01] voorlopig onder toezicht gesteld tot 11 oktober 2022. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in het netwerk, te weten bij [naam06] , oma vaderszijde, met ingang van 11 juli 2022 tot 11 oktober 2022.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind01] verzocht voor de duur van twaalf maanden. De Raad heeft tevens de uithuisplaatsing van [naam kind01] in het netwerk, te weten bij oma vaderszijde, [naam06] , verzocht voor de duur van zes maanden.

De standpunten

De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en licht het als volgt toe. Er is al een lange tijd sprake van een verstoorde relatie tussen [naam kind01] en de moeder. [naam kind01] zit inmiddels in de pubertijd en verzet zich steeds meer tegen moeder en de regels thuis. [naam kind01] heeft op vrijwillige basis een periode in een crisisopvang verbleven, waarna hij bij de oma vaderszijde is geplaatst. Er is sprake van een verstoorde relatie tussen de moeder en oma vaderszijde, waarbij er ruzies en conflicten blijven plaatsvinden en er geen ruimte is voor herstel. [naam kind01] neemt een positie tussen hen beiden in, waardoor de relatie met de moeder hiermee onder komt druk staat. De oma vaderszijde is bereid de zorg voor [naam kind01] nog een tijd op zich te nemen, maar de moeder is het daar niet mee eens. De moeder heeft het idee dat [naam kind01] door de oma vaderzijde negatief wordt beïnvloed. [naam kind01] lijkt tussen de moeder en oma klem te zitten. [naam kind01] aanvaardt onvoldoende het gezag van de moeder en moeder is onvoldoende bij machte om dit te keren. De moeder heeft goede intenties, maar is op dit moment onvoldoende in staat de bedreiging in de ontwikkeling van [naam kind01] weg te nemen. Het voorstel van de moeder om [naam kind01] bij haar, bij oma moederszijde of in een neutraal pleeggezin te plaatsen vindt de Raad op dit moment geen goede optie. Er zal bezien moeten worden of een plaatsing bij oma moederzijde reëel is. Oma moederszijde is niet eerder gescreend. [naam kind01] wil zelf bij oma vaderzijde blijven wonen. Nog een wisseling van verblijfsplaats zal naar mening van de Raad de ontwikkeling van [naam kind01] niet ten goede komen. De Raad is gezien het wantrouwen van de moeder jegens oma vaderszijde en omgekeerd wel van mening dat wel gezocht dient te worden naar alternatieven en dat er in de komende periode duidelijkheid dient te komen over het perspectief van [naam kind01] .
De GI sluit zich aan bij het verzoek van de Raad. [naam kind01] is aangemeld bij Mentaal Beter. Hij staat hiervoor op de wachtlijst. Vanwege de verstoorde relatie tussen de moeder en [naam kind01] is het van belang dat beiden eerst individueel met de hulpverlening aan de slag gaan, alvorens er systematisch hulp kan worden ingezet met als uiteindelijke doel dat [naam kind01] wordt teruggeplaatst bij de moeder. De hulpverlening van MST CAN kan pas starten als [naam kind01] weer thuis woont. De onderlinge verstandhouding tussen de moeder en oma vaderszijde is schadelijk voor [naam kind01] . Dit maakt dat de huidige plaatsing niet ideaal is. De plaatsing van [naam kind01] bij oma moederzijde is op dit moment ook niet wenselijk, gezien de zorgen die er zijn over haar wietgebruik. Het is daarnaast niet haalbaar om binnen een periode van zes maanden een plek binnen een neutraal pleeggezin te vinden. De GI is wel bereid alle alternatieven te onderzoeken. Voor nu acht de GI het van belang dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de oma vaderszijde voor de verzochte duur van zes maanden wordt verleend, zodat [naam kind01] en de moeder passende hulpverlening kunnen krijgen.
Volgens de jongerencoach staat [naam kind01] op dit moment niet open voor contact. [naam kind01] heeft nog veel stappen te zetten voordat een terugplaatsing bij de moeder mogelijk is [naam kind01] is enerzijds een jongen met een belast verleden en anderzijds een jongere die de grenzen opzoekt, zowel thuis als op school, en manipulatief is. [naam kind01] is niet gemotiveerd om mee te werken aan de hulpverlening. De jongerencoach vindt ook dat de strijd tussen de moeder en oma vaderszijde een terugkeer naar huis op dit moment lastig maakt.
Door en namens de moeder wordt geen verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling. De moeder is het echter niet eens met de uithuisplaatsing van [naam kind01] bij oma vaderszijde. De moeder ziet liever dat [naam kind01] bij haar wordt teruggeplaatst of bij oma moederszijde. Eerder had de moeder haar twijfels bij een plaatsing bij oma moederszijde, maar zij beschouwt een plaatsing bij oma moederszijde minder schadelijk dan de plek bij oma vaderszijde. Indien een thuisplaatsing of een plaatsing bij oma moederszijde niet mogelijk is, dan ziet de moeder graag dat [naam kind01] in een neutraal pleeggezin wordt geplaatst. Volgens de moeder heeft oma vaderszijde geen goede invloed op [naam kind01] . Oma vaderszijde biedt [naam kind01] onvoldoende regels en zij kan geen weerstand bieden aan de zelfbepalendheid van [naam kind01] . Daarnaast is de moeder van mening dat hoe langer [naam kind01] bij de oma vaderszijde blijft wonen, hoe moeilijker het wordt om [naam kind01] bij haar terug te plaatsen. De moeder wil graag meewerken aan MST-CAN. Zij erkent dat [naam kind01] het slachtoffer is van de strijd tussen haar en oma vaderszijde. De moeder ziet dat [naam kind01] het daar moeilijk mee heeft. De moeder loopt bij een psycholoog en is bezig met traumabehandeling. De moeder verzoekt om de machtiging tot uithuisplaatsing voor maximaal drie maanden te verlenen, om te voorkomen dat het loyaliteitsconflict bij [naam kind01] nog verder toeneemt. In deze periode kan de hulpverlening van MST CAN in de thuissituatie worden ingezet en kan [naam kind01] worden voorbereid op een terugkeer naar huis.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [naam kind01] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [naam kind01] is opgegroeid in een onrustige en instabiele opvoedsituatie wat van invloed is geweest op zijn gevoel van veiligheid en hechtingsrelatie met zijn ouders. Er is sprake van een verstoorde moeder-kindrelatie. Er zijn verschillende vormen van hulpverlening ingezet voor moeder en [naam kind01] . In de afgelopen jaren hebben er met regelmaat escalaties tussen de moeder en [naam kind01] plaatsgevonden, waarbij hulpverlening en of politie bij betrokken is geraakt. De fysieke escalaties tussen [naam kind01] en de moeder spelen al een aantal jaren en hulpverlening binnen het vrijwillige kader heeft niet voldoende gewerkt. Ook nu [naam kind01] bij oma vaderszijde verblijft nemen de escalaties niet af. De verstoorde relatie tussen de moeder en [naam kind01] is hetzelfde gebleven en er zijn nog geen stappen gezet richting herstel. Er is ook sprake van een verstoorde relatie tussen de moeder en oma vaderszijde, waarbij er over en weer ruzies zijn. De moeder en oma vaderszijde zijn niet in staat om in het belang van [naam kind01] met elkaar te communiceren, waardoor [naam kind01] tussen hen klem zit. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is, zodat de noodzakelijke hulpverlening kan worden ingezet en de ontwikkeling van [naam kind01] kan worden gewaarborgd.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom [naam kind01] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [naam kind01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW.
De kinderrechter is van oordeel dat de relatie tussen de moeder en [naam kind01] en tussen moeder en oma vaderszijde maakt dat [naam kind01] op dit moment niet terug naar huis kan. De kinderrechter heeft grote zorgen over de hele situatie. De strijd tussen de moeder en oma vaderszijde houdt aan. [naam kind01] maakt gebruik van de ruzies tussen de moeder en oma vaderszijde en kiest de positie die hem op dat moment het beste uitkomt. Daarbij komt dat het niet goed gaat met [naam kind01] op school. Hij zoekt de grenzen op door bijvoorbeeld softdrugs te gebruiken op school. De kinderrechter is van oordeel dat in de huidige situatie nog veel moet veranderen. Het is van belang dat de oma vaderszijde en de moeder hun gedrag aanpassen in het belang van [naam kind01] .
De kinderrechter is van oordeel dat [naam kind01] op dit moment bij oma vaderszijde dient te verblijven. Echter heeft de Raad terecht opgemerkt dat er nagedacht moet worden over het toekomstperspectief van [naam kind01] . Hoewel op dit moment een verblijf bij oma vaderszijde de beste optie is, is het van belang ook de andere alternatieven die ter zitting zijn besproken te onderzoeken. Oma en moeder moeten een manier vinden om goed met elkaar om te gaan. De kinderrechter geeft de GI de opdracht een (terug)plaatsing bij de moeder of oma moederszijde dan wel een plaatsing in een neutraal pleeggezin te onderzoeken. Het doel van een uithuisplaatsing is immers primair gericht op een terugkeer naar huis. Indien dat niet mogelijk is, heeft een netwerkplaatsing voorkeur boven een plaatsing binnen een neutraal pleeggezin.
De kinderrechter gaat niet mee in het voorstel van de moeder om de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden te verlenen, zodat MST CAN in de thuissituatie kan worden ingezet. Er is in de afgelopen jaren ondanks de inzet van verschillende vormen van hulpverlening geen verandering gekomen in de escalatie die thuis plaatsvinden. De kinderrechter is van oordeel dat dit met de inzet van MST CAN ook niet meteen anders zal zijn, nu er meer momenten zullen zijn dat er geen hulpverlening in het gezin aanwezig zal zijn. Juist voor die momenten heeft de GI aangegeven dat het van belang is dat er individuele hulpverlening voor [naam kind01] en moeder wordt ingezet.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind01] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 7 oktober 2022 tot 7 oktober 2023;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in het netwerk, te weten bij [naam06] (oma vaderszijde), met ingang van 7 oktober 2022 tot 7 april 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2022 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 oktober 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.