Op 11 oktober 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde die eerder was veroordeeld voor gewoontewitwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen ter hoogte van € 80.028,-, voortkomend uit contante stortingen op een Marokkaanse bankrekening. Deze uitspraak volgt op een ontnemingsvordering die door de officier van justitie was ingediend op 19 oktober 2021, binnen de termijn van twee jaar na een eerdere veroordeling van de veroordeelde voor gewoontewitwassen. De rechtbank heeft de gewijzigde berekening van de officier van justitie, die was gebaseerd op een arrest van het Gerechtshof Den Haag, als uitgangspunt genomen voor de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er een strafrechtelijk financieel onderzoek (SFO) was ingesteld tegen de veroordeelde, maar dat dit onderzoek nog niet was gesloten ten tijde van de zitting. De raadsman heeft hiertegen geen verweer gevoerd. De rechtbank heeft besloten dat het gehele bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel door de veroordeelde aan de staat moet worden betaald. Daarnaast is de duur van de gijzeling vastgesteld op 1080 dagen, conform artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.