ECLI:NL:RBROT:2022:9181

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
10/996595-16 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met gewoontewitwassen

Op 11 oktober 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde die eerder was veroordeeld voor gewoontewitwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen ter hoogte van € 80.028,-, voortkomend uit contante stortingen op een Marokkaanse bankrekening. Deze uitspraak volgt op een ontnemingsvordering die door de officier van justitie was ingediend op 19 oktober 2021, binnen de termijn van twee jaar na een eerdere veroordeling van de veroordeelde voor gewoontewitwassen. De rechtbank heeft de gewijzigde berekening van de officier van justitie, die was gebaseerd op een arrest van het Gerechtshof Den Haag, als uitgangspunt genomen voor de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er een strafrechtelijk financieel onderzoek (SFO) was ingesteld tegen de veroordeelde, maar dat dit onderzoek nog niet was gesloten ten tijde van de zitting. De raadsman heeft hiertegen geen verweer gevoerd. De rechtbank heeft besloten dat het gehele bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel door de veroordeelde aan de staat moet worden betaald. Daarnaast is de duur van de gijzeling vastgesteld op 1080 dagen, conform artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/996595-16 (ontneming)
Datum uitspraak: 11 oktober 2022
Tegenspraak (gemachtigd raadsman)
Vonnis van de Rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. S.C. van Paridon, advocaat te Rotterdam.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 augustus 2022.

VOORAFGAANDE VEROORDELING

De veroordeelde is op 7 december 2021 door het Gerechtshof Den Haag veroordeeld
voor onder andere gewoontewitwassen in de periode van 1 februari 2012 tot en met 31 oktober 2018. Van dat arrest is een kopie, aangeduid als A, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
In deze procedure wordt als vaststaand aangenomen dat het strafbare feit door de veroordeelde is begaan op de wijze als bewezenverklaard is in voornoemd arrest.

VORDERING

De officier van justitie heeft op 19 oktober 2021 de ontnemingsvordering voor een bedrag van
€ 221.663,- aanhangig gemaakt. Dit is binnen een termijn van twee jaar na het strafvonnis van deze rechtbank van 4 november 2019, waarin de veroordeelde veroordeeld is voor het bovengenoemde gewoontewitwassen.
De officier van justitie heeft na het wijzen van voornoemd arrest een gewijzigde berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel [1] opgesteld en heeft deze toegevoegd aan het ontnemingsdossier. [2]
De vordering van de officier van justitie, mr. C.J.A. van der Maas strekt er thans toe dat het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36, derde lid van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) wordt geschat op een bedrag van € 80.028,- en dat aan de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de staat van voornoemd geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel.
De officier van justitie heeft dit bedrag bepaald op basis van voornoemd arrest en een eenvoudige kasopstelling.

STRAFRECHTELIJK FINANCIEEL ONDERZOEK

Tegen de veroordeelde is met machtiging van de rechter-commissaris d.d. 17 oktober 2019 een strafrechtelijk financieel onderzoek (hierna: SFO) ingesteld ter zake van witwassen. Dit is een strafbaar feit waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd.
De rechtbank constateert dat ten tijde van de terechtzitting het SFO nog niet gesloten was. [3] De raadsman heeft hiertegen geen verweer gevoerd. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank ambtshalve geen aanleiding om een oordeel te geven over het niet-sluiten van het SFO.

VASTSTELLING VAN HET WEDERRECHTELIJK VERKREGEN VOORDEEL

De rechtbank komt op grond van het ontnemingsdossier [4] en de gewijzigde berekening van de officier van justitie tot het oordeel dat de veroordeelde uit de baten van het bewezenverklaarde gewoontewitwassen wederrechtelijk voordeel heeft verkregen ter hoogte van een geldbedrag van € 80.028,- Dit voordeel dient te worden ontnomen.
De gewijzigde berekening van de officier van justitie is als bijlage B bij het vonnis gehecht.

VASTSTELLING VAN HET TE BETALEN BEDRAG

Bepaald zal worden dat het gehele bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel door de veroordeelde aan de staat moet worden betaald.
Bij deze beslissing zijn in aanmerking genomen de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde.
De rechtbank zal bij het opleggen van de maatregel de duur van de gijzeling bepalen die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

Deze beslissing is gegrond op artikel 36e Sr.

BESLISSING

De rechtbank:
stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op
€ 80.028,- (zegge: tachtigduizend en achtentwintig euro);
legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van
€ 80.028,- (zegge: tachtigduizend en achtentwintig euro);
bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 oktober 2022.

Voetnoten

1.Aanvulling op de berekening wederrechtelijk verkregen voordeel naar aanleiding van het arrest van het Gerechtshof te Den Haag in de strafzaak van [verdachte01] d.d. 7 december 2021 (22-005263-19).
2.Het proces-verbaal SFO Pijlstaartrog met dossiernummer [nummer], pagina 1 t/m 190 (hierna: het proces-verbaal).
3.De rechtbank heeft na de sluiting van het onderzoek ter zitting op 30 augustus 2022 de sluiting van het SFO, gedateerd 8 september 2022, ontvangen.
4.Het proces-verbaal, p. 5-6, 11-12, 14, 15-17, 94-95 en 135-136.