ECLI:NL:RBROT:2022:9190

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
9851687 CV EXPL 22-13306
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot (her)verdeling koopsom woning en regresvordering wegens eigenaarslasten tussen ex-partners

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 28 oktober 2022, gaat het om een geschil tussen ex-partners over de (her)verdeling van de koopsom van een woning en regresvorderingen wegens eigenaarslasten. De eiser, vertegenwoordigd door mr. H.J. Ruysendaal, vordert een betaling van € 21.460,73 van de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. S. Kandemir. De partijen hebben samen een woning gekocht en zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de hypothecaire lening en de bijbehorende lasten. Na de verkoop van de woning in december 2021, waarbij een overwaarde van € 18.566,85 resteerde, zijn er geschillen ontstaan over de verdeling van deze overwaarde en de betaling van de lasten door de gedaagde.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiser recht heeft op teruggave van een bedrag van € 6.529,01 dat hij uit eigen vermogen heeft betaald bij de aankoop van de woning. Daarnaast heeft de rechter geoordeeld dat de gedaagde ook verantwoordelijk is voor de helft van de hypotheeklasten en VvE-bijdragen, die de eiser volledig heeft betaald. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het bedrag dat zij te veel heeft ontvangen uit de overwaarde van de woning. De beslissing over de energiekosten en de persoonlijke lening is aangehouden, omdat partijen zich hierover nog moeten uitlaten. De zaak wordt voortgezet op 24 november 2022, waar de eiser zich moet uitlaten over een eventueel belastingvoordeel.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9851687 CV EXPL 22-13306
datum uitspraak: 28 oktober 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. H.J. Ruysendaal,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S. Kandemir.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 21 april 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 20 september 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en hun gemachtigden besproken. Mr. Ruysendaal is daarbij waargenomen door mr. H.L. Bakker.

2..De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Zij hebben samen de woning aan de [adres01] in [plaats01] gekocht. In verband met deze aankoop hebben zij samen een hypothecaire geldlening afgesloten. De woning is op 10 augustus 2020 geleverd.
2.2.
Partijen hebben voor de aankoop van de woning in totaal € 203.143,01 betaald. Dit bedrag is grotendeels betaald uit de hypothecaire financiering van € 196.614,-. Het restantbedrag van € 6.529,01 heeft [eiser01] uit zijn vermogen betaald.
2.3.
Enige tijd nadat de affectieve relatie was verbroken, hebben partijen de woning verkocht. De woning is op 30 december 2021 geleverd. Na aflossing van het restant van de hypothecaire lening en betaling van kosten bleef een bedrag van € 18.566,85 over. De notaris heeft aan elk van partijen de helft van dit bedrag overgemaakt.
2.4.
[eiser01] heeft tijdens de periode dat partijen gezamenlijk eigenaar waren van de woning de bijbehorende vaste lasten voor zijn rekening genomen. [eiser01] heeft in ieder geval betaald:
De bruto hypotheeklasten van in totaal € 11.198,89;
De maandelijkse VvE-bijdrage van in totaal € 2.029,40;
De nota’s betreffende het energieverbruik van in totaal € 2.152,-.
2.5.
[eiser01] en [gedaagde01] zijn een persoonlijke lening aangegaan van oorspronkelijk
€ 17.000,-. De hoogte van de lening bedroeg op het moment van het uitbrengen van de dagvaarding € 21.020,16. Deze lening is gebruikt voor het aankopen van meubels voor in de woning.
2.6.
De woning is inclusief de daarin aanwezige meubels verkocht. Deze verkoop is geregeld door [eiser01] . Voor de meubels heeft hij geen aparte koopprijs afgesproken met de koper.

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan hem te betalen € 21.460,73;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser01] baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] is verplicht om aan hem de helft van de bruto hypotheeklasten, de VvE-bijdrage, het energieverbruik en de persoonlijke lening te betalen. Ook moet [gedaagde01] hem de helft van het restant aankoopbedrag dat [eiser01] uit zijn vermogen heeft voldaan betalen. [gedaagde01] is deze bedragen aan hem verschuldigd op grond van ongerechtvaardigde verrijking. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft mr. Bakker aangegeven dat de grondslag voor de vordering de afwikkeling van de verdeling van de gemeenschap zou moeten zijn.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Het is in de cultuur en het geloof van partijen gebruikelijk dat de man alle kosten voor zijn rekening neemt. Er is geen sprake van ongerechtvaardigde verrijking. [eiser01] heeft namelijk – buiten de officiële wegen om – meer ontvangen voor de woning en/of de inboedel dan op de afrekening van de notaris vermeld staat. De woning was ook veel meer waard dan het bedrag waarvoor deze verkocht is.

4..De beoordeling

4.1.
[eiser01] vordert verschillende bedragen van [gedaagde01] . Hierna zal per bedrag nagegaan worden of er een juridische grondslag is op grond waarvan [gedaagde01] het bedrag aan [eiser01] moet betalen. De kantonrechter moet daarbij niet alleen kijken naar de grondslagen die [eiser01] heeft aangevoerd, maar ook zelf kijken of er misschien een andere rechtsgrond is (artikel 25 Rv).
Het door [eiser01] betaalde restant aankoopbedrag
4.2.
De woning was gezamenlijk eigendom van partijen en dus een eenvoudige gemeenschap. De wet geeft in de artikelen 3:166 e.v. BW regels voor deze gemeenschap en de verdeling daarvan. De woning is al verkocht, maar daarmee is de verdeling nog niet afgerond. Partijen hebben namelijk geen afspraak gemaakt over de verdeling van de overwaarde. Partijen hebben daarvan ieder de helft ontvangen, maar [eiser01] heeft aangegeven dat de notaris dit heeft besloten en dat hij het daar niet mee eens was. [gedaagde01] heeft dit niet tegengesproken, zodat dit vast komt te staan. Omdat partijen het niet eens zijn over de verdeling van de overwaarde moet hierover een beslissing gegeven worden.
4.3.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 21 april 2006 (ECLI:NL:PHR:2006:AU8938) volgt dat partijen in beginsel een gelijk aandeel in de gemeenschap hebben. Als een van de partijen, zoals in dit geval, een hoger bedrag heeft betaald voor de aankoop van het gemeenschappelijke goed, heeft diegene bij verdeling van de gemeenschap recht op vergoeding van dit hogere bedrag. Die vergoeding komt uit de gemeenschap. Het bedrag dat dan overblijft, wordt over partijen verdeeld naar rato van hun aandeel.
4.4.
Toegepast op de gemeenschap van partijen betekent dit het volgende. Vast staat dat [eiser01] € 6.529,01 uit zijn privévermogen heeft betaald bij de aankoop van de woning. De rest is betaald met een hypothecaire lening die partijen samen zijn aangegaan, met een hoofdelijke aansprakelijkheid. [eiser01] heeft recht op teruggave van het bedrag van € 6.529,01 uit de overwaarde die bij verkoop is gerealiseerd. Van het bedrag van € 18.566,85 moet dit eerst worden afgetrokken en partijen hebben vervolgens ieder recht op de helft van de resterende overwaarde van € 12.037,84.
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat de overwaarde als volgt moet worden verdeeld:
  • aan [eiser01] komt toe € 6.529,01 + (50% van € 12.037,84=) € 6.018,92 = € 12.547,93
  • aan [gedaagde01] komt toe (50% van € 12.037,84=) € 6.018,92.
Partijen hebben ieder € 9.283,42 ontvangen. [gedaagde01] heeft dus € 3.264,50 te veel ontvangen; [eiser01] ontving dit bedrag te weinig. [gedaagde01] zal dit bedrag aan [eiser01] moeten betalen.
De hypotheeklasten en de VVE-bijdragen
4.6.
Partijen zijn gezamenlijk de hypotheekschuld aangegaan en waren daarvoor hoofdelijk aansprakelijk. Omdat partijen gezamenlijk eigenaar van de woning waren, waren zij ook hoofdelijk aansprakelijk voor de VVE-bijdragen (artikel 6:6 BW). Omdat partijen ieder voor de helft eigenaar waren, moeten zij in beginsel ieder 50% van deze kosten betalen. [gedaagde01] heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangedragen op grond waarvan geoordeeld moet worden dat dit in deze zaak anders is. Partijen hebben hierover geen afspraken gemaakt en [eiser01] heeft tegengesproken dat uit de cultuur en het geloof van partijen voortvloeit dat de man 100% van deze lasten betaalt. [gedaagde01] had dus 50% van de lasten voor haar rekening moeten nemen. Vast staat dat [eiser01] 100% heeft betaald. Hij kan dan de 50% die [gedaagde01] had moeten betalen van haar vorderen (artikel 6:10 BW, regres). 50% van de VvE-bijdrage is € 1.014,70. Dit bedrag is gelet op het voorgaande toewijsbaar.
4.7.
De hoogte van de (bruto) hypotheeklasten is door [gedaagde01] niet betwist. Op de mondelinge behandeling is met partijen besproken dat als [eiser01] belastingvoordeel heeft genoten, omdat hij de betaalde hypotheekrente als aftrekpost kon opvoeren bij zijn belastingaangifte hiermee rekening gehouden moet worden. Desgevraagd kon [eiser01] niet aangeven of hij belastingvoordeel heeft genoten en zo ja, hoeveel. Omdat dit onderwerp op de mondelinge behandeling voor het eerst ter sprake is gekomen en [eiser01] zich daarop niet heeft kunnen voorbereiden (en [gedaagde01] evenmin), zal de kantonrechter partijen in de gelegenheid stellen om hier alsnog een standpunt over in te nemen. [eiser01] mag als eerste een akte nemen waarin hij moet vermelden of hij een belastingvoordeel heeft genoten en zo ja, hoe hoog dit voordeel is geweest. Als hij geen belastingvoordeel heeft genoten moet hij uitleggen hoe dat kan. Hij moet stukken overleggen ter onderbouwing van zijn stellingen. [gedaagde01] mag hier vervolgens op reageren. Nadat partijen deze aktes hebben genomen, zal de kantonrechter een eindvonnis wijzen.
Kosten energieverbruik
4.8.
Uit niets blijkt dat partijen hoofdelijk aansprakelijk waren voor de energiekosten. [eiser01] heeft niet aangegeven op wiens naam het contract met de energieleverancier stond. Omdat hij de rekeningen heeft betaald, is er geen aanleiding te denken dat dit contract ook op naam van [gedaagde01] stond. [eiser01] heeft daarom geen regresvordering op grond van artikel 6:10 BW.
4.9.
Er is ook geen sprake van ongerechtvaardigde verrijking van [gedaagde01] doordat [eiser01] alle energielasten heeft betaald. Zelfs als wordt aangenomen dat [eiser01] is verarmd en [gedaagde01] is verrijkt omdat [eiser01] meer kosten voor zijn rekening heeft genomen dan [gedaagde01] , vindt deze ‘scheve’ verdeling van kosten zijn rechtvaardiging in de affectieve relatie die partijen hadden. Het is gebruikelijk dat een van de partijen meer kosten van de huishouding voor zijn rekening neemt dan de ander, zeker als een van beiden een betaalde baan heeft en de ander niet, zoals hier het geval was. Als [eiser01] de helft van de betaalde kosten later alsnog van [gedaagde01] wilde terugkrijgen, had hij daarover duidelijke afspraken met haar moeten maken.
De persoonlijke lening
4.10.
Partijen zijn ieder hoofdelijk aansprakelijk voor de persoonlijke lening. Hierop hebben echter (nog) geen aflossingen plaatsgevonden. Alleen al daarom is ten aanzien van de lening geen sprake van ongerechtvaardigde verrijking. Om diezelfde reden kan er ook geen sprake van zijn dat [eiser01] de helft van de lening van [gedaagde01] terugvordert op grond van artikel 6:10 BW; hij heeft immers nog geen uitgave gedaan die hij zou kunnen terugvragen.
Overig
4.11.
Omdat partijen zich nog bij akte moeten uitlaten over het eventueel door [eiser01] genoten belastingvoordeel, worden alle andere beslissingen aangehouden.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
bepaalt dat [eiser01] zich op de zitting van
donderdag 24 november 2022 om 14.30 uurbij akte moet uitlaten zoals in rechtsoverweging 4.7 is overwogen;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
51909