ECLI:NL:RBROT:2022:9370

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
C/10/645100 / JE RK 22-2225
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffen spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een baby na bereidheid van de moeder om naar vrouwenopvang te gaan

In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 oktober 2022 uitspraak gedaan over de opheffing van een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een baby, hierna te noemen [naam kind01]. De moeder van [naam kind01] had zich niet gehouden aan veiligheidsafspraken, maar gaf aan bereid te zijn naar een vrouwenopvang te gaan. De Raad voor de Kinderbescherming had eerder een machtiging tot uithuisplaatsing aangevraagd vanwege zorgen over de veiligheid van het kind, gezien de gewelddadige situatie waarin de moeder zich bevond. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder nu openstaat voor hulp en dat de interactie tussen haar en [naam kind01] goed is. De kinderrechter oordeelde dat de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing per 7 oktober 2022 kon worden opgeheven, mits de moeder naar een vrouwenopvang gaat. De kinderrechter benadrukte het belang van de hechting tussen moeder en kind en de noodzaak voor de moeder om samen te werken met de hulpverlening. De beslissing tot voorlopige ondertoezichtstelling van [naam kind01] werd gehandhaafd, en het verzoek van de Raad voor de machtiging tot uithuisplaatsing voor het overige werd afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en schriftelijk vastgesteld op 24 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/645100 / JE RK 22-2225
Datum uitspraak: 5 oktober 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2022 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. D. Vurdelja, te Den Haag.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de spoedbeschikking van deze rechtbank van 23 september 2022 en de daarin genoemde stukken;
- het verweerschrift van mr. Vurdelja van 3 oktober 2022, ingekomen bij de griffie op 4 oktober 2022;
- de brief van het CJG Rijnmond van 1 oktober 2021
(de kinderrechter begrijpt dat dit moet worden gelezen als 1 oktober 2022)en de brief van de mentor van de moeder, [naam02] van 29 september 2022, ter zitting overgelegd door mr. Vurdelja.
Op 5 oktober 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam03] ;
- twee vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming
Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI), [naam04] en [naam05] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind01] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 23 september 2022 is [naam kind01] met spoed voorlopig onder toezicht gesteld tot 23 december 2022. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een voorziening voor pleegzorg verleend voor de duur van vier weken. De beslissing voor het overig verzochte is aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De Raad heeft een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een voorziening voor pleegzorg verzocht voor de duur van drie maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De Raad heeft een spoedverzoek ingediend na een spoedmelding over een zeer kwetsbaar kindje van toen vier maanden oud. De moeder was bekend met een vrij lange lijst van geweldsincidenten die hebben plaatsgevonden in het bijzijn van de baby. De moeder heeft haar zoon daar onvoldoende tegen beschermd. De ex-partner van de moeder heeft haar mishandeld. Hij heeft een uitgebreid strafblad en zit op dit moment vast. Rond de spoedmelding heeft de moeder tegenstrijdige verhalen verteld. Mogelijk heeft zij dat gedaan omdat zij vreesde voor een uithuisplaatsing van haar zoon. Ook heeft de moeder nog niet aan de Raad willen vertellen wie de biologische vader van [naam kind01] is. Daarnaast bleek het niet mogelijk om met de moeder veiligheidsafspraken te maken. De afspraak was dat zij geen contact zou hebben met haar ex en dat zij met het Crisis Interventieteam (CIT) zou bellen op het moment dat hij voor haar deur zou staan. Dit heeft zij niet gedaan, waardoor zij uiteindelijk op een heftige manier is mishandeld. Dit heeft mogelijk te maken met haar diagnose van een periodieke explosieve stoornis, cannabisgebruik en een IQ van 80. Het is positief dat de moeder trouw naar het CJG gaat en dat zij hulp zoekt voor haar zoon. In het pleeggezin wordt bovendien gezien dat de interactie tussen de moeder en [naam kind01] goed is. De moeder zegt nu open te staan voor elke vorm van hulp. De Raad is van mening dat de huidige ontwikkelingen nog heel pril zijn. Een voorlopige ondertoezichtstelling is daarom noodzakelijk. De komende drie maanden moet de Raad goed onderzoek doen naar de situatie, zodat [naam kind01] zo snel mogelijk terug naar de moeder kan. In de tussentijd moet de GI ervoor zorgen dat de moeder op bezoek kan bij haar zoon, zodat dit contact goed blijft verlopen. [naam kind01] doet het goed in het pleeggezin.

De standpunten

Het standpunt van de GI:
De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. Het CIT is van mening dat de voorlopige ondertoezichtstelling en de (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing moeten worden gehandhaafd.
De GI heeft nog geen verzoek ingediend om een aware noodknop voor de moeder te organiseren, omdat werd betwijfeld of de moeder zich aan de veiligheidsafspraken kan houden die daarvoor nodig zijn. Eerder heeft de moeder zich namelijk niet aan de afspraken gehouden. Het is positief dat de moeder nu inziet hoe bedreigend de situatie is geweest. De ex-partner van de moeder valt de moeder ook lastig vanuit de gevangenis. Het is niet bekend wanneer de ex-partner weer vrij komt. Het is zorgelijk dat hij het adres weet van de moeder. Verder zijn er zorgen over de vrienden van de ex-partner van de moeder. De GI wil daarom heel graag dat de moeder met [naam kind01] naar een vrouwenopvang gaat. Veilig Thuis kan een plek bij een vrouwenopvang voor de moeder en haar zoon regelen. Dat kan redelijk snel geregeld zijn, maar de GI durft er geen termijn aan te verbinden. Iedereen is het erover eens dat [naam kind01] zo snel mogelijk terug moet naar zijn moeder, ook gelet op de hechtingsrelatie. Zodra de moeder bij een vrouwenopvang verblijft en zich daar aan de regels houdt, kan een terugplaatsing van [naam kind01] bij de moeder in gang worden gezet.
Het standpunt van de moeder:
De moeder heeft verweer gevoerd tegen het (spoed)verzoek van de Raad. Sinds vorige maand is de relatie tussen de moeder en haar ex-partner definitief voorbij. Toch bleef de ex-partner de moeder lastig vallen, onder meer via WhatsApp. De moeder heeft er toen mee ingestemd om één keer met haar ex-partner te gaan praten. Zij had niet verwacht dat de ex-partner naar haar huis zou komen en haar zou bedreigen. De ex-partner van de moeder zit momenteel vast vanwege wapenbezit.
De moeder verblijft op dit moment bij een vriendin. De moeder kan niet in haar eigen woning verblijven, omdat de Raad en de GI hebben gezegd dat het daar niet veilig is. Vrienden van de ex-partner van de moeder zijn bij de moeder aan de deur geweest omdat zij op zoek waren naar de ex-partner van de moeder. De jeugdbescherming stelde dat zij de veiligheid van de moeder niet konden garanderen. De moeder beseft nu dat zij niet altijd even handig heeft gehandeld. De moeder heeft een nare situatie meegemaakt op Aruba en is in haar jonge leven van hot naar her verhuisd. Onlangs heeft de moeder een woning toegewezen gekregen in Nederland. Het is begrijpelijk dat de moeder haar woning niet zomaar wilde verlaten. Bovendien was het voor de moeder niet duidelijk dat zij moest kiezen tussen meegaan met de jeugdbescherming of een uithuisplaatsing van [naam kind01] .
Het CJG geeft aan dat er sprake is van een goede hechtingsrelatie tussen moeder en kind. De moeder reageert ook goed op haar [naam kind01] . Ook de mentor van de moeder is van mening dat de moeder moet worden herenigd met haar zoon. De moeder zal op alle mogelijke manieren meewerken. Indien dat nodig is, kan de moeder zelf contact opnemen met de hulpverlening (in het vrijwillig kader). Een ondertoezichtstelling is daarom niet nodig. Ook een machtiging tot uithuisplaatsing is niet nodig nu de moeder naar een vrouwenopvang wil gaan.

De beoordeling

Al enige tijd zijn er ernstige zorgen over de veiligheid van [naam kind01] en de impact daarvan op zijn ontwikkeling. De moeder is tijdens haar zwangerschap en daarna meerdere keren mishandeld. [naam kind01] was ook aanwezig bij in ieder geval de laatste mishandeling. Omdat de veiligheid van de moeder en [naam kind01] in de woning niet langer kon worden gegarandeerd en de moeder niet naar een vrouwenopvang wilde gaan, is een spoedverzoek ingediend. Bij spoedbeschikking van 23 september 2022 heeft de kinderrechter [naam kind01] voorlopig onder toezicht gesteld en een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing verleend.
De kinderrechter overweegt dat een voorlopige ondertoezichtstelling nog noodzakelijk is om een acute en ernstige bedreiging voor de minderjarige weg te nemen. Het is heel zorgelijk dat [naam kind01] is geconfronteerd met geweld in de thuissituatie. Dat is namelijk heel schadelijk voor zijn ontwikkeling. In het verleden is geprobeerd om veiligheidsafspraken te maken met de moeder, maar de moeder heeft zich niet aan die afspraken gehouden. In het kader van een (voorlopige) ondertoezichtstelling is de moeder verplicht om mee te werken aan de afspraken met de GI die nodig zijn om de ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [naam kind01] weg te nemen.
Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing overweegt de kinderrechter als volgt. Op 23 september 2022 was de situatie zo zorgelijk dat het noodzakelijk was om [naam kind01] met spoed uit huis te plaatsen. De moeder stelt dat niet goed aan haar is uitgelegd welke consequenties zouden zitten aan de keuze om in de eigen woning te blijven. De kinderrechter kan niet vaststellen of Veilig Thuis of het CIT voldoende duidelijk is geweest. Wel is duidelijk dat de moeder de situatie heeft onderschat en op dat moment een keuze heeft gemaakt die niet in het belang van [naam kind01] was. Zij wilde haar woning niet kwijt raken en wilde dus niet naar een vrouwenopvang. De moeder lijkt nu wel in te zien dat zij voor [naam kind01] moet kiezen en zij is bereid om naar een vrouwenopvang te gaan.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat een uithuisplaatsing van [naam kind01]
nietlanger noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). Het grootste gevaar voor de moeder en [naam kind01] lijkt te zijn geweken, nu de ex-partner van de moeder vast zit en naar verwachting langere tijd in hechtenis zal worden gehouden. Bovendien heeft de moeder tijdens de zitting heeft aangegeven dat zij graag naar een vrouwenopvang wil. Daar komt bij dat de kinderrechter het heel belangrijk vindt dat een heel jong kind als [naam kind01] zich kan blijven hechten aan zijn moeder. Er zijn geen zorgen over de interactie tussen de moeder en [naam kind01] . De kinderrechter zal daarom de (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing opheffen per 7 oktober 2022 en het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing voor het overige afwijzen. Wel stelt de kinderrechter daaraan de voorwaarde dat de moeder naar een vrouwenopvang gaat. Daar kan de moeder, maar vooral [naam kind01] , rust, reinheid en regelmaat worden geboden. Indien een verblijf bij de vrouwenopvang niet mogelijk is, zal de Raad of de GI een inschatting moeten maken of de moeder met [naam kind01] bij de vriendin of in de woning van de moeder kunnen verblijven.
De kinderrechter geeft aan de moeder mee dat het belangrijk is dat zij zich realiseert dat de situatie heel ernstig is. Het is van belang dat de moeder luistert naar de adviezen en meewerkt met de GI en eventuele (andere) hulpverleningsinstanties. [naam kind01] is pas vijf maanden oud en daarmee heel kwetsbaar en volledig afhankelijk van de mensen om hem heen.

De beslissing

De kinderrechter:
handhaaft de beslissing tot voorlopige ondertoezichtstelling van [naam kind01] ;
heft de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] op per 7 oktober 2022;
wijst het verzoek van de Raad ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing voor het overige af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2022 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.C. van der Knaap en mr. T.W. Veldhoen-Flier, als griffiers. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 24 oktober 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.